Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDaisne, een gevalHet is een wonderbaar geval, dat van Johan Daisne. Hij laat ons den indruk te leven al schrijvend en te schrijven al levend, (we zijn er bijna zeker van dat Daisne elke dag voor de literatuur weet te benutten) zoo productief is deze dichter. En of hij verzen schrijft, een tooneelstuk, een roman of een novelle, hij beoefent elk genre met zoo'n habiliteit, dat deze aan het wonderbare grenst. Is literatuur voor Daisne een sport geworden of een noodzakelijkheid? Daar gewoonte ook hem een tweede natuur werd, werken behoefte en training bij Daisne zoo intens samen, dat hij van zichzelf mocht getuigen:
Al wat ik heb geschreven,
al zooveel jaren lang,
't was om te leren leven,
het was mijn vóórgezang.
| |
[pagina 180]
| |
Een voorgezang van zijn ziel, die zich niet met het aardsche kan bevredigen, want het slot van dit vers:
het was mijn zwerverszang
naar Jou, mijn Hoger Leven!
verklaart de incarnatie van Daisne's streven en denken. Want niet het leven kneedt dezen dichter, maar hij-zelf kneedt het leven. ‘Nous possédons en nous une force d'une puissance incalculable qui, lorsque nous la manions d'une façon inconsciente, nous est souvent préjudiciable. Si, au contraire, nous la dirigeons d'une façon consciente et sage, elle nous donne maîtrise de nous-mêmes et nous permet non seulement d'aider à nous soustraire nous-mêmes et à soustraire les autres à la maladie physique et à la maladie morale, mais encore de vivre relativement heureux, quelles que soient les conditions dans lesquelles nous puissions nous trouver.’Ga naar eindnoot1. Inderdaad, Daisne's verbeelding, na zich in het onderbewuste via het onbewuste te hebben geankerd, is er op gericht zich om te zetten in concrete realiteit, zoodat realiteit en imaginatie bij hem wonderbaar harmonieeren. Poëzie is de taal van het onbewuste, het tooverteeken van een ontroerende magie. Zoo meenen we het magisch-realisme van Daisne's persoonlijkheid te kunnen verklaren.
Bestijg mijn trap
onder je voet
wordt-ie geslepen,
en op je stap
mijn wolk eerst goed
begrepen.
(De trap van Steen en Wolken)
Daisne beschrijft niet het leven zooals het is, hij geeft er ons het droombeeld van: zôô zou het moeten zijn. Als het ware toovert hij zich een eigen wereld, deze welke zich afspeelt op een hooger plan, dank zij zijn autosuggestie.
Il faut le mythe, il faut le rêve,
pour réaliser le réel.
(Freud)
| |
[pagina 181]
| |
De werkelijkheid is evenwel hard, ‘maar elke dag word ik in alle opzichten beter en beter’ leert ons de methode Coué.Ga naar eindnoot2. Deze slogan dringt door tot het onderbewuste, dat ons streven en onze daden regelt. Ook Daisne is een mensch, op de eerste plaats: mensch, op de tweede plaats: literator. Dit blijkt uit zijn innerlijke verscheurdheid, zijn levensstrijd en tenslotte uit zijn overwinning op het leven.
Bevel van 't lot? - Bevel aan 't lot!
spijts
de dagen van het dom gedoe,
van broodstrijd, zich moeten verlagen,
van koortsdroom, krijgen van de roe,
van alles wat een mens moet dragen.
(Het gouden Sonnet)
Daisne leerde echter zichzelf overwinnen: hij leerde de schadelijke elementen uit te schakelen, zich te richten naar een bepaalde idee, zijn inzichten in het leven te verruimen en te verdiepen, hij wist zich een nieuwe levensleer voor te schrjven, hij leerde gelooven in den luister van het leven, de slagen van het lot te incasseeren om deze met een nieuw levensgeloof en een nieuwe levenshoop te aanvaarden en te sublimeeren.
Misschien, als alles van ons lot
is ook dit goed, dit nu zo harde
(Taak)
‘De mensch, die deze leer aanvaardt’, schrijft Mia Kloek-Pirée, ‘wint innerlijke rust en zelfbeheersching: zelfvertrouwen, optimisme, levensblijheid, arbeidsvreugde.’Ga naar eindnoot3. Merkwaardig, al deze deugden liggen in het werk van Johan Daisne te observeeren. Ook het naïeve, kinderlijk-blijde en het sentimenteele, die uitvloeisels zijn van deze deugden, zijn aldus in het werk van Daisne te verklaren. ‘Autosuggestie, is eigenlijk een arm woord. Het geeft weer: jezelf beïnvloeden ten goede; doch het omvat oneindig veel meer dan dat alleen. Autosuggestie beteekent vorschen in de geheimzinnige onbekende gebieden van het menschelijk innerlijk.’Ga naar eindnoot4. We vragen ons af: ‘Is niet de dichter dé begenadigde om tot deze gebieden door te dringen? Heeft Johan Daisne niet dén weg gevonden? | |
[pagina 182]
| |
Wegwijzer.
Soms komt men in zijn leven een paal tegen
(o hooggelukkige die dat beleeft)
waar, boven uit de warboel onzer wegen,
de vaste vinger Gods een wenk op schreef.
Een teken maar, een pijl, of om het even,
maar zó zeer heerlik duidelik en wis,
dat men 't voor altijd weet: 't is niet hierneven,
't is hier, de weg doorheen de wildernis.
De weg, misschien wel steil, beklemd, gewonden,
van rotsen, drijfzand, over schotsen ijs,
maar dé weg, waarover gezonden
en hardend-vól, men landt in 't Paradijs.
Dié weg, mijn kind, hebben we sâam gevonden.
Daisne is niet met weinig tevreden, hij betracht het Paradijs. En toch houdt hij vol: hij heeft zijn Kunst, zijn ideologie, zijn kwajongens- en terzelfdertijd zijn bovenzinnelijken droom, de liefde van en voor een vrouw. Aan deze vrouw heeft Daisne zijn jongsten bundel gewijd: ‘Hermine-uit-de-Storm.’Ga naar eindnoot5. We zouden dezen bundel ‘private lyriek’ kunnen noemen, niet omdat de buitenstaander er geheel zou buitenblijven, maar omdat deze verzen als de briefwisseling zijn van den dichter met zijn vrouw. Deze verzen verschenen dan ook naar aanleiding van Daisne's huwelijk, zoodat hij niet alleen door de wet maar ook door de Muze met een ‘trouwboek’ werd bedacht. En inderdaad, ‘Hermine-uit-de-Storm’ is een boek van trouw, zoo schrijft de dichter. Vôôr ‘zij’ is gekomen heeft de dichter wel elementen van liefde gekend ‘Voor je bent gekomen...’, maar toch is hij altijd zijn kinddroom trouw gebleven, dat de Eene, Zuivere, eens zou komen. Daisne is te surrealistisch om alleen het zinnelijke in de vrouw te aanbidden, want telkens weet hij het aardsche, als door een flits, dank zij iets als van de bovenwereld te sublimeeren. Liefde is voor hem een magie, een ritus:
Een liefde die haast godsdienst is
(Veva)
O liefde, godendienst uit Indië
(Prisma)
| |
[pagina 183]
| |
De liefde is onsplitsbaar. Ze is harmonisch: wisselwerking van gedachte en gevoel tusschen man en vrouw, een mysterieuze verstrengeling van ziel en zinnen, een hunker naar het Paradijs - alleen door de coalatie van man en vrouw als één lichaam en één ziel te betreden. - Daisne titelde een gedicht ‘Hermine-in-de-Storm’, een ander en zijn ganschen bundel ‘Hermine-uit-de-Storm’. Dit wijst op een gestreden strijd, een louterings- en een zuiveringsproces, een eindelijke overwinning van de ziel op de zinnen, zoodat hij met ‘tere kameraad Hermine’ de Reis kan beginnen.
Daar slechts de wereld telt in ons en die van Ginds
zelfzuchtig zijn is pas oprecht beminnen
al blijve men naar buiten 't Goed dienstbaar
Kunst, zingt de dichter, is een eeuwig tràchten!...
Dit is het levensprogramma van Johan Daisne. Eenerzijds is hij individualistisch en anderzijds is hij om de gemeenschap bekommerd. Om zich volledig van de buitenwereld af te sluiten is hij te zeer mensch.
‘Dat is dan Communisme, niet van stof en schijn,
maar naar het enigst woord dat stand hield in het enge
het Christus-woord. Muziek van vrede, stil diep-in,
en geen sociaal demagogistiese fanfare,
een stille strijkmuziek, natuur en najaarsblaren,
het Huis, het Werk, drempelmuziek, het waar Begin.
Voor hem die hier zoo spreekt ging reeds de storm bedaren;
het ongewone plichtswerk liet een stramme hand,
die haastig tans teruggrijpt naar de eigen snaren...
elk zij in zijn taak van de Hemel muzikant.
In 1937 schreef Marnix Gysen: ‘De meest opvallende verschijning onder de talrijke dichters, die bij de uitgeverij ‘De Waterkluis’ publiceerden, is Johan Daisne: zijn vers is voorloopig nog een cocktail van romantische, sentimenteele, lichtcynische en vooral intellectueele bestanddeelen. In ‘Hermine- | |
[pagina 184]
| |
uit-de-Storm’ heeft Daisne al deze elementen versmolten, zijn fijn-besnaard gemoed en zijn spiritualiteit hebben zich verstrengeld. Aan Johan Daisne hebben we een groot dichter, een sterke persoonlijkheid. Hij is een geval.
Remi Boeckaert. |
|