Voor één zijner leerlingen, Anne-Marie Tuinstra, koestert hij een sentimenteel verlangen. Hij denkt zich echter té oud om zich met haar te engageeren. Dit vertrouwt hij zijn vriend Dubois toe, die hem van het tegendeel tracht te overtuigen.
Zekeren dag heeft van Erlevoort, met het oog op het schrijven van een essay over Tine van Berken, een afspraak met een aantal jeugdvrienden van deze schrijfster. Deze oude lui vermoeden echter bij hem meer dan litteraire belangstelling en houden hem, in zijn eigen voordeel, een zeer onromantisch beeld voor van hun jeugdvriendin. Diep ontgoocheld dwaalt van Erlevoort door den avond en zoekt het huis op waar Tine van Berken heeft gewoond. Hij belt aan en tot zijn verwondering schijnt daar Anne-Marie te wonen. Het is iets als een goddelijk toeval. Hij treedt binnen en maakt kennis met haar vriendelijken vader. En in dit huis vindt hij de idyllische atmosfeer van Tine's werken: knusse gezelligheid, warme liefde en een ontroerende genegenheid.
Het leven gaat voort. Van Erlevoort tracht zijn gevoelens voor Anne-Marie te ontveinzen, terwijl in haar hart een diepe liefde voor haar leeraar ontspruit.
Tijdens een Kerstrevue van de leerlingen van de kweekschool zal in een sketch een bladzijde uit Tine van Berken's werk opgevoerd worden. Door een ongelukkig(!) toeval worden in dit feest Van Erlevoort en Anne-Marie tot elkaar gebracht.
Het stuk eindigt terwijl ze beiden, als in een sprookje, den Lentewals dansen.
Het geheel een knap tooneelstuk; logisch op- en uitgebouwd; vlotte, gezellige en interessante conversatie; innige, diepaangrijpende effecten. De vertolking zouden we in één woord prachtig willen noemen. We bekennen het eerlijk, dat we bij het hooren dat deze creatie door dilettanten zou opgevoerd worden eenigszins bevreesd waren. Deze dilettanten, in de beteekenis van het meest gunstige... à la Schopenhauer, hebben zich echter op meer dan behoorlijke wijze van hun taak gekweten. We vernoemen in het bijzonder het zeer talentvol optreden van de heeren A. Waterschoot, Paul Van de Velde en Willy Hegman en de juffrouwen Hilda De Meulemeester en Georgette De Rycke. Ook de andere spelers brachten gaaf en verzorgd spel.
De regie van het stuk werd verzorgd door den auteur zelf en André Waterschoot, met de vriendelijke medewerking van Michel Van Vlaenderen en Frans Roggen. We vermoeden ech-