Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] De gedachte. Gij zijt mij nieuw, die mij nooit oud kondt wezen, Gij golvend, barend lichaam van 't Gedacht, In eind'loos langen zuchtensstond verwacht En toen plots in een afscheidstraan verrezen. Gij warme rijmen van mijn koelhard wezen In 't sluim'rend aadmen van een vreemden nacht, Die om mijn al te groote bitt'rheid lacht En zelfs mijn Al-haat treurig hebt geprezen. O! koele, klare kloppen van mijn brein, Dat elk woord reint en hakt in blanke brikken Met rood doorvlamd van 't heerlijk eenzaam snikken, Omdat ZIJ ging. Ja, toen begon te zijn Mijn geest, die riep, dààr waar mijn hart moest zwijgen En 't antwoord kwam in vlammend opwaartsch stijgen. Robert J. de Namur. Vorige Volgende