| |
Boekbespreking.
Winston Spencer Churchill door Gust De Muynck. Uitg. Manteau, Brussel. 288 blz.; genaaid: 80 frank.
Er zijn weinig Vlamingen die het aandurven - of liever die het aankunnen - ons de biographie van een staatsman te bezorgen. Dit valt best te begrijpen. Zijn wij niet eerder een volk van dichters dan van politiekers? En wat hebben wij tenslotte in deze wereldgebeurtenissen mede te praten? En nochtans, is het mogelijk zich van deze conflicten, die door tegenstrijdige levensbeschouwingen werden veroorzaakt, afzijdig te houden? Wij meenen het niet, wij zijn mensch. En mensch zijn beteekent: leven met lichaam en ziel, zich inlaten met de problemen van zichzelf en van dezen tijd. Wie alleen in zichzelf schouwt staart zich stilaan blind, al zoekt hij ook wat wij allen zoeken: het leven, den mensch, de gemeenschap, de liefde, de Godheid. En daarom houden we niet van een inhoudlooze Literatuur met een sierlijke L. Zonder moreelen grondslag, zonder levensbeschouwing - hoe verkeerd ze ook in haar oprechtheid zij - heeft niets in deze wereld zin. Zoo dikwijls zongen wij - als knaap heilig overtuigd van het tegenovergestelde! - ‘Wij reizen om te leeren’, maar hoe vaak vragen wij ons nu af: ‘Leven wij om te leeren en leeren wij om te leven?’
Dit zij dan een korte en een oogenschijnlijke afdwalende inleiding voor de bespreking van Gust De Muynck's ‘Winston Spencer Churchill’. En omdat wij weten wat wij aan Churchill hebben is hij een nadere en zeker een diepere kennismaking waard. Gust De Muynck's boek samenvatten willen wij niet,
| |
| |
daarom is het te interessant, wij willen slechts aanraden deze bibliographie te beginnen lezen. En men zal ze tot het einde toe willen lezen. Denken wij vooral niet met propaganda-materiaal kennis te zulen maken. Gust De Muynck is eerlijk geweest, objectief en toch subjectief (in de beteekenis van persoonlijk!). ‘Ik beschouwde hem (Churchill) als een militarist en een reactionnair, omdat hij in de Russische revolutie aan de zijde van de contra-revolutionnaire generaals stond en hij nooit een gelegenheid liet voorbijgaan om het socialisme of het communisme aan te vallen met een felheid die mijn eigen reactie fel maakte.’ (blz. 9)
‘Maar ik begin in Churchill den realist te waardeeren. Men kan er niet omheen: hij heeft een magnetiseerende persoonlijheid die des te sterker werkt naarmate het duidelijk wordt dat zijn strijd tegen het nazisme werkelijk gedragen is door een diepgewortelde democratische wereldbeschouwing.’ (blz. 9-10) Gust De Muynck vermocht Churchill te typeeren - zijn deugden en ôôk zijn tekortkomingen - zijn boek werd geen brave Hendriken-literatuur. Slechts door iemand met schranderheid en visie en jarenlange vertrouwdheid met de politiek kon er van Churchill's biographie zooveel klaarte uitstralen zooals dit met Gust De Muynck's poging het geval was. Gust De Muynck kan daarbij knap en boeiend schrijven als een benijdenswaardig romancier: zakelijk en treffend. ‘Toen Gravile Principe op 28 Juni 1914 den Oostenrijkschen troonopvolger te Serajevo neerknalde, dacht hij niet aan den ondergang van de Romanoffs. Hij was een enge, bekrompen nationalist - zooals alle nationalisten’. Daar hebben we nog wat anders aan dan aan elk melodieus fabrikaatje!
R.B.
| |
‘De rat’ door Joost van den Berckhoudt. Uitg. ‘De Sleutel’, Turnhout. Geb. 224 blz.
Veel zaaks gebeurt er niet in ‘De Rat’ en toch laat deze kleine roman ons niet onverschillig. De conflicten, die er zich in afspelen, zijn van meer inwendigen dan van uitwendigen aard. Slechts drie personages treden op het voorplan. We moeten ons afvragen of Joost van den Berckhoudt zijn figuren vermocht te belichamen. En inderdaad, hij wist ze psychologisch
| |
| |
te verantwoorden, ons vertrouwd te maken met hun milieu en hun mentaliteit. De toestanden zijn typisch Hollandsch en toch algemeen-menschelijk. ‘De Rat’ is het relaas van een mislukt huwelijk. Een man, die van weinig sexueele maar van des te meer intellectueele affecties blijk geeft, en een vrouw, die van nieuwe rijken afstamt en door ze werd verwend, maken Vondels vers. ‘Waar werd oprechter trouw...’ eerder tot een satire dan tot een lofzang. Het geval is echter te deerniswekkend om er mee te spotten. Gelukkig, dit geval werd door een Noordnederlander behandeld, want de meeste Vlamingen zouden het thema misschien met een zekere tranerigheid verbrodden. Joost van den Berkhoudt heeft zich zakelijk van zijn taak gekweten. En juist hierdoor wist hij zooveel te bereiken. Hij onthoudt zich oogenschijnlijk van elke misprijzende reactie, zijn levensopvatting, die een harmonieus huwelijk huldigt, spreekt van uit zijn onderbewustzijn, zoodat hij zijn roman, als toeschouwer en terzelfdertijd als betrokkene, als een brok uit het werkelijke leven wist om te scheppen. In zijn soberheid en strakke gespannenheid is ‘De Rat’ een beheerschte aanklacht tegen de bourgeoisie, een brok nuchtere moraal. Het mevrouwtje, aan mooidoenerij en passie onderhevig, wordt het slachtoffer van haar kwade neigingen en verkeerde opvoeding; meneer, die in het huwelijk vriendschap, genegenheid en geestesverwantschap zoekt, ontdekt tenslotte de liefde in een jonge weduwe; de meid, een physionomisch misbaksel, die slechts van haar dieren en haar meester genegenheid ontvangt, weet zich voor ze op te offeren en zelfs voor een door haar getemde rat haar mevrouwtje doodelijk neer te slaan. ‘De Rat’, die ons soms aan ‘Een spook op zolder’ van Marcel Matthijs herinnert en die van een ietwat artificieel slot getuigt, is geen revelatie; hij is evenwel een knap geschreven en een van intelligentie en moraal blijk gevende roman.
R.B.
| |
‘De zware weg’ door A.M. De Jong. Uitg. ‘De Sleutel’, Turnhout. Geb. 80 fr., 484 blz.
Een roman van circa 500 blz., die niet oppervlakkig is en onze aandacht systematisch verhevigt, treffen we zelden in onze literatuur aan. Lijvige en terzelfdertijd goede romans moeten
| |
| |
we bij uitstek zoeken bij de Skandinaviërs en bij de Russen. En onder onze jonge Vlaamsche romanciers heeft André Demedts met zijn roman ‘Het heeft geen belang’ ons een verrassing bezorgd. Om een lange roman te schrijven moet men over enorme stof beschikken ofwel moet men détailleeren, beschrijven en afwijken, zoodat de spanning en de draad van het verhaal worden gebroken. ‘De Zware Weg’, van A.M. De Jong, was ook een lange weg: Een voor den lezer om zijn gerokkenheid een lastige weg. Dit komt wellicht omdat we rapper leven dan onze ouders en grootouders, maar anderzijds grijpen we meer naar de kern dan naar het gepraat en de omschijving. Het ware verkeerd te beweren dat ‘De Zware Weg’, van conflicten, die onze aandacht verdienen, gespeend blijft, maar A.M. De Jong, wist zoo uit te spinnen, zoo breedvoerig te omschrijven, zoo doodbedaard te praten dat we zijn ideeën liever in een formule zouden samengebald weten. Gebrek aan ideeën mogen we A.M. De Jong's posthume roman niet verwijten; integendeel, de auteur spreekt zich tegenover het leven in Noord-Brabant zeer subjectief en zeer tendentieus uit. ‘De Zware Weg’ is immers een heimatroman, maar de personages beperken zich niet bij een bourgeois-leventje, ze voelen zich in religieuze, sociale en algemeen-menschelijke problemen betrokken. Twee broers treden op het voorplan, Jules en Bart, respectievelijk de verpersoonlijking van het individualisme en het socialisme. Jules is een eenzame, schuchtere jonggezel, die door zijn oprechtheid het slachtoffer wordt van een laag-menschelijk pastoor, te sentimenteel en te edel van hart om tot een tegenoffensief over te gaan, een weg-droomer bij een onuitgesproken jeugdliefde, die tenslotte na een noodlottig huwelijk door een begrijpend pastoor wordt gesterkt. Zijn broeder, Bart, onderwijzer en vurig socialist, vindt echter het geluk in een vrouw-kameraad en in zijn strijd
voor sociale rechtvaardigheid. A.M. De Jong, maakte ook gebruik om het ruwe leven van stroopers en kleinzielige dorpers op een voortreffelijke manier te schilderen. Het gevecht tusschen Geert, den strooper, en Frans, den smid, is een psychologische en aangrijpende uitbeelding. A.M. De Jong, heeft groote gaven, maar ook groote gebreken. Stylistisch is hij knap, hij heeft ideeën en vertellersgaven, maar soms is hij oppervlakkig, praatziek en opvallend temperamentloos. Eenigszins sentimenteele en weinig koortsige naturen zullen ‘De Zwarte Weg’ nochtans gaarne lezen; om de rake typeering van de Noord-Brabantsche zeden en de sociale toestanden aldaar is hij het ook waard.
R.B.
| |
| |
| |
‘Donkere stroomen’. door Ch. Nordhoff en J. Norman Hall. Uitgeverij ‘De Sleutel’ - Turnhout. - 313 bl. - Gebonden: 88 frank.
‘Donkere Stroomen’ is de titel van een tragisch diepmenschelijk verhaal. De schrijvers, Ch. Nordhoff en J.N. Hall, die in ons land reeds een gunstigen naam verwierven met hun avonturenroman ‘De Mannen van de Bounty’, schonken ons met dit werk geen banale exotische roman. De auteurs verplaatsen ons naar de zonnige eilandjes van de Stille Zuidzee en inhet bijzonder naar het sprookjesachtige Tahiti. In dit romantisch milieu beleven we een ontroerend liefdedrama.
Alan Hardie, zoon van een Engelsch generaal, verliefd op Naia, dochter van de inlandsche Mauri. Ze trouwen in het geheim. Alan wordt blind. Bij een poging om voor hem genezende kruiden te bemachtigen stort Naia in den afgrond. Voor Alan heeft het leven geen zin meer en hij pleegt zelfmoord. Er is echter een kind, dat door Alan's hardvochtigen vader om zijn inlandsch bloed geweigerd wordt. In een vlaag van woede bekent Mauri, dat Naia de dochter was van Engelsche vrienden.
Dit is de simplistische inhoud van deze bittere tragedie. Doch rond die kern zijn andere conflicten verweven, die het verhaal op een hooger plan verheffen, spannender, maar ook meer bitter maken. Doorheen die hartverscheurende treurige atmosfeer voelen we stilaan het noodlot naar een climax reiken, climax die uitmondt in een drukkende mistroostigheid. Doch naast de weemoedige vindt men ook luchtige, spannende, ja zelfs geestige bladzijden. In dit verband verwijzen we naar de heerlijke idyllische liefdetooneeltjes van Naia en Alan, naar de adembenemende beschrijving van een storm op de Stille Zuidzee, waar de monsterachtige natuurtormenten in dolle woede op de menschen losbarsten en naar de ironische, drooghumoristische beschrijving van een rit in een autobus.
Benevens de psychologische uitdieping van de twee hoofdpersonages typeeren de schrijvers ook een tweetal bijpersonen: de edelmoedige, sterk gevoelige en sympathieke oude grootvader Raitua schijnt ons veruit het schoonste figuur uit dit werk - scherp contrasteerend met die altruïstische grootvaders- | |
| |
liefde huiveren we voor den jaloerschen, blinden hartstocht van Mauri voor haar pleegdochter. Deze twee inlandsche menschen werden door de auteurs op meesterlijke wijze uitgebeeld.
Verder willen we nog op iets drukkends wijzen, en wel het Tahitiaansch naïef bijgeloof, wortelend in een vereering van de natuurelementen, dat doorheen het gansche boek zindert en er een sterk melancholischen exotischen klank aan verleent.
Deze roman werd in een vlot Nederlandsch vertaald. Spijtig, dat een paar storende taalfouten in den tekst zijn binnengeslopen.
Het geheel: een stevig gebouwd werk, dat we aan onze lezers graag aanbevelen. Geen roman met zeer hoogstaande litteraire pretentie's, maar een boek van pijnlijke diepmenschelijkheid.
R.L.
| |
‘Vlaamsche dichters bidden’. Samengesteld door Leo Simoens. Uitg. ‘De Kinkhoren’, Brugge. - 1944 (140 blz.)
‘Vlaamsche dichters bidden’, is een werkje dat op zijn tijd komt. We kunnen anders niet, dan bitter instemmen met den samensteller, die, terecht in zijn verantwoording zegt: ‘Aanleiding tot deze uitgave was de meening, dat het huidige Vlaanderen afvallig wordt van zijn verankerd geloof, m.a.w. het niet meer of althans minder bidt’.
Inderdaad. Ons volk heeft - naast veel andere volkeren - groote gaven verwaarloosd: de gave van godsvrucht; van vreeze, van sterkte, van wijsheid. Verwaarloosd is gelukkig niet verloren. Er blijft hoop op herstel. ‘Vlaamsche dichters bidden’ is een poging daartoe. - Het eventueel resultaat? - Spijst men wel hongerigen met onvoldoende of te zwak voedsel?
Vele verzen in dezen bundel opgenomen dragen den alouden, duisteren stempel van dichterlijk egoïsme, al zijn het dan ook gebeden van Vlaamsche dichters. - O zeker: het is altijd heerlijk menschen te ontmoeten die nog voor persoonlijke nooden met vertrouwen bidden kunnen. Maar die heerlijkheid zou tot een aanstekelijken ijver overslaan, en tot een offergeest groeien, konden wij menschen ontmoeten, die, naar het voor- | |
| |
beeld van den Verlosser, bidden uit naastenliefde; zich zelf offerend om anderen.
Aldus zou grootmenschelijk gebeden worden.
Mogen wij zulks niet verlangen van dichters? Leerden wij altijd, dat dichters cultuurvormers zijn bij uitstek? En waaruit groeit ware cultuur anders, dan uit christelijke naastenliefde?
Slechts een paar gedichten zijn waarlijk gedragen door een edel gemeenschapsgevoelen, dit, wat zoo vele dichters tot levende wegwijzers of noodhavens zou kunnen omvormen.
Alleen de dichter Moens heeft ons weer eens doen huiveren. Leest en herleest zijn prachtig, apostolisch gedicht: ‘Laat mij mijn ziel dragen’.
‘Vlaamsche dichters bidden’, is anderszins een werkje, dat, smaakvol uitgegeven, aan de ware poëzieliefhebbers zeker zal voldoen.
K. Dekandelaere.
| |
‘Loekie Hoogwaard’. door Marianne Jurgens. Band- en omslagteekening van E. Hermans, Uitg.: Antwerpen, ‘De Sleutel’, 1944. 240 blz. (20 × 15). Geb.: 78 frank.
Een mooi uitgegeven boek voor meisjes boven de zeventien jaar, in katholieken zin en uiterst prettig geschreven. De taal is zuiver; de stijl zwierig en vlot. M. Jurgens beschikt over een flinke dosis fantasie en weet elke handeling psychologisch te verantwoorden, zoodat het verhaal tot het einde toe blijft boeien. Loekie werd een zeer sympathieke meisjesfiguur, ook Simone, bezadigd en ernstig, in tegenstelling met haar jongere zuster. Voor de vroolijke Loekie stemt ons hart, voor de bezorgde Simone ons verstand, en voor de liefhebbende, voorzichtige moeder hoofd en hart. En deze drie vrouwen gaan elk op hun eigen wijze naar hun bestemming. Loekie huwt een sportieven jongeman; Simone krijgt eindelijk haar Jan, tot groote voldoening van moeder Hoogwaard. Dit alles maakt ‘Loekie Hoogwaard’ tot een der heerlijkste meisjesboeken, die wij gedurende het verloopen jaar mochten lezen.
A.D.L.
| |
| |
| |
‘Als druppel dauw’. door Frans Verachtert, tweede druk, N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen. 1944. - 195 blz.; geb. 48 fr.
Het hoeft ons niet te verwonderen dat deze verhalen reeds een tweeden druk beleefden. Werkelijk, ‘als druppels dauw’, werken ze op het gemoed van den lezer in. Wie ontspanning zoekt zal er deugd aan beleven en ontspanning hebben wij in dezen koortsigen tijd noodig. Frans Verachtert is geen pretentieus auteur, geen hoogvlieger maar een gemoedelijk en boeiend verteller, die de traditie van Ernest Claes en Jozef Simons voortzet. Criticasters kunnen hem doodverven als heimat-literator en rond een oogenschijnlijk banaal feit uit den rakkertijd van een boerenjongen weet hij een verhaal te weven. Op een paar verhalen na, ‘Berouw’ en ‘Jef de Dappere’, die proefwerk zijn, prijzen wij ‘Als druppels dauw’, verhalen die tevens vlot en met humor geschreven zijn, voor de jeugd en de katholieke bibliotheken met vreugde aan.
R.B.
|
|