| |
| |
| |
Boekentafel.
Het hart en de klok. - Piet van Aken. (Manteau, Brussel, 324 blz. gen. 60 Fr., geb. 80 Fr.)
Elke roman - indien het geen humoristische is - draagt het karakter van een drama. Het zijn de conflicten naar binnen en naar buiten en de manier waarop ze voldoende suggereeren, die de eigenlijke waarde van den roman bepalen.
P. van Aken, die met zijn novelle, ‘De falende God’, het voorspel van zijn roman, ‘Het Hart en de Klok’, als een belofte werd aangezien schijnt dit maar weinig te hebben begrepen.
Hij gaat niet regelrecht op den man af - het duurt bijna den helft van den roman vooraleer er vaart in het verhaal komt - wel stelt van Aken hier en daar enkele problemen, welke zich in de hoofdpersonages afspelen, maar nergens vermag hij een van zijn figuren helder te belichten. Het verhaal hangt vol nevel, de personages bewegen zich als schimmen; en nochtans, niet het onderwerp-zelf draagt de schuld, met een dergelijk thema kon een epos in zakformaat worden geschreven. Het is vooral de stijl, de atmosfeer, welke het verhaal niet tot een suggereerende gebeurtenis vermag te verheffen. Piet van Aken is bij uitstek een poëtisch-beschrijver, aanmerkingen nopens plastische en sonore capaciteiten, die hem als aangeboren blijken, zouden we vruchteloos in zijn lijvig werk moeten opzoeken. Piet van Aken heeft wellicht zooveel talent dat zijn gaven hem worden tot gebreken. Ook zijn personages spreken in een even correcten vorm.
Al zijn er soms geleerden of quasi-geleerden aan het woord, niemand kan er toe komen zich in een zoo sierlijke, intellectualistische taal uit te drukken; het wordt zelfs ergerend wanneer van Aken een boerenmeid dergelijke psychologische verworvenheden laat uitpakken: ‘Ja, zei ze. Ik heb het niet gewild. Ik had mij een anderen minnaar gedroomd. Een vroolijke, met krullend haar en een kuiltje in zijn kin; men heeft er thuis altijd om gelachen. Maar nadat hij mij eenmaal aangeraakt had was ik hulpeloos. Hij verlamde mij. Telkens ik door hem werd aangeraakt had ik het gevoel dat er in mij iets verschroeide. Maar
| |
| |
ik weet het niet. Ik kan het niet uitleggen; mijn God, het was alsof ik van alles werd losgemaakt, zelfs van mezelf.’ De feiten spreken niet uit zichzelf, van Aken wil ze doen spreken door sierlijk geschreven kommentaar. In een roman als deze, welke zich in Vlaanderen rond 1890 afspeelt en welke zich op een paar uitzonderingen na tot ruwe en ongeschoolde naturen beperkt, loopt dit voorzeker verkeerd af.
Piet van Aken heeft hiermede een regionalistischen roman aangedurfd, - de ontwikkeling van den steenijverheid aan de Rupel - voor een jong auteur, die zoo'n werk in de breedte aanpakt, werd het een waagstuk. Van zijn novelle naar zijn roman heeft van Aken nochtans méér dan één sprong gedaan.
Hij heeft meer dan gewoon talent, daarom zetten we er alles op, dat hij, indien hij meer naar de diepte wil peilen en minder aan het poëtische wil offeren, met de jaren tot benijdenswaardige hoogten opklimmen zal.
| |
Het kleine rijk van het hart. Firmin Van der Poorten. (Manteau, Brussel, 52 blz. - 35 Fr.)
De verzen van Van der Poorten zijn beslist niet geschikt om over dag - en dan zeker niet door liefhebbers van realisme - te worden gelezen. Het zijn stemmingsgedichten van een teedere, zuidersche natuur. Levensdiepte en levenswijsheid hoeven we er niet in op te zoeken. Geen enkel van de talrijke gedichten heeft ons zôô getroffen dat het ons een zekeren tijd is bijgebleven: daartoe is er te veel aan atmosfeer en te weinig aan leven. Het is opvallend hoe onze jongeren zich aan moderne rethoriek bezondigen: ‘wijl winden murmelen uw fulpen naam, en aan de winden fluisteren wondere verhalen’, alsmede verscheidene andere clichés worden door ons hardnekkig veroordeeld. In ‘Het kleine Rijk van het Hart’ blijkt er gemis aan persoonlijkheid: Jonckheere en verscheidenen van de Vormengroep drukten er hun stempel op af. Ook aan inhoud - wat
| |
| |
voor een debutant erger is - blijkt Van der Poorten niet rijk te zijn. Wanneer hij zijn vorm vermag te beheerschen, bv. in ‘Elegie’, schrijft hij zijn beste gedichten. Mocht Van der Poorten er toe komen slechts te schrijven wanneer hij werkelijk geïnspireerd is, dan zal hij zijn gebrek aan inhoud niet achter holle woorden moeten verbergen. We geven hem evenwel gaarne krediet. Mits nog wat meer levenservaring en vooral nog wat meer levensontgoocheling zullen we in het vertrouwen, dat wij eens in hem stelden, niet worden ontgoocheld.
| |
‘Churchil pakt aan’ door Fritz Francken. (Van Uffel-Delagarde, Antwerpen. - 100 Fr.)
Reeds enkele weken na de bevrijding van Antwerpen verscheen een nieuw boek van Fritz Fracken, ‘Churchill pakt aan’.
Het hoeft geen betoog dat auteur en uitgever er vlug bij waren om de aandacht van het publiek op zich te trekken. In dit geval is hun voorbedachtheid niet verkeerd, na vier jaar lang dezelfde klok te moeten hooren zijn we verheugd een andere klok, eene van de onze, te mogen aanhooren. Men zal zich afvragen hoe ‘Churchill pakt aan’ in enkele weken tijds werd geschreven en uitgegeven. Doch vanaf het doorbladeren van het boek zien we dat Francken er vanaf D-day een dagboek op nagehouden heeft. Overbodig er nadruk op te leggen, dat een boek in de illegaliteit geschreven, meer dan onze gewone belangstelling heeft veroverd. Zoo hadden we niet alleen onzen terrorist met de wapens, maar ook onzen terrorist met de pen.
Beter dan Fritz Francken was misschien niemand in Vlaanderen in staat om een kroniek der bevrijding, die door duizenden patriotten moet worden gelezen, te schrijven, omdat hij niet alleen vertrouwd is met de streek van Normandië, maar ook omdat hij dank zij zijn buitengewone vertellersgaven, zijn poëtische charme en zijn fijne humor hij er zich op beroemen mag een graag gelezen auteur te zijn.
Aan de pluimen kent men den vogel, aan zijn boek kent men den auteur, den mensch. Niet alleen de nuchtere feiten op zich- | |
| |
zelf zijn in Francken's boek van beteekenis, vooral het gezichtspunt en het gevoelspunt van waaruit Francken de gebeurtenissen heeft beschreven zijn het overwegen waard. We kunnen alleen den raad geven het boek zoo dra mogelijk te lezen. Het behandelt een der treurigste episoden uit onze geschiedenis, daarom zal het boek ook na verscheidene jaren het herlezen en het napluizen waard zijn. Men kan opwerpen dat Francken soms van den hak op den tak springt. Inderdaad, maar juist dàt maakt het mooie uit van zijn ‘Churchill pakt aan’. Het is een dagboek, een cock-tail van wetenswaardigheden en ideeën, een levende belichaming van Francken's veelzijdige persoonlijkheid.
| |
‘Nieuwenhove’ door Jef Van der Boeren. (128 blz. - Uitg. B.J.B. Leuven).
Het is ons altijd een vreugde wanneer we met een self-made-jongere contact kunnen aanknoopen. Misschien omdat we heel wat meer belang hechten aan het leven-zelf, doch vooral aan het cultureele en sociologische welzijn van een wereldgemeenschap dan aan alle literatuur met een sierlijke L. Jef Van der Boeren, een West-Vlaamsche boerenzoon, zond ons zijn eersteling ‘Nieuwenhove’, een roman die hij op negentienjarigen leeftijd schreef. We mogen ons niet afvragen: ‘Welke plaats heeft deze roman in onze literatuur verworven?’ Het gaat hier niet om literatuur op zichzelf, het gaat hier vooral om de paedagogische rol van dezen landelijken roman. Zooals de schrijver ons toelichtte wilde ‘Nieuwenhove’ zijn: ‘een eerste poging tot het wekken van een volksche vertelkunst, en richtte zich in het bizonder tot de jongere boerengeneratie’. De auteur zet twee stellingen voorop: deze van de moreele ontaarden en deze van de verbonden aan bodem en godsdienst. Deze specifieke typeering van het leven op het platteland wordt eenerzijds belichaamd in Fons Jonckheere, die een herbergmeid huwt, in een groote stad ten ondergaat en na jaren als een verloren zoon terugkeert en anderzijds in zijn jongeren broer Walter, die ‘Nieuwenhove’ van een ondergang redt en die de traditie van het West-Vlaamsche ras - verbondenheid aan bodem en godsdienst - vertegenwoordigt.
| |
| |
‘Renaat, jongen, onthoud heel uw leven lang dat een boer nergens ter wereld wortel kan schieten dan in de aarde, een mensch die de aarde verloochent is geen mensch meer. Met onze handen moeten wij de aarde dienen, anders deugen wij niet.’
‘De aarde met onze handen en God met onze ziel’.
‘Nieuwenhove’ is een roman van strijd en zelfoverwinning Om tot de eigenlijke literatuur te worden gerekend zou deze roman heel wat meer moeten uitgediept worden en zouden we hem willen geschreven zien in een kloekeren, minder schoolmeesterachtigen stijl. Het is echter een groote verdienste dat een self-made-man op zoo'n jeugdigen leeftijd een roman, die een werkelijk talent laat vermoeden, wist klaar te krijgen. Wanneer Jef Van der Boeren zijn persoonlijkheid zal ontdekt hebben, - en dat zal hij, al duurt het ook jaren - dan zal hij bij machte zijn om de traditie van een Ward Vermeulen, die al te zeer verwaarloosd wordt, voort te zetten.
| |
‘Morgenrood’ door Ghislain Laureys. (Uitg. Demesmaeker, Halle. - 64 blz.)
Een tweede self-made-jongere diende zich aan, Ghislain Laureys, een achttienjarige suikerbakker uit een Brabantsch stadje. Zijn bundel ‘Morgenrood’ werd ingeleid door Valeer Dann, een voor ons onbekende. Dhr. Dann heeft de verzen van G. Laureys degelijk gekarakteriseerd. ‘Zoo vinden we naast zuivere poësie ook verzen van minder goed gehalte. Laureys is zich van zijn onvolmaaktheid bewust en waar hij zich laat meesleuren door zijn dichterlijke ontroering vindt hij soms heel mooie strophen. Dan weer is zijn gebrek aan technische vaardigheid de oorzaak van minder goede verzen.’
We kunnen het niet ontkennen dat Ghislain Laureys een dichter zal worden, ook Fons van de Maele was een dichter. Al zal hij wellicht nooit in onze litteraire kaste kunnen binnendringen, hij zij er evenwel van overtuigd dat zijn verzen door de eenvoudigen van hart en geest zullen gesmaakt en gewaardeerd worden. En dat is ook een verdienste, zoodat we jongeren als Laureys, die er zich van bewust zijn niet tot het litteraire wereldje te behooren, telkens moeten aangemoedigd en ondersteund worden.
R.B.
|
|