Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
En plots gaan we toch eens begrijpen
hoe traag maar vast wordt ondermijnd
de burcht die oninneembaar schijnt;
Zie hoe de ettering reeds zit te rijpen.
Nu komt het toch nog dat we schreien
heel vaak en onbewust om al wat ging.
Er ligt zo'n wee op elke dag; op ieder ding
Het menselik hart is traag aan medelijen.
We zeggen klein ‘adieu’ en onze blikken
gaan traag beschaamd toe naar de grond.
Maar hoe een rilling trekt om onze mond
weet slechts ons hart, dat zit te snikken.
Jan Meirhaeghe.
|
|