er van afgezien en beginnen liever des morgens met daglicht te werken. Al naar gelang van het jaargetijde beginnen wij des morgens om 7½, 7, 6½, 6 uur en vroeger.
11759. V. Op welk uur begint men het vroegst te werken?
A. Om 5 uur.
11760. V. En wanneer gij des morgens om 5 uur begint te werken, werkt gij dan in den zomer door tot 8 uur?
A. Ja, dat hangt ook van de drukte in de fabriek af.
11761. V. Werkt men soms nog langer?
A. Nooit.
11762. Dus het maximum is 15 uren?
A. Neen slechts 13 uren.
11763. V. Gij spreekt van 13 uren, behalve de rusturen?
A. Men werkt van 5-12 en van 1-8 met een kwartier rust des morgens en een kwartier des namiddags. Dat zijn de langste dagen, maar in den winter hebben wij gewoonlijk dagen van 12 uren arbeid.
11764. V. Werkt uw personeel per streng of per stuk?
A. Het werkt op weekgeld, per stuk en per streng, al naar gelang der omstandigheden.
11765 V. Evenals al de getuigen uit Tilburg, zijt gij zeker wel tevreden over de arbeidsbevolking in Tilburg?
A. Wij hebben in Tilburg een goed volk, over het algemeen is het tevreden; de toestand is van dien aard dat ik voor mij daarin niet veel verbetering zou weten te brengen. Alleen zou ik wel wenschen, als dit kon gevonden worden, dat de menschen die om 12 uur 's middags de fabriek verlaten, in plaats van om één uur om half twee konden terugkomen.
11766. V. Er zijn er wel meer die dit willen, maar men schijnt het toch niet te doen?
A. Dat ligt aan de fabrikanten.
11767. V. Maar waarom doen zij het dan niet?
A. Omdat het geen usance is, wij hebben er vroeger nooit over gedacht.
11768. V. Deed de oude heer Diepen het niet?
A. Maar, Mijnheer de Voorzitter, de oude heer Diepen is al jarenlang uit de zaak.
11769. V. Ik noem dien naam, omdat gij zeidet, dat er nooit aan gedacht was.
A. Natuurlijk bedoelde ik, voor zoover mij bekend is.
11770. V. In ieder geval is de algemeene opinie, dat het eene goede verbetering zoude zijn. Doch dit daargelaten, de inrichting der fabrieken is goed?
A. Over het algemeen wel.
11771. V. Klachten over slechte ventilatie of verlichting, of over benauwde inrichting, komen dus, enkele uitzonderingen misschien daargelaten, niet voor?
A. Juist, Mijnheer de Voorzitter.
11772. V. Gij laat ook met kunstlicht werken?
A. Wij hebben verlichting door electriciteit en door gas.
11773. V. Gij zijt te Tilburg de eenige fabrikant, die van electrisch licht gebruik maakt?
A. Ja, Mijnheer de Voorzitter.
11774. V. Gebruikt gij gas en electriciteit tegelijk?
A. Wij hebben hoofdzakelijk electrisch licht in de spinnerij, omdat deze in een zeer groot lokaal gevestigd is. Wij hebben nog altijd het oude systeem met de lampe-Serrin. Er zijn tegenwoordig wel betere stelsels, maar men verandert niet zoo heel licht. In het overige gedeelte van de fabriek wordt gas gebrand, omdat het moeielijk met electrisch licht te bewerkstelligen is.
11775. V Hebt gij het electrisch licht reeds lang?
A. Zoo wat zeven jaren.
11776. V. Heeft niemand u nog nagevolgd?
A. Nog geen mensch.
11777. V. Gij bevindt er u toch goed bij?
A. Zeer zeker.
11778 V. Het zal zeker voor het volk in de werkplaatsen eene betere temperatuur geven?
A. Ik kan daar geen onderscheid in vinden. Bovendien het lokaal, dat verlicht wordt door electrisch licht, is zoo groot in omvang en zoo luchtig, dat het er niet op aankomt. De heer Bahlmann heeft het wel eens gezien.
11779. V. Dát is dan voor u de reden niet geweest om het aan te leggen?
A. De reden is in de eerste plaats geweest bezuiniging; de stoommachine