Arsenaal. Jaargang 1
(1945)– [tijdschrift] Arsenaal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Ach, Eva's rooden mond.....
Hoe klonk haar wondre lach
toen zij hem slapen vond
en liefelijk aanzag.
Geliefden, vogels, zon....
Geluk, gezang en licht.....
Aanvankelijk begon
aldus het schoonst gedicht
van 't roode paradijs,
dat ik steeds zoekend ben,
waarheen mijn hart me wijst
den weg, dien ik herken,
doch aarzelend betreed.
Ik ben een eenzaam man,
die zich herinn'rend weet
verjaagd en in God's ban.
Albert De Longie.
|
|