Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Interview met Johan Daisne over de creatie van ‘Tine van Berken’Ga naar eindnoot(1)Speaker:
Mijnheer Daisne, we vernemen dat Maandag 19 Februarie a.s. uw nieuwste toneelstuk ‘Tine van Berken’ door de K.N.S. van Gent zal worden gecreëerd. J.D.:
Inderdaad, en wel als gala voor het Jaarlikse Algemene Feest van de studenten van de universiteit te Gent. En het zijn de studenten-zèlf die het stuk zullen spelen! Speaker:
Hebt u dat stuk speciaal voor hen geschreven? J.D.:
Nee, het dateert van de vorige lente, en was eigelik bestemd om, na de oorlogsgebeurtenissen te Amsterdam te worden gecreëerd. U moet weten dat ik, na de creatie te Gent van mijn ‘Charade van Advent’, een uitnodiging had ontvangen van Amsterdam, waarop ik natuurlijk om politieke redenen niet heb willen ingaan gedurende de bezetting. Ik verkoos te wachten tot na de oorlog om dan met mijn stuk over Tine, die te Amsterdam is geboren en gestorven, te voorschijn te komen. Speaker:
En de studenten zijn u nu vôôr geweest om er de primeur van te krijgen? J.D.:
Ja. Na de opvoering van mijn ‘Tristan’, in November laatstleden, is een delegatie studenten me aan huis komen vinden, om me te vragen of ik nog geen ander stuk had liggen voor hun jaarlikse gala. Die jongelui zagen er zo enthusiast uit dat ik de bekoring niet heb weerstaan hun mijn manuscript af te staan. Het is immers een spel van de jeugd, en wie zal het al oprechter kunnen spelen dan de jeugd zelve? Speaker:
Ja, maar is u toch niet bang, mijnheer Daisne, dat het hun zou kunnen ontbreken aan voldoend techniese geoefendheid. Speelt zo maar niet toneel die het wil! | |
[pagina 88]
| |
J.D.:
Heel juist zegt u dat. Maar de hoofdrollen zijn toevertrouwd aan de studenten laatstejaars Germaanse filologie, en die hebben al meer gespeeld. Bovendien moet het belang van toneelknepen niet worden overschat, vooral niet als de spelers zichzelve mogen blijven. Hoe het ook zij, ik vind het een boeiende proefneming en de repetities zijn heel bevredigend. Speaker:
Wie was eigelik Tine van Berken, mijnheer Daisne? Als we 't wel hebben, heeft u reeds haar naam een eerste maal te pas gebracht in uw bekende roman ‘De Trap van Steen en Wolken’? J.D.:
Jawel. Tine van Berken is een Hollandse schrijfster voor de jeugd. Ze werd geboren, als gezegd in Amsterdam, in 1870. Ze is heel jong gestorven, pas 29 jaar oud, maar heeft verscheiden jonge-damesromans nagelaten die destijds veel succes hebben gekend en ook literair zeer gunstig werden beoordeeld door mannen als Jan ten Brink en Herman Heyermans. Zij was de voorgangster van het stel verrukkelike Hollandse schrijfsters voor de jeugd, dat reikt van Top Naeff tot Fenna Feenstra. Later heeft haar naam veel van zijn welbekendheid verloren, maar tans ben ik er in slagende hem weer de erkenning te brengen die hij zo ruimschoots verdient. Op 't oogenblik wordt Tine weer herdrukt en binnenkort zal haar beste boek ‘Mijn Roman’ (‘Rudi Willenborg’) ook in vertaling verschijnen. Speaker:
En uw stuk, mijnheer Daisne, behandelt het de figuur van Tine van Berken op biografiese wijs? J.D.:
Gedecideerd niet! Het is een modern stuk en speelt in de hedendaagse tijd op de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Amsterdam. Maar op een manier die ik u voorlopig niet wil verklappen, heb ik de herinnering aan het verleden met dit modernisme dooreengemengd, precies met de bedoeling er des te suggestiever, de geest van het verleden door te doen uitkomen. Het geheel wordt, geloof ik, een aardig gepatineerd pois-de-senteur schilderij. | |
[pagina 89]
| |
Speaker:
...waarin voorzeker het liefdesthema niet ontbreekt (lachend)? J.D.:
(lachend): Inderdaad. Speaker:
Hoeveel personen treden in het stuk wel op, mijnheer Daisne? J.D.:
Een ruim vijftigtal: leerlingen, leraars, ouders en bezoekers op het schoolfeest. Een bont wereldje. Speaker:
Er komt dus een schoolfeest in voor? J.D.:
Jawel, een Kerstrevue, met surprises! Speaker:
En het zijn alle studenten die in het stuk spelen? J.D.:
Ja, als gezegd germanisten, maar daarnaast ook studenten, meisjes en jongens, uit de andere faculteiten, en zelfs leerlingen van de Stedelike Normaalschool voor Onderwijzeressen. Heel prettig is het met dat grote gezelschap saam te werken. Speaker:
Dat zal wel. En wie leidt ze, mijnheer Daisne? J.D.:
De regie is het collectieve werk van uw dienaar, van André Waterschoot, student en vertolker der hoofdrol, en van de sympathieke directeur van onze K.N.S., Michel van Vlaenderen. |
|