gansch alleen... Ik fluister: sterven... Meteen is het, of een onzichtbare hand mij zacht op den schouder klopt. Ik zucht diep en tuur weer over een braakliggenden Polder. De malve horizont is mooi... mooi... De witgekalkte hoeven hurken ten gronde. De weiden liggen zwart-groen, en de akkers braak en bruin. Het is zoo stil, zoo heilig stille,... overal. De hemel is schoon: goudomrande wolken hangen bladstille, en dieper naar de kimme toe, is het blauw, donker blauw, bijna paars. Alles is zoo mooi, en de wind waait zoo lijzig over de velden. - Ik voel weer de wind door mijn haar waaien. Een koude rilling doet mij huiveren. Mijn voeten zijn ijskoud, en ik heb honger,... honger... Ik trek den kraag van mijn jas op en: waar naar toe? - Ik weet het niet; ik... weet het... niet...
Toen was het of ik al met eens uit een diepen slaap werd gewekt.
Waarom stond ik hier, midden de velden, op een verlaten grintweg? Wat was de oorzaak van mijn neerslachtigheid?
Waarom verlangde ik daareven te sterven? Ik, die altijd alle vrees en lauwheid heb verafschuwd. - Omdat alles mij zoo nutteloos scheen? Omdat de menschen vaak ellendige en vervelende wezens zijn? En ik dan? Kwam ik hier vrede en rust zoeken? En zou ik deze hier, midden de velden en ver van de menschen vinden?...
Ik herinnerde mij plots de woorden van Christus: ‘Hebt elkander lief, zooals ik U heb liefgehad’. - Het scheen mij, of iets onzichtbaars alle onbehaaglijkheid uit mij weg nam. Alles werd mij weer schoon en licht als vroeger; als gisteren nog.
Nu wist ik al met eens, dat ik in de door mij zelf gespannen strikken was geloopen. Ik was een speelbal geweest op de zee van mijn menschelijke gevoelens.
Spontaan glimlachend, mij zeldzaam gelukkig voelend, bekeek ik het donkergeworden firmament. De heldere sikkelmaan stond vredig aan den hemel, en enkele twinkelende sterren blonken als verre lampen.
Toen kon ik niet anders, dan inwendig jubelen, om den vrede en de rust, die ik hier zoo plots terugvond! - Had ik dit nu te danken aan de velden en braakliggende akkers? Hadden de Vredige sikkelmaan en twinkelende sterren mij dit geluk