Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 3]Kultuur en beschaving.Wij treden zoo juist uit een tijd, waarin de begrippen ‘kultuur’ en ‘beschaving’ als om prijs door elkaar werden gegooid. Van Duitsche zijde werden onder de mom van kultuur allerlei politieke drijverijen gedekt en doodgeverfd. Maar ook van zuiver burgerlijke zijde werd aanleiding gegeven om deze begrippen op een verkeerdelijke wijze te vulgariseeren. En nu wij aan het morgengloren van een nieuwen tijd staan, nu veel dient afgebroken, maar nog meer dient opgebouwd, ook nu wordt elke nieuwe geestelijke strooming met het woord ‘kultuur’, als parool, ingeluid. Andersom zien wij hoe de politieke partijen zich afslooven om een vernieuwden beschavingsgrondslag te leggen. Er wordt i.e.w, weer, juist als onder de bezetting, een té oppervlakkig gebruik gemaakt van begrippen, die om zuiver terminologische redenen strikt gescheiden dienen te worden. Het is bijna een modesnufje geworden om te dwepen met woorden als ‘kultuur’ en ‘beschaving’. Het gebruik verleent aan de redeneering een eigenaardig geleerd cachet en de spreker verheft er zich bijna in een aetherische sfeer van wijsgeerige beschouwing door. En juist dit onbezonnen spraakgebruik van een paar pedante grootdoeners is oorzaak geworden van die groote verwarring op terminologisch gebied. Niets is gevaarlijker dan wapenen in handen geven van menschen die ze niet kunnen gebruiken: ofwel richten ze er dwaasheden mee uit, ofwel maken ze er een nutteloos gebruik, ja zelfs een misbruik van. Zoo was en is de toestand op het oogenblik, dat bij ons de noodzakelijkheid van een begripsdetermineering tot een behoefte was uitgegroeid. Doch niet zoodra was de voorbereidende documentatie aangelegd, of daar stuitten wij reeds op een paar ongerijmdheden, hiaten en contradictie's èn deze maal was het niet bij den doorsnee-intellectueel, maar zelfs bij vooraan- | |
[pagina 98]
| |
staande wijsgeerige schrijvers. Wij weten zeer goed, dat definieeren allesbehalve een gemakklijke taak is, taak, die dikwijls zooveel tegenkantingen biedt, dat er tot slot niets anders te voorschijn treedt dan een paar gebrekkige omschrijvingen. Maar bij zoo licht te verwarren, wij mogen bijna zeggen in-elkaar-gestrengelde, objecten als kultuur en beschaving, is het reeds een heele verdienste om de bestaande vaagheid te weren en door omschrijvingen het onderscheid scherper uit te beelden. Zoo lezen wij o.a. in de eerste uitgave van Prof. Dr E. De Bruyne's werkje ‘Beschaving en Cultuur’Ga naar eindnoot(1), op bladz. 3, ‘...aan de termen “cultuur” en “beschaving” kan men de beteekenis geven die men wil’, en verder op bladz. 5, ‘...tusschen beide liggen afgronden, die geen woorden ooit zullen vullen’. Wij kunnen het slechts betreuren, dat een zoo eminent schrijver als Dr. De Bruyne, die toch eveneens het geweldig belang van een juiste afbakening der terminologie moest aanvoelen, dergelijke uitspraak heeft gedaan. Doch laat ons na dit kleine intermezzo nader op het onderwerp zelf ingaan. Tusschen de objecten ‘kultuur’ en ‘beschaving’ is de afgrond even groot, als tusschen ziel en lichaam - geest en materie; niettegenstaande beide begrippen met termen als menschheid en volk inhaerent verbonden zijn, toch is er tusschen beide a.h.w. een essentieel verschil. Laat ons aan de hand van een simplistisch voorbeeld, grosso modo, een differentieering maken. Wij nemen een doorsnee ‘ontwikkeld’ en ‘welopgevoed’ mensch. Deze persoon heeft middelbaar onderwijs genoten en is nu tewerkgesteld als ambtenaar. Alhoewel zijn beroepsbezigheden hem bijna heel en al in beslag nemen, vindt hij tijdens zijn vrije uren toch den tijd, om zich op de hoogte te houden van het artistiek leven en de wetenschappelijke vorderingen. Hij bezoekt regelmatig tentoonstellingen, kunstvoorstellingen, voordrachten, debatavonden, e.d. Benevens dat alles, houdt hij van een gezellig interieur, knusse gezelschapsavondjes en amusante partijtjes. Hij is dol op reizen. Steeds is hij elegant en smaakvol gekleed. Hij verheugt zich over elke nieuwigheid welke zijn confort kan verhoogen, enz. Welnu bij dien mensch zien wij een dubbele betrachting: eenerzijds een belanglooze verzuchting tot opvoeding van zijn geest en anderzijds een doelbewust nastreven van materieele genoegens. Zoo kunnen wij van een dubbel aspect van dien | |
[pagina 99]
| |
persoon gewagen: het ‘cultiveeren’ van zijn innerlijk en het ‘civiliseeren’ van zijn uiterlijk. Zoodoende hebben wij reeds twee fundamenteele bestanddeelen van de te bespreken begrippen opgespoord: kultuur houdt verband met het innerlijke, beschaving met het uiterlijke. Uit het voorgaande vloeit voort, dat er een zekere wisselwerking, een verhouding te bespeuren valt tusschen beide objecten. Het louter passieve in den mensch: de beschouwingszin, het contemplatief vermogen, het artistiek genot, de associatieve geest - is dus bij uitstek van kultureelen grondslag. Het vormt een spiritueele waarde, een hooger bezit - een perel van den geest. Uiteraard is het van individualistischen aard en staat dus buiten alle sociologische beteekenis. De beschaving integendeel is meer dynamisch, ze is het werkend element der maatschappij: ze brengt de menschen tot betere maatschappelijke toestanden, ze voert tot verhoogd confort en tot weelde. Ze betracht een nieuw ‘aardsch’ paradijs. Mechanisatie, rationalisatie, rechterlijke instellingen, sociologische structuren en conceptie's zijn dus typische facetten van een beschavingspolitiek. Anderzijds zijn dieper beleven, moralistische problemen, geloofsconflicten, bezinning op historische feiten en het artistiek verleden karakteristieke uitingen van kultureelen aard. Hoe nationaal het geheel aspect der kultuur ook zijn mag, toch is het steeds de resultante, het totaal der verschillende individueele waarden van de élite van een volk. Valt het dan ook te verwonderen, dat wij hierbij een parallel zouden trekken tusschen een hoogstaande kultureele persoonlijkheid en den Ubermensch van Nietzsche? Heeft hij, onbegrepen mensch, niet zelf in zijn ‘Aldus sprak Zarathoestra’ het enorm onderscheid tusschen Kultur en Zivilisation aangetoond, wanneer hij zegt: ‘Luttel begrijpt het volk het groote, dat is: het scheppende. Maar zintuigen heeft het voor alle opleiders en tooneelspelers van groote zaken’ (sic - en dan durft men beweren, dat Nietzsche de philosooph van het Nationaal-Socialisme was). Uit bovenstaand citaat blijkt hoe geweldig Nietzsche het onbegrip en vooroordeel van den man of the street heeft aangevoeld, de mensch wiens eenige aspiratie culmineert in ‘panem et circenses’. Zoo begrijpen wij de individualistische levenshouding van den grooten Duitschen philosooph en zoo vatten wij eveneens zijn zucht naar een caste van kultuurmenschen - zijn | |
[pagina 100]
| |
Ubermenschen. In het boek van Jan Van Lumey - ‘Op de Kentering’ -Ga naar eindnoot(2) handelt schrijver over de visie van Nietzsche: ‘Wanneer kan men spreken van cultuur? Indien eenieder bestendig ervoor ijvert, om in zich en buiten zich het genie te verwekken. Niet de opvoeding der menigte, de cultus van het genie - dat is het, wat Nietzsche beschaving noemt.’ Kultuur is hier dus een zuiver individueel proces, waarbij ieder mensch de potenties zou oproepen, aanwakkeren en ontwikkelen om uit te groeien tot een Ubermensch, tot een mensch van hoogere intellectueele waarde, i.e.w. tot een kultuurmensch. Tevens blijkt, dat de opvoeding van de massa, niettegenstaande den kultureelen waarde-ondergrond, toch tot het domein der beschaving behoort. In die twee takken wordt dus de opvoeding van den mensch ondersteld: een zelfde doel, dat toch zoo verschillend is - daar hebben wij, de bevrijding van den geest uit de stof (kultuur), terwijl de beschaving in zijn actie tot beheerschen, het domineeren van de materie beoogt. ‘Beide onderstellen dezelfde elementen, doch de beschaving, zegt men, is meer het geheel in zijn oppervlakkigheid beschouwd, terwijl de cultuur er de ziel van is. De cultuur is scheppende levensdrang en oorspronkelijke productie van nieuwe kennis, nieuwe kunst, nieuwe idealen: de beschaving is verstarring van het levend scheppen, academisme in plaats van genie, formalistisch puritanisme in plaats van vlammende deugd, technische toepassing van reeds bezeten wetenschap in plaats van ontdekking.’Ga naar eindnoot(3) In dit verband gaat Oswald Spengler in ‘De Ondergang van het Avondland’ reeds zoover, dat hij kunst, religie, wijsbegeerte als strikt kultureele activiteiten bestempelt, ferwijl anderzijds techniek, wereldhandel en politiek, typisch zijn voor de beschaving. Bij beschouwing van het voorgaande, kunnen wij reeds, tenminste voor algemeene begrippen, een globale balans opmaken. Het scheppen - ‘hoogste uiting van de persoonlijkheid, waarin ge U tevens van de persoonlijkheid ontdoet om ze in iets algemeeners op te lossen: een bevrijding als in een schoonen zegevierenden dood, die ons van al het vleeschelijke komt losbinden’ (August Vermeylen in ‘Twee Vrienden’) - is eigen aan kultuur, terwijl het toepassen van het door het genie geschapene, | |
[pagina 101]
| |
het zuiver technische, de basis is van de beschaving. In essentie, juist door het spiritueele, is kultuur immer belangloos en onbaatzuchtig, die niettegenstaande ze uigaat van een sterke persoonlijkheid, toch de eigenlijke persoonlijkheid oplost in het brandpunt van de kultureele hallucinatie. Het is een zich-totaal-overgeven aan den geest, het uitleven in een geesteschaos, met als belooning, een ontbinding aan de stof. Deze activiteit is bijna als een zeer menschelijke weerspiegeling van de hoogste daad van Gods Wezen: ongebonden door de stof, door den geest heen, het aanschijn geven aan de materie. ‘De cultuur is de ontwikkeling van het geestelijk leven naar het steeds grootscher en subliemer verwezenlijken van de objectieve waarden en naar de steeds dieper gaande bevrijding van al wat stoffelijkheid is, baatzuchtig genieten, verbrokkeling van de ware persoonlijkheid.’Ga naar eindnoot(4) Teruggebracht op het plan van de hellenistische wijsbegeerte, zouden wij, binnen de perken van een vergelijking, kunnen zeggen, dat het stoïcisme een zuiver kultureele wereldbeschouwing was, terwijl het epicurisme (en nog meer het hedonime) een karakteristieken beschavings-grondslag had. ‘De beschaving streeft naar het grootst mogelijk aardsch genot van enkelingen en maatschappijen die oprecht of huichelend hun egoïstisch Ik boven alles stellen: “Men leeft maar éénmaal en wie den lust van het leven geniet, die is wijs en goed.” De cultuur betracht, vôôr al het andere, de uitbreiding van het geestelijk leven, het verwezenlijken van wat in zich zelf goed en waardevol is, het onbaatzuchtig bevestigen van zielenadel en karakterschoonheid.’Ga naar eindnoot(5) Tot hiertoe bespraken wij onze begrippen steeds op een algemeen plan, doch wij kunnen deze onderwerpen ook op een bepaalde persoonlijkheid doen betrekking hebben - er bestaat zooiets als persoonlijke kultuur en - beschaving. Grijpen wij terug naar ons eerste voorbeeld en dan kunnen wij zeggen, dat de persoon in kwestie kultuur, maar tevens beschaving bezat. Logischerwijze vloeit daaruit de vraag voort: Kan een persoon kultuur bezitten zonder beschaving en andersom beschaving zonder kultuur? Het is geenszins paradoxaal wanneer wij deze vraag bevestigend beantwoorden. Laat nu het aantal van dergelijke personen gering zijn (o.i. zijn ze niet zoo luttel - voornamelijk de | |
[pagina 102]
| |
beschavingstypen zonder kultuur - brute vermaterialiseering 100%), toch is het mogelijk één van deze waarden te bezitten, of liever nog te beheerschen, terwijl de andere volledig genegeerd wordt. Wij kennen in onze omgeving een groot aantal personen, die door technisch onderwijs zoodanig eenzijdig gevormd, of liever misvormd werden, dat ze volledig gepantserd blijken voor kultureele prikkels. Dergelijke personen zijn zoo vast ingeschakkeld in den cultus van het jagend gemechaniseerd en gerationaliseerd economisch leven, dat hun gansche activiteit geregeld wordt volgens ‘la loi du moindre effort’. Ze zijn ziende blind voor schoonheid, hoorende doof voor klassieke muzikale evenwichtigheid en sprekende brengen ze slechts gebrabbel en gebeuzel voort, waarin de woorden geld en weelde de dominanten zijn van hun armzaligen woordenschat. ‘Een ontwikkelde beschaving kan samengaan met een in puinen vallende kultuur, een kerngezonde cultuur met allerprimitiefste vormen van materieele techniek en juridische ongedifferentieerdheid.’Ga naar eindnoot(6) En staan we nu niet op een keerpunt? Zullen onze tijdgenooten, na jaren oorlog (gevolg van een te ver doorgedreven beschavingspolitiek), na bange dagen van voedselschaarschte (gevolg van een té-egoïstisch materialisme), na schrikkelijke doodsgevaren (gevolg van een té-nadeelig verfijnde techniek) nog den weg tot een kultureel leven vinden? Jarenlang zijn wij ondergedompeld geweest in materialistische beslommeringen: niet verhongeren en levend het oorlogsgevaar ontsnappen, waren de heerschende leuzen. Dit heeft ons geheel verstoffelijkt en slechts gering is het aantal menschen dat, niettegensaande de ongunstige economische konjunktuur en de dreigende oorlogswolken, verder hun geestelijke behoeften hebben bevredigd. Laat ons echter niet te pessimistich zijn en met M. Roelants hopen, dat ‘alles terecht komt’.
Rik Lanckrock. |
|