Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 359]
| |
Doorheen het gansche tijdschrift buitelt een plezante studentikoze geest. Wat krabbels links, wat krabbels rechts. Een artikeltje over Erasmus naast een beschouwing over stenografie: ja... ‘Waarom?’... niet. Of de goede smaak hiermee gediend zal blijven, dat laten we aan de fijnproevers over. Verder sport-, film-, muziek-kronieken, een paar gedichten. In het tweede nummer (Juli) wordt gehandeld over Van Ostayen, Molière, Jazz en een paar kleine voor ‘elck wat wils’. We begrijpen het verlangen der studenten om ook eens wat te vertellen, maar laten ze dan, in hun eigen voordeel, met iets degelijks uitpakken. We begrijpen eveneens dat ze geen litteraire pretenties voeden (het ware wat al te pedant), maar artikels zonder diepgang op papier flansen schijnt ons toch wat kwistig, vooral in deze tijden van papierschaarschte. We vatten niet in het minst de behoefte en het waarom waaraan ‘Waarom?’ beantwoorden moest.
R.L. | |
‘Nieuw gewas’, Algemeen tijdschrift voor Literatuur, Kunst en Wetenschap.Nummer 1 (April) - De redactie streeft naar algemeen kultureele expansie. In dit nummer vraagt L. Sourie de aandacht voor de zuivere poëzie van Firmin Van Hecke. Met het artikel van Dr. Paul de Ryck (Beschouwingen bij de vele litteraire tijdschriften na de Bevrijding) kunnen we ons echter niet volledig eens verklaren. Waar hij zegt, dat de jongeren ‘te braaf’ en ‘te tradionalistisch’ zijn, vragen we ons af of de jongeren na al de ontgoochelingen van de extremistische | |
[pagina 360]
| |
‘ismen’ soms niet best doen met hun poëzie van bezinning, zonder ‘vuurwerk’ en geforceerde pretentie. ‘Nieuw Gewas’ brengt eveneens een paar interessante bijdragen over muziek, plastische kunst, volkskunde, e.d. Het doet ons genoegen dat dit tijdschrift ook wil streven naar een dieperen inhoud, naar gedachte in de literatuur en breken wil met al het vorm-gedoe. Verder bevredigende gedichten. Nummer 2 (Juni-Juli) - Frans Van Daele brengt ons een overzichtelijk beeld van de jongste dichtersgeneratie, terwijl Trudo Hoewaer een pleidooi publiceert voor de heropvoeding van het modern Vlaamsch tooneel. We citeeren een goed gedicht van Remi De Cnodder, John Hermans en een typisch vrouwelijk vers van Angele Mertens. ‘Nieuw Gewas’ is een tijdschrift dat aandacht verdient.
R.L. | |
‘Kleine suite in mineur voor geertje’, door Paul de Ryck. Uitgave ‘De Spiegel’. Nummer 2.De Ryck bereikt met zijn poëzie geen duizelingwekkende hoogte, doch stijgen doet hij wel. Gevoelsdichter als hij is bracht hij ons in dit klein bundeltje de bevestiging van zijn specifieke poëzie. Hoewel we niet heel en al het standpunt van de Ryck over literatuur en poëzie kunnen deelen, moeten we toch erkennen, dat zijn innige verzen, op familie-themata, eerlijke en oprechte zegging zijn die ons in de spontaneïteit van de gevoelsuitspraak het geweldig leed van den dichter hebben doen aanvoelen. Dit bundeltje, opgedragen aan een overleden zoontje, vinden we het best geslaagd poëtisch oeuvre van de Ryck.
R.L. |
|