| |
| |
| |
Boekbespreking.
‘Helene Defraye’, door Hubert Lampo. Uitg. Manteau, Brussel. Ing. 60 Fr. Geb. 80 Fr.
Er werd de jongste maanden zoo'n gewag gemaakt over Lampo, dat we zijn roman met een niet alledaagsche nieuwsgierigheid verbeidden. Zouden we voor de zooveelste maal te doen hebben met iemand die door een bepaald kliekje werd ‘opgeblazen’ of zouden we ons wantrouwen moeten omzetten in vertrouwen? En laten we maar dadelijk bekennen dat we ons sceptiscisme voor goed dienen te wijzigen in sympathie. Lampo is ondanks zijn jeugdigen leeftijd reeds een voldragen auteur, een markante verschijning in onze Zuidnederlandsche literatuur. Niet dat we ‘Hélène Defraye’ als een roman zonder tekortkomingen beschouwen, maar het feit, dat Lampo een psycho-analytisch roman aandurfde en ons tot meditatie en innerlijke verrijking aanspoorde is voor ons, jongeren, meer dan gewoon verheugend.
Moesten we Lampo's roman toetsen aan de gebeurtenissen, die er in voorkomen, dan zouden we ons alles behalve geestdriftig moeten uitspreken, want het verhaal-zelf is tamelijk mager en hier en daar een tikje opzettelijk; maar de substantie ervan is zoo algemeen-menschelijk, zoo levensecht en -diep dat we Lampo eenvoudig-weg moeten geluk wenschen. Hélène Defraye, de dochter van een nijveraar uit den Antwerpschen polder, is assistente bij een chirurg, prof. Morée. Tusschen den prof, en de assistente ontstaat er een aardige verhouding, een sympathie en een vereering, die iets met liefde gemeen heeft; maar bij toeval ontmoet de assistente prof. Morée's zoon, in wien ze den vader liefkrijgt en den zoon, Herman, in den vader. Er ontstaat een innerlijke verscheurdheid, die Hélène alleen in zichzelf kan oplossen. ‘Eens moet men in elke gespletenheid kiezen, wil men er niet door vernietigd worden’ (blz. 128). ‘Ik ben vrouw, zegt ze tot zichzelf, ik ben vrij over het eigen lot te beschikken. Niet Joris Morée heb ik lief. Ik bewonder hem, hij betoovert me, zooals hij wellicht anderen betoovert. Zijn zoon is het, dien ik bemin, alleen zijn zoon’ (blz. 129). In een schrijven aan
| |
| |
zijn zoon bekent de prof.: ‘Ik besefte, dat ik haar beminde - dat bleef voorloopig een passief bewustzijn’ (blz. 173). Na een jarenlange breuk met zijn vrouw en ‘na de ontgoochelende ervaring met Vera, - een andere vrouw, die ik eveneens meende lief gehad te hebben -, beschouwde ik het als een nederlaag’ (blz. 173). Door de brieven, die Hélène van haar afgestorven moeder ontdekt, wordt haar de liefdesgeschiedenis onthuld van haar moeder en van haar moeder's vriendin, die prof. Morée huwde en waaruit hun zoon, Herman, werd geboren. De vrouw van prof. Morée sterft na zich met haar man verzoend te hebben. De oorlog breekt uit: Herman dient Hélène te verlaten en prof. Morée wordt gedood bij een luchtaanval. Vooraleer te sterven weet hij zijn zoon aan Hélène toe te vertrouwen en rustig den dood te aanvaarden. ‘Geloof me, dat is het schoonste van onze menschelijke roeping: anderen gelukkig te maken.’ (blz. 224).
Hubert Lampo is een auteur met een benijdenswaardige intelligentie. Zijn belezenheid komt hem wellicht daarbij meer ten goede dan ten kwade. En waar hij philosophische en biologische dialogen aandurft, weet hij nooit als een pedant maar als een gevoelig ingewijde als het ware zijn ideeën te proclameeren. Evenzoo zijn de blz. die hij aan het beluisteren van de muziek wijdt. Daarvoor moet hij over scherpe zintuigen beschikken en een niet minder gevoelig hart, dat door de wisselwerking met zijn geest van elke sentimentaliteit wordt gered. Lampo's roman is een roman van introspectie. Niemand van zijne helden komt tot rust vooraleer een innerlijken strijd te hebben gestreden en gelouterd te worden. Bij een oogenblikkelijke kennismaking doen zijn figuren zich als tamelijk brave Hendriken voor, maar na een dieper contact voelen we met geen passielooze maar met beheerschte en energieke menschen om te gaan. Allen zijn zoekers naar evenwicht en prominenten van schoon- en diepmenschelijkheid.
Hoe luttel ook de aanknoopingspunten zijn, toch kunnen we ons in ‘Hélène Defraye’ niet losrukken uit de atmosfeer van ‘Maria Danneels’. We hebben ons tegen dezen reflex verzet, maar altijd weer werden we herinnerd aan het polderlandschap en aan de intieme vrouwelijke roerselen, die door Roelants in ‘Maria Danneels’ werden beschreven. Ook Albert Van Hoogenbemt komt opduiken met het aanwenden van zijn brieven in
| |
| |
‘De Stille Man’. (Bij Van Hoogenbemt vindt de zoon de brieven van zijn vader en bij Lampo vindt de dochter de brieven van haar moeder). En wanneer we prof. Morée zien opereeren worden blz. van Cronin in ons opgeroepen. Lampo's stijl is zwaar en vaak schildert Lampo impressionistische tableaux. Soms is hij een weinig te stijf-burgerlijk en te aristocratisch. Slechts zelden kan men Lampo op een onjuistheid betrappen, ‘...sedert zijn intelligente handen het lancet in het vleesch dreven’ (blz. 67). Het slot van zijn roman is echter geforceerd door den doodelijk gekwetsten prof. Morée even correct en helder als vroeger, als voor een happy-end, te laten moraliseeren. Dit zijn evenwel bijzaken, die niet kunnen beletten dat Lampo met ‘Hélène Defraye’ onze Zuidnederlandsche romankunst heeft verrijkt.
R.B.
| |
‘Met vacantie aan zee’, door Paul de Rijck. Novelle, 84 blz., ingen. 30 Fr. Uitgegeven door ‘De Morderne Uitgeverij’, Hoogstraten. 1945.
Soms hebben wij ons afgevraagd waarom Paul de Rijck zijn ‘Conflicten’, die hij in 1937 onder pseudoniem Bart Vrijbos in ‘D.W. en B.’ liet verschijnen, sedertdien niet in boekvorm liet uitgeven? Deze novelle had op onze jeugd zoo'n indruk gemaakt omdat ze spontaan en eerlijk en vooral omdat ze modern en hartversterkend was geschreven. Nu wij, na acht jaar, ‘Conflicten’ onder den titel ‘Met Vacantie aan Zee’ hebben herlezen is deze voor een groot deel autobiographische novelle een van de weinige ‘jeugdfavories’, die ons niet hebben ontgoocheld. Deze novelle is ontroerend om haar eenvoud en bescheidenheid, om haar sobere, directe en vooral levende taal. Ze brengt ons niets buitensporigs, maar bevat een kijk op het gewone leven van de bourgeoisie op villegiatuur, een kijk die zóó scherp is dat hij personen ontmaskerd en karakters in hun klein-burgerlijkheid en bespottelijkheid typeert. ‘Met Vacantie aan Zee’ is een psychologische novelle. Nergens blijkt er een poging gedaan te zijn op psychologische effecten; de psychologie spreekt echter uit de kern en de naaktheid van de feiten-zelf. Hoe een student verliefd wordt op een studentin, hoe hun liefde echt is en gezond midden opzettelijkheid en bedrog, hoe ze hun jeugd beleven: (sentimenteel en oprecht) zoodat ze elkaar huwen en gelukkig zijn: oogenschijnlijk weinig belangrijks, maar
| |
| |
in den grond algemeen-menschelijk en dieper behandeld dan sommige pathetische en abnormale motieven. ‘Met Vacantie aan Zee’ is een stuk uit het echte leven en dààrom reeds heeft deze novelle alles voor op de geblaseerde en gemaniëreerde Literatuur. Om haar gezond en optimistisch karakter bevelen wij haar ook om ethische reden aan volksbibliotheken aan.
R.B.
| |
‘Het villatje op de heide’, door Johan van de Velde. Uitg. ‘Goudenregen’, Antwerpen. 14 blz. 6 Fr.
Wij moeten er om verheugd zijn dat de mannen van ‘Bibliogids’ het aandurfden novellen van jonge auteurs in een volksuitgave te verspreiden. Niet alleen worden de jongeren er door bekend, maar het feit dat ons volk, dat zich door kioskenlectuur laat verleiden, misschien voor degelijke lectuur kan gewonnen worden, stemt ons vooral sympathiek.
De reeks wordt geopend met een novelle van Johan van de Velde. Een kwezel, een vijftigjarige brouwer die huwt met een drie-en-twintigjarige die na een bevalling sterft, een zoon uit dit huwelijk geboren die door tante-kwezel wordt opgevoed en seminarist wordt. De seminarist verlaat echter het seminarie en huwt met een nicht van moeder's zijde. Humoristisch en hekelend opgevat, doch nergens aanstoot gevend, een satire die ons de gevolgen van een verkeerde opvoeding aantoont. Een dorpsch kort-verhaal zonder pretentie.
R.B.
| |
‘Balladen van villon’, door Bert Decorte. ‘De Spiegel’, nr 1. ‘Moderne Uitg.’, Hoogstraten.
Sedert Decorte's Germinal (1937) is van dezen veelbelovenden dichter niets meer verschenen, dat zijn vooruitgang langs den Parnassus kenmerken kan. De dichter-zelf kan dit niet spijtig vinden, daar hij beweert, toch maar een zondagsdichter te zijn; iemand die schrijft voor zijn plezier. Enfin, Decorte is verzot op de critiek nopens zijn werk - dit volgens de inleiding van zijn bundeltje -. Welnu, het is een geslaagde vertaling.
K. Dekandelaere.
| |
| |
| |
‘De semaphoor’, door Pierre H. Dubois. ‘De Spiegel’, nr 3.
Eeuwen zijn voorbij, andere komen. Wat niet van den mensch is, blijft. Alleen de mensch wil steeds wat anders. Dit ‘anders’ moet een oplossing zijn van datgene, wat hier op deze wereld steeds onopgelost zal blijven.
P.H. Dubois zoekt om oplossingen te brengen, en hij spreekt inderdaad soms onrustige woorden.
Met ‘De Semaphoor’ heeft ‘De Spiegel’ ons een bundeltje bezonken poëzie gebracht.
K. Dekandelaere.
| |
‘Van Maas tot Schelde’, door P.C. Boeren. Gedichten van Limburgsche en Noord-Brabantsche dichters uit de laatste twintig jaren. ‘De Moderne Uitgeverij’, Hoogstraten. 65,- Fr.
Anton van Duinkerken, Matthias Kemp, zijn beslist twee dichters van beteekenis, die in dezen bundel opgenomen zijn; wat niet zeggen wil, dat de anderen zoo maar zonder onderscheid beneden de middelmaat blijven. We vinden het alleen jammer dat de samensteller er aan gehouden heeft verzen op te nemen, die niet alleen allen litterairen smaak missen, maar ook verkeerde principes opnieuw mededeelen: Paul van de Waeter: ‘De nieuwe tijd treedt uit de poort van 't Oosten’, (sic!)
Ons besluit: Het is steeds moeilijk geweest gedichten met hartebloed geschreven te ontdekken. Samenstellers van bloemlezingen zijn aldus niet altijd de schuldigen voor wat ons soms meer pijn dan vreugde brengt.
K. Dekandelaere.
| |
‘Tondalus' visioen’, Naar het Gentsche handschrift niet inleiding, aanteekeningen en bibliographie, door Dr. M.T.W. Bellemans. ‘Klassieke Galerij’, nr 17. 18,- Fr. Uitg. ‘De Nederl. Boekh.’, Antw.
Het is een zeldzaam genot een werk in de oude Nederlandsche taal te kunnen lezen. ‘Tondalus' Visioen’ heeft ons genot gebracht, met het nog zeldzame geluk, een auteur aan te treffen, die ons werkelijk veel te zeggen heeft. Het ware verkeerd hier
| |
| |
stukken uit het heerlijke werk te citeeren om er den zeldzamen geest van naar voor te brengen. O zeker: alle en vaak de schoonste inbeeldingen kunnen misschien wel appelverkoopers zijn die... citroenen aanbieden, maar - o heerlijk bedrog! - dan zijn het citroenen, die om smaak en genot alle schoonste appelen voor de geeuwende zoetemondjes laten! De visioenen zijn zeker altijd visioenen, maar deze van Tondalus zijn nu eens van zoo een zeldzame waarde en grootheid, dat wij telkens onder het lezen aan de grootsten der aarde hebben gedacht en zelfs aan den H. Johannes en het Appocalypsis.
K. Dekandelaere.
| |
‘De gevangene der Korsaren’, door J. Spillmann, S.J. Uitgave: ‘Goede Pers’, Averbode. 1945. - 95 blz. Ingen.: 25,- Fr.
Het 21e boek van de jeugdreeks: ‘Uit verre Landen’ werd uit het Duitsch in degelijk Nederlandsch overgezet door M.A. Walschap-Theunissen. De ‘Goede Pers’ zorgde voor een aantrekkelijke uitgave. De heerlijke teekeningen zijn van Renaat Demoen. Het verhaal zelf is ontroerend en boeiend. Het gaat over de rooverstochten van de Tunesische zeeschuimers en hun slavenhandel in kristenen. We volgen in dit boek den lijdensweg van een dapperen jongen, die schitterend weerstaat aan de voorstellen van de Muzelmannen om zijn geloof af te zweren, spijts marteling en honger, tot hij eindelijk door een paar stoutmoedige vrienden geschaakt wordt, waarna hij terug zijn ouders vervoegt. Zeer geschikt voor de jeugd.
A.D.L.
|
|