Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Aan mijn vader. Reeds zijn veel jaren heen dat gij mij hebt verlaten. 't was op een zon'gen dag dat ik U d'oogen sloot. Er heerschte veel rumoer, gewemel in de straten. Maar in die kille koude kamer zwierf de dood. Uw handen lagen stil en blank op 't witte laken, en hielden in een laatsten druk mijn hand omklemd. Uw oogen staarden dof en ijl wijl langs uw kaken twee groote tranen liepen tot op het doodenhemd. Nog eenmaal zocht uw oog voor 't laatst mijn beeld te vangen Als wildet gij dat beeld meedragen in uw graf. Ik voelde zilte tranen loopen langs mijn wangen, Toen scheiddet gij van mij en brak uw leven af. Nu zijn veel jaren heen en toch nog, o mijn vader, zie ik uw beeld steeds immer klaarder voor mijn geest. Het lijkt mij soms wel toe dat ik U dichter nader, wijl in mijn hart nog brandt die wond die nooit geneest. K. van Eckerghem. Vorige Volgende