onderpastoor te Mijlbeke-Aalst, te Tereecken-St-Niklaas, te Kaprijke; pastoor te Leerne en te Merendree; was de inrichter der Vlaamsche Poëziedagen.
Proza: |
‘Evangeliebeelden’, Zijn Getuigen’ (vertaald in het Duitsch); ‘Simon-Petrus’; ‘Mozes’ (de Volksmenner); ‘De Moeder der Vernieuwde Menschheid’. |
Drama: |
‘Christus’. |
Gedichten: |
‘De Leye-verte’; ‘Overdaad der Stilte’; ‘De Wording der Dagen’, enz. |
Afbreuk makend met de traditie, na tal van godsdienstige proza- en tooneelwerken te hebben geschreven, debuteerde Basiel De Craene met ‘Uit 't Leye-Lisch’ als dichter. Een bewijs, dat de dichter vaak door de Leie geïnspireerd werd, spreekt uit de titels van zijn daaropvolgende bundels: ‘Het Leye-rimpelen’, ‘Leye-ruischen’, ‘Uit de Leye-Verte’. Dat De Craene met zijn milieu verbonden leeft bewijst eveneens ‘De Overdaad der Stilte’, waarvan de titel alleen reeds de stilte rond de mooie verscholen kasteel-pastorij van den jovialen gastheer, E.H. De Craene, laat vermoeden. Immers, weinigen zijn zoo voor de natuur ontvankelijk als De Craene, voor hem echter is ze geen idyllisch toevluchtsoord als voor romantische zielen, ze bleef hem zooals God ze schiep; in wezen oerelement, symbool voor den van leven-trillenden Ubermensch.
De verzen van De Craene zijn meer dramatisch dan lyrisch, ze zijn de harde beeltenis van een primitieve, onopgesmukte natuur. Zoete zangerigheid is De Craene vreemd, hij kerft. In De Craene wemelt het aan gedachten, hij flapt ze er uit als een schilder die het verfijnde vreemd is, als ruwe kladden naast elkaar. Zijn gaven worden hem soms een gevaar: een te strak, te stug, te prozaïsch accent breekt soms de welluidendheid zijner verzen. Altijd echter is De Craene zichzelf: hij heeft een eigen stempel, een eigen stijl; en steeds weet hij met oorspronkelijke beeldspraak te verrassen. Hij is daarbij een psycholoog, ‘Er is bij dezen dichter altijd een konflikt; elk gedicht is een klein treurspel’. (A. Demedts)
Zijn psychologische en plastische capaciteiten doen zich eveneens in zijn proza - meestal Evangeliebeelden, en in zijn tooneel - van eveneens Bijbelschen inslag - opmerken. Louis Sourie, die aan het werk van De Craene een boek wijdde, schreef: ‘De periode waarin De Craene ons zijn Evangelische