Arsenaal. Jaargang 1(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] De kruisweg (Eerste Statie). Jezus voor Pilatus Hij is de tocht begonne' en zal tot 't einde dragen. De aarde is het graf waarin de wereld vliedt... Er is geen angste meer, geen weenen meer noch vragen; Er is alleen nog Hij die naar den Vader ziet. Was ooit een kim in nood als verre stormen loeiden En bliksem door het ruim in wilde schichten schoot? En smolt zij met het ruim waar donkere wolken broeiden, Zij was meer parelmoer bij 't eerste morgenrood. Laat bonzen al het brons. Laat alle stormen gieren. Laat ied're mooie bloem en alle vruchten staan. Wie oog en ooren sluit kan zonder dit ook vieren: De zege van den geest, die naar zijn God wil gaan. En wie naar Hem wil gaan, moet in zichzelve keeren. Diep in het eigen hart daar staat de lamp van God Gevuld met liefde. Ontsteek en al het zinsbegeeren Ruimt voor de groote zorg, om 's menschheids donker lot. Eens was een horizont, er waren blauwe lochten, Er was een morgenstond, een aarde in licht gezet, Er was een hooge rots, waar Hij, na lange tochten De schoonste woorden vond voor 't vurigste gebed. Er hing een heerlijkheid in ieder uur der dagen En nachten. Door 't gewas klonk eeuwig zachten zang. Hij leerde menschen blij de zwaarste vrachten dragen, Al dronk het lijden soms de kleuren hunner wang. Er is geen horizont, er zijn geen blauwe lochten Meer. Morgenstond gelijkt den avondzonnegloed. De aarde is zijn rots en einde zijner tochten, En ieder woord van Hem is thans een droppel bloed. Er is noch dag noch nacht, er is noch uur noch stonde. Nooit klinkt het zachte lied weer in zijn oor terug. Alleen de mensch is nog met de oude zware zonde, En, wat aan vragen rest, torst Hij op eigen rug. [pagina 104] [p. 104] Maar Wie de verten wijst aan hen die blijven talmen Bij eigen broze hut, waar klein gewin hem bindt, Hij weet dat aan die vert' de klokken vreugde galmen, En Hij aan 't verre doel een schooner leven bindt. O klop van eigen hart waar duizend harten leven, Die elk om zijn bestaan een eigen vreugde baart En eigen leed. - O hart dat levend u wil geven, Opdat in ieder hart éénzelfde vreugde klaart. K. Dekandelaere. Vorige Volgende