| |
| |
| |
Boekbespreking.
‘Van scheepsrampen en schipbreukelingen’, door M. Schiltz. Geautoriseerde vertaling uit 't Fransch door J. Van Thillo. Uitgeversmaatschappij N.V. Standaard Boekhandel. (65 fr.)
Keurige uitgave van een reeks verhalen, die den lezer een beteren kijk op het harde, onverschrokken zeemansleven geven. Verhalen, wars van alle romantiek, die door hun onopgesmukten eenvoud het ware karakter van onze zeelieden typeeren, zooals wij het te weinig kennen: moedig, plichtbewust, heldhaftig bereid tot hulpbetoon en redding met gevaar voor eigen leven, zonder alles aan de groote klok te hangen. Alsof dat voor hen iets vanzelfsprekend is. Verhalen, die met de zakelijke soberheid van het scheepsjournaal, een heele, ongekende wereld van tragiek, van heldhaftigheid aan het daglicht brengen.
C. Cusse.
| |
‘De lof der zotheid’, door Desiderius Erasmus. Vertaald door Dr. J.B. Kan. Uitg. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. 1945. Ingen. 30,- fr.
Door de zorgen van ‘De Nederlandsche Boekhandel’ werd ons opnieuw een vertaling van D. Erasmus' ‘Moriae Encomium’, De Lof der Zotheid, bezorgd. Een dergelijk initiatief om degelijk klassiek werk, in een goedkoope uitgave, tot het groote lezerspubliek te brengen, verdient dan ook een ruime waardeering en belangstelling.
Het werk werd in een vlot Nederlandsch vertaald door J.B. Kan (jammer nochtans dat een paar ontsierende zet- en taalfouten in het werkje zijn binnengeslopen).
Het boek werd van korte, maar flinke ophelderingen voorzien door Dr. A.H. Kan.
In dit paradoxaal betoog wil Erasmus (1466-1536) wereld en menschen, in naam der Zotheid, aan de kaak stellen. Door de vereering op te roepen voor de slungelachtige garve ondeugden der menschen slaagt hij erin ze in hun volledige naaktheid en afschuwelijkheid belachelijk te maken.
Het zou wel een niet onaardige poging zijn om eens onze huidige wereld met haar hedendaagsche farizeesche scribenten en soortgenooten aan dit werk te toetsen.
Het is spijtig dat een zoo hoogstaand litterair werk niet keuriger (maar dan tegen denzelfden prijs) kon uitgegeven worden.
R.L.
| |
| |
| |
‘De vertroosting der wijsbegeerte’, door A.M.S. Boethius. Uit het latijn vertaald en ingeleid door J.W. Schotman. Uitg. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. 1945. Ingen. 30,- fr.
Door dezelfde uitgeverij werd eveneens de diepe, beschouwende philosophie van Boëthius tot het Nederlandsch-lezend publiek gebracht. Reeds in 1485 werd de ‘Consolatione philosophiae’ voor het eerst in het Nederlandsch vertaald, zoodat de Nederl. Boekh. hiermede de bevestiging bracht van een eeuwenlange traditie.
Het werk van Boëthius, dat we in deze recensie, door plaatsgebrek, niet kunnen ontleden, was in de Middeleeuwen van een primordiale beteekenis. Niet alleen bracht het de wijsbegeerte der Oudheid, voornamelijk de leer van Plato, Aristoteles, Ptolomaeus, e.a., tot de christen philosophen, maar tevens was het, naast het werk van Augustinus, Meester Eckehart, van Ruusbroec, e.d., van een fundamenteele waarde voor de geboorte van de scholastieke wijsbegeerte. Deze beschouwingen, ironisch vertroostingen genoemd, zullen zeker vele lezers aangename, maar dikwijls pijnlijke uren van introspectie en zelfontleding bezorgen. We hopen, dat het voor velen een vertroosting worden mag.
Het is nochtans te betreuren, dat niet meer aandacht aan de uitgave van deze klassieke literatuur werd besteed. Niet alleen werden een paar bladzijden verkeerdelijk ingenaaid, maar hier en daar heeft het zetduiveltje een verdacht loopje genomen met de goede orde, en zulks in strijd met de niet te tornen logica van den substantieelen inhoud.
R.L.
| |
‘Het gelag bij Trimalchio’, door Petronius. Uit het Latijn vertaald door Paul van de Woestijne. Uitg. ‘Klassieke Galerij’, ‘De Nederlandsche Boekhandel’, Antwerpen. 88 blz. 15,- Fr.
Wij zijn er blij om dat ook iets van Petronius in het Nederlandsch werd vertaald. Trouwens, als jongeren hoeven wij ons niet te steunen op onze onmiddellijke voorgangers, want als wij iets (en zeker nog veel!) te leeren hebben is het vooral bij de classieken. En thans bracht ons Paul van de Woestijne een sappige vertolking van ‘Het gelag bij Trimalchio’. Alleen reeds als tijdsdocument is deze satire het lezen waard, maar bovendien is haar substantie zoo algemeen en diep dat ‘Het gelag bij Trimalchio’ actueel is gebleven. Trimalchio is de personificatie van de verwaandheid en de daarmee-gepaardgaande domheid, de zinnelijkheid en de eveneens daarmee-gepaardgaande verkwisting.
| |
| |
Petronius beschreef een gelag, of liever een Bacchus-feest, als een objectief toeschouwer. Niets meer dan feiten. Hij wist zich te onthouden van elke opgedrongen afkeuring om deze door de feiten-zelf te doen spreken. Bij deze lectuur worden wij herinnerd aan de rake en droog-humoristische typeeringswijze van Gogol. Een brok moraal zonder vernis en zonder appendice. Deze uitgave werd jammerlijk ontsierd door talrijke spelfouten, nml.: deze die (blz. 10), andere (personen!) blz. 15, dienen hemel (onderwerp!) blz. 25, den wijn (blz. 29), enz. Van een figuur als Paul van de Woestijne hadden wij dit in géén geval verwacht!
R.B.
| |
‘Onze begijntjes’ (Hun naam, hun leven), door L.J.M. Philippen, pr. Uitg. ‘De Seizoenenreeks’, nr 54. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. 120 blz. 15,- Fr.
De auteur geeft in het eerste deel een studie over het ontstaan van de benaming ‘begijn’. Deze studie is zeer uitgebreid en wijst op een diepe navorsching. Nochtans valt de auteur af en toe in herhaling, zoodat het eerste deel soms langdradig aandoet. Het tweede deel, dat het leven van de begijnen behandelt, is beter geslaagd en geeft een grondig overzicht van het leven van de begijnen door de eeuwen heen. Voor den gewonen lezer zal het ensemble wel wat te zwaar zijn: dit werkje kan dan ook niet beschouwd worden als vulgarisatielectuur. De liefhebber en vorscher in de geschiedenis en de folklore zal zich evenwel voldaan voelen door deze degelijke en goed geschreven lectuur. Voor dezen dan ook zeer aanbevolen.
K.v.E.
| |
‘Het roofnest’, door W.F. Malunsky (32 blz.). Uitg. J. Jourand, Voorspoedstraat, 40. Sint-Jans-Molenbeek.
Behandeling van de economische kwesties die aan de basis liggen van de ellende die wij in dezen tijd doormaakten. De auteur geeft een overzicht van de exportartikelen der Europeesche landen op zoek naar een afzetgebied, den concurrentiestrijd die ontstond tusschen de volkeren door het optrekken der tolmuren. Schrijver ontwerpt een systeem van transactie tusschen verscheidene landen, systeem dat goed overwogen werd en de aandacht verdient.
K.v.E.
| |
| |
| |
‘Onze kleintjes beneden de 6 jaar’, door Leo Roels. Uitgave: Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen. 1944. 100 blz. Geb.: 15,- fr.
Nr 51 van ‘De Seizoenen’ publiceert enkele zeer interessante beschouwingen en wenken voor onze ouders. In een vlotte taal wordt achtereenvolgens gehandeld over erfelijkheid, lichamelijke-, verstandelijke- en zedelijke ontwikkeling: borstvoeding, gehoorzaamheid, liegen, belooning en straf, wiegen, duimzuigen, kuischheid, bedwateren, linkschhandigheid, eten, taalgroei, speelgoed, godsdienstige opleiding en tot slot de veel omstreden waarheid, dat er geen mooier geschenk voor een kind bestaat dan een broertje of een zusje. Dhr. Roels heeft er goed aan gedaan dit boekje ten bate van onze Vlaamsche ouders te schrijven. Mocht het veel gelezen worden.
A.D.L.
| |
‘Een roode en een witte roos’, door A. Huonder, S.J. Uitgave: ‘Goede Pers’, Averbode. 1945. 100 blz. Ingen.: 25,- fr.
Twee mooie missieverhalen in een goede vertaling van Cato Van Mechelen. Uiterst geschikt voor de jeugd. Aanbevolen.
A.D.L.
| |
‘De twee scheepsjongens’, door J. Spillmann, S.J. Uitgave: ‘Goede Pers’, Averbode. 1945. 110 blz. Ingen.: 25,- fr.
Nr 24 in de reeks ‘Uit verre Landen’ is weder een degelijk jeugdboek, flink uitgegeven en voorzien van een kunstige omslagteekening en vele tekstillustraties van Demoen Renaat, wiens werk wij reeds dikwijls in deze rubriek mochten prijzen. Ditmaal heeft pater Spillmann het over de verbanning van 155 geestelijken naar Cayenne, tijdens de beruchte Fransche revolutie. De fantastische en avontuurlijke Spillmann kende er iets van om zijn verhalen uiterst boeiend op te bouwen, terwijl hij, evenals J. Verne, steeds een zekere leerstof verwerkt, die niet alleen jonge snaken nieuwsgierig zullen verslinden, want juist hierdoor worden zijn boeken ook voor oudere lieden lezenswaard. Dat hij de oeroude motieven van diep geloof, waren heldenmoed, franke rechtschapenheid en kristelijke naastenliefde aanslaat, doch telkens op een nieuwe frissche wijze, doet ons groot genoegen. In zijn boeken geen spoor van mooidoenerij, geen opscheppen met
| |
| |
geleerdheid, integendeel steeds aangepast aan de mentaliteit van het onbedorven kind, terwijl er op heden zooveel voor de jeugd verschijnt, offerend aan den tijdgeest. Hoe vaak wordt het kind niet voorgesteld als een eeuwige kwapoets, in feite een caricatuur van een kind en tevens een anti-psychologisch opzet, en dan die geleerde pedanterie alsof zij schrijven voor groote menschen in zakformaat, voor miniatuuruniversitairen. Met Spillmann houdt Averbode het bij het oude, het beproefde, dat met succes den tijd doorstond. De ‘Uit verre Landen-boeken’ zijn roerend, boeiend en vermooien hart en geest van de jeugd.
A.D.L.
|
|