Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] De trommel sloeg aan 't strand. Een trommel sloeg aan 't strand, De diepe zee liep leeg, De zon, die uitgevlamd, Zich naar het Westen neeg, Gevolgd werd door een donker, Bestikt met sterfgeflonker, Waardoor de mane steeg. Een trommel sloeg aan 't strand, 't Werd alles stil en zacht, d'Oneindigheid werd wand, De wand werd enge nacht, De nacht werd opgeroepen En ik zag dichte groepen In schaduwvolle dracht. Een trommel sloeg aan 't strand, Er lag een bleeke straat Vol geinsters op 't gedamd En uitgestrekt gewaad: De glimlach van een hemel Vol matte maangefemel En helder stergepraat. Een trommel sloeg aan 't strand, Ik kwam en hoorde aan, Mijn ziel werd overmand Door 't eindeloos bestaan, Toen alles stil verklonken, De sterren kalmer blonken, Hoorde ik mijn harte slaan. Een trommel sloeg aan 't strand, Het was mijn eigen hart, De zee liep leeg, 't gespant Des hemels werd bestard; Het was een nacht als velen En toch 't geheel van deelen Der alledaagsche smart. Robert J. de Namur. Vorige Volgende