Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] De verloren dochter. Thans is de schemering haar dubbellief. Reeds stak men al de lampen in de straten aan. Zij heeft haar licht opzichtig kleedje aangedaan, met lachende oogen lokt zij haar gerief. Een trage man schuift aarzlend langs den muur. Een teere glimlach bloeit gewild om haren mond en wijl hij staat, heeft zij hem reeds geheel doorgrond. Haar oogen zijn als een bedwelmend vuur. Maar als zij 's morgens in haar spiegel schouwt en ziet, ontdaan van smink, haar eigen ik, voelt ze in haar beenen 't stijgen van een wilden schrik. Werd ze in een enkel jaar wellicht een oude vrouw? Heeft zij als de andre menschen nog een ziel? Ach! snikkend, biddend valt zij voor een kruis geknield. En in het bliksmen van één oogenblik sluit zij haar deur én gaat én ziet niet om, maar zegt met warme stem: ‘Mijn Moederlief ik kom’. Albert de Longie. Vorige Volgende