| |
Verhoor van den heer G.J.D. Pollet.
(Verkort.)
10469. De Voorzitter: Mag ik uw voornamen, naam, beroep, ouderdom en woonplaats weten?
A. Guillaume Joseph Désiré Pollet, lid van de firma Pollet en Zonen, wollenstoffenfabrikant, oud 45 jaar, wonende te Tilburg.
10470. V. Zijt gij al lang in de zaken?
A. Van 1857 af.
10470 V. Hebt gij een groot getal werklieden in uwe fabriek?
A. 80 volwassen mannen, 10 jongens van 15 tot 18 jaar en 15 ongehuwde vrouwen.
10473. V. Hebt gij in vergelijking met andere fabrieken, in uwe fabriek eene afwijkende verhouding wat betreft het personeel? Ik bedoel daarmede of gij minder jongens en meisjes in uwe fabriek hebt in proportie tot uw volwassen personeel dan in andere fabrieken het geval is?
A. Ik geloof dat dit ongeveer hetzelfde is in bijna alle fabrieken; de eene mag er eens wat meer, de andere wat minder hebben, de verhouding zal wel zoo ongeveer dezelfde zijn.
10474. V. Ik doe u de vraag daarom omdat u, zooals gij zeidet, 80 volwassen mannen en 15 jongens van 12-18 jaar hebt; nu leest men echter in het rapport van de kamer van koophandel, dat op de fabrieken werken ongeveer ⅗ volwassen mannen, ⅕ meisjes boven de 15 jaar en ⅕ jongens van 12-18 jaar. Daaruit zou men afleiden dat het getal jongens tot dat der volwassen mannen staat als 1:3 en dat is niet zoo bij u; hebt 15 jongens en 80 volwassen mannen en uwe fabriek marcheert, zooals bekend is, uitnemend. Hoe is dat verschil te verklaren?
A. Het is mogelijk dat sommigen meer jongens in het werk hebben om goedkooper te werken. De kamer van koophandel heeft dat ⅕ maar globaal nagegaan, statistisch zou men het echter juist kunnen geven.
10475. V. U weet wel dat dit punt
| |
| |
niet onbelangrijk is met het oog op deze enquête. Moeten wij soms aannemen, dat de andere verhouding ten opzichte van de werkkrachten in andere fabrieken om de goedkoopte is?
A. Misschien.
10476. V. Maar u drijft uwe zaken dan toch op een anderen voet, namelijk in zoover dat u niet in dienst hebt, een zoo groot proportioneel cijfer van aankomende jongens. Kan dat niet zitten in eene andere inrichting van uwe fabriek, of is uwe fabriek normaal ingericht?
A. Mijne fabriek is gewoon ingericht. Slaat het rapport van de kamer van koophandel ook op de werkplaatsen?
10477. V. Ik geloof het niet. Waart gij nog lid van de kamer van koophandel toen dat rapport werd opgemaakt?
A. Ik ben nog lid van de kamer van koophandel en heb indertijd aan het samenstellen van dat rapport medegewerkt.
10478. V. De desbetreffende passage uit het rapport luidt:
‘In de fabrieken werken ongeveer ⅗ volwassen mannelijke arbeiders, ⅕ meisjes boven de 15 jaren en ⅕ jongens van 12-18 jaren.’
En dan volgt er: ‘In de ambachten arbeiden alleen mannelijke, ongeveer ⅗ volwassen en ⅖ jongens van 12-18 jaren. Vele meisjes werken te huis of zijn dienstmeid.’
A. Het verschil kan daarin zitten dat wij hebben eene machinale weverij, waarop alleen volwassenen werken. Maar er zijn fabrieken, die eene spinnerij, eene volderij en eene kaarderij, maar geen weverij hebben, en op die fabrieken werken misschien meer jongens dan op onze fabriek.
10479. V. Om even bij dit punt te blijven, hoe expliceert gij den zoo even door mij voorgelezen zin in het rapport van de kamer van koophandel:
een vijfde meisjes boven de 15 jaar, en
een vijfde jongens van 12=18 jaar.
Worden de meisjes onder de 15 jaar minder of in het geheel niet te werk gesteld?
V. Wellicht zijn er enkele meisjes van onder de 15 jaar op de fabrieken, maar meest allen zijn zij boven dien leeftijd. De jongens komen met het 12de jaar. De meisjes onder de 15 jaar zijn in den regel te klein en te zwak om stukken op de schouders weg te dragen. De jongens hebben meer loopenden arbeid, hoofdzakelijk draadmaken, wat volstrekt niet zwaar is.
10480. V. Dat draadmaken schijnt grootendeels het werk van de jongens te zijn, dat naar het zeggen van u en ook van andere getuigen een zeer lichte arbeid moet zijn. Zijn dan daarvoor de meisjes niet te gebruiken?
A. Dit wordt in Tilburg niet gedaan, en ik geloof dat dit ook beter is. De meisjes doen meer zittenden en gemakkelijken arbeid; de jongens zijn vlugger. die moeten van het eene eind der spinnerij naar het andere loopen om de gebroken draden aan te knoopen; dit gaat trouwens niet zoo goed met de meisjeskleederen aan. De jongens dragen in den regel niet anders dan een broek en een vest, hetgeen natuurlijk gemakkelijk zit.
10481. V. Maar nu eene andere vraag. Zijn de aankomende jongens, die bij u trouwens al zeer weinig in getal zijn, reeds op een leeftijd van 12 jaren zoo onmisbaar voor het nijverheidsbedrijf? Zou niet met den 14jarigen leeftijd bij voorbeeld eene proef te nemen zijn?
A. Men moet niet uit het oog verliezen, dat in eene huishouding met 6 à 7 kinderen, waar alleen de man werkt, de ouders er reeds te voren op rekenen, dat hun kinderen, zoodra zij 12 jaren oud zijn, op de fabriek kunnen komen. Een bijslag op het wekelijksch inkomen van twee of drie gulden is dan ook eene mooie bijdrage. Bovendien is het de vraag of, wanneer men den leeftijd van 12 tot 14 jaren brengt, er genoeg arbeiders zullen zijn. De jongens kunnen dan maar twee jaren lang draadmaken, want op hun 16de jaar zijn zij voor dat werk te groot en worden zij voor andere bezigheden gebruikt.
10482. V. Dus als ik u goed begrijp, is de aard van het werk, dat zij leeren moeten, niet zoodanig dat zij dat inderdaad alleen maar zouden kunnen meester worden als zij reeds op hun 12de jaar begonnen. Zij zouden later evengoed geschikte werklieden kunnen worden, als zij begonnen met hun 14de jaar. Maar er zijn twee argumenten, waarom
| |
| |
gij het wenschelijk zoudt achten dat zij op hun 12de jaar begonnen, en dat is in de eerste plaats het belang der verdiensten van het huisgezin, en in de tweede plaats uwe behoefte aan werkkrachten. Is dat de zaak niet?
A. Dat is de zaak. Als zij maar van hun 14de tot hun 16de jaar als draadmakers blijven, zouden zij de helft der verdiensten moeten missen.
10483. V. De jongens, die gij hebt, zijn van 12 tot 16 jaren. Daartusschen ligt een tusschenruimte van 4 jaren. Loopen er nu jongens onder, die inderdaad maar 12 jaren zijn, of geldt ook op uwe fabriek de gewoonte om ze pas met hun 13de jaar te nemen?
A. Dat is naar gelang wij jongens noodig hebben. Zoodra zij hunne eerste communie gedaan hebben, zijn zij boven de 12 jaren, en dan worden zij genomen als zij noodig zijn. Zijn zij niet noodig, dan loopen zij een half jaar ledig, want zij gaan niet meer naar school, en dat is geheel verkeerd. Zij gaan dan naar het bosch en leeren er allerlei ondeugendheid. Zij gaan hout en bladeren zoeken om wat te verdienen, maar leeren er allerlei slechtheden. De jongens komen er bijeen en de meisjes ook, en dat is zeer slecht. Als de kinderen niet mochten werken vóór hun 14de jaar, zou ik er voor zijn dat zij naar school moesten gaan, dat zij dus geen straatloopers werden, want dan komt er niets meer van terecht, dan zijn ze geheel bedorven, en zeker uit een zedelijk oogpunt. want in de bosschen wordt hun niet veel goeds geleerd. Daar schuilt allerlei schuim van volk, dat niets te doen heeft, en dit werkt voor die jongens zeer verkeerd. In den regel worden de jongens aangenomen, wanneer er behoefte aan is, op hun 12de jaar of iets er over.
10485. V. Maar nu eene andere zijde van de quaestie. Gij keurt af, en dit laat zich goed verstaan, dat de jongens met hun 12de jaar van de school zouden gaan, terwijl zij dan nog geen gelegenheid zouden hebben om op de fabriek te komen, want daardoor zouden de jongens tot leegloopen worden gedwongen. Zou het echter niet mogelijk zijn, dat de jongens op hun 12de jaar op de fabriek kwamen, maar dat er dan voor hen tijd overschoot om 's avonds nog wat te leeren?
A. De machines moeten blijven werken, en als de jongens een paar uren vroeger weggingen, zouden ze moeten stilstaan, zoodat ook de andere werklieden zouden moeten vertrekken, dat sluit in elkander.
10486. V. Zou daarop niets te vinden zijn?
A. Alleen een maximum van arbeid voor alle arbeiders.
10487. V. Dat denkbeeld-werd door u ook vóór drie jaren warm verdedigd in de kamer van koophandel; maar zouden de jongens, die gij wat ten goede wilt laten leeren, niet op eenige wijze te vervangen zijn voor die avonduren?
A. Men kan geen arbeiders bekomen voor een paar uren.
10488. V. Zou men dan die jongens niet kunnen omwisselen?
A. Dat gaat niet, want die jongens zijn met het werk bekend, anderen niet. De jongens verdienen in den regel 4 cent per uur, en daarvoor komen zij niet voor een paar uren naar de fabriek; wat zouden zij dan het andere gedeelte van den dag moeten doen? De jongens, daar wat in zit, gaan naar de Zondagsschool, waaromtrent de heer Dijkhoff beter inlichtingen zal kunnen geven.
Daar zijn ook jongens, die er niets om geven en er niets geleerd hebben. Maar ik heb meesterknechts op de fabriek, die allen van werklieden afkomstig, langzamerhand opgeklommen zijn, en die goed bij de hand waren, des Zondags naar de school gingen en goed lezen, schrijven en rekenen konden.
10489. V. Maar voor u zou het toch geen overwegend bezwaar zijn, om geene jongens van 12 jaar meer te mogen nemen, wanneer de jongste leeftijd 14 jaren was, omdat gij er zoo weinig hebt?
A. Wij zouden er ons in schikken als het niet anders kon. In elk geval zou dit beter zijn; dan wanneer de jongens slechts 8 of 9 uren daags mochten werken.
10490. V. Dus gij zoudt, om bij uwe zaak te blijven, er u wel in kunnen schikken, zoo er wettelijk bepaald werd, dat de jongens eerst op hun dertiende of veertiende jaar op de fabriek mochten komen?
A. Ja, in elk geval liever dan dat zij
| |
| |
maar 8 of 9 uren mochten werken, terwijl de volwassenen 12 tot 13 uren moeten werken. Ook liever dan dat men de jongens na hun 14de jaar niet zoo lang zoude mogen laten werken als volwassenen, omdat men anders het bezwaar van vervangen krijgt.
10491. V. Indien dergelijke bepaling kwam, zou dat voor u een onoverkomelijk iets zijn?
A Neen, onoverkomelijk zou het niet zijn, maar men kan dat zoo direct niet zeggen.
10492. V. Met een overgangstijdperk zou het toch wel te vinden zijn?
A. Ja, maar dan zou het voor Tilburg altijd zeer goed zijn, dat de jongens verplicht waren de school te bezoeken tot hun 13de jaar, want als zij tot dien tijd op straat loopen, dan worden zij voor hun geheele leven bedorven, want dan worden zij onwillig.
10493. V. Hoe laat komen de jongens op uwe fabriek, hoelang werken zij, hoelang hebben zij rusttijd, op welk uur vertrekken zij? Vertel ons dat eens.
A. De jongens komen in den winter 's morgens om 8 uur en werken dan tot 's avonds 9 uur. Om 12 uur hebben zij een uur om te gaan eten; dan gaan zij allen naar huis. Om 4 uur staat de fabriek een kwartier stil, dan gaan zij bij goed weder op de plaats buiten zitten; bij kwaad weder blijven zij in de fabriek en eten daar hun boterham op met thee of koffie. Des zomers begint het werk om half zes of zes uur, op sommige fabrieken om vijf uur, en dat duurt tot 's avonds 7 à 8 uur, naar gelang van de werkzaamheden, en dan hebben ze 's morgens om 8 uur ook een kwartier rust om hun boterham op te eten.
10494. V. Begrijp ik het goed, dan duurt de werktijd 's zomers 12½ uur, zij beginnen 's morgens om 6 uur en eindigen 's avonds om 8 uur; dat is 14 uren. Daar gaan af, twee kwartieren en een uur, dus 1½ uur rusttijd; blijft over 12½ uur werktijd. Gij hebt gezegd dat men 'szomers wel eens om 5 uur 'smorgens begint te werken. 's Zomers komt er dus wel eens een half uur werktijd bij?
A. Juist. 's Zomers is de maximum effectieve werktijd 12 à 13 uren, en 's winters 11 à 12 uren.
10495. V. De tegenwoordige tijd is voor Tilburg zeker ook niet best?
A. Het gaat redelijk, wij hebben niet te klagen
10496. V. Dat is gelukkig; maar het is toch beter geweest?
A. Ja, vroeger was het drukker; soms was het zelfs te druk.
10497. V. Wat bedoelt u met ‘te druk’?
A Dat de fabrieken het werk niet af konden krijgen, en er de hand mede moesten lichten om gereed te komen. Dat is echter wel 25 jaar geleden; ik herinner er mij weinig van.
10498. V. Maar het is vrij wat korter geleden, dat er fabrikanten waren die 16 uren lieten werken, in plaats van 12 of 13?
A. Ja, er zijn fabrieken waar 16 uur gewerkt wordt.
10499. V. Wat bedoelt gij met werken?
A. Effectief werken, en dan is 16 uren te veel, dat is niet zooals het behoort. Gelukkig gebeurt het maar bij enkelen.
10500. V. In dat geval hebben de lui tusschen 12 en 1 uur niet vrij?
A. Neen, dan eten zij onder de hand en gaan dadelijk weder aan den slag.
10501. V. En die werktijd loopt dus hoe lang?
A. Zooals ik gehoord heb, want gezien heb ik het niet, van 6½ 's morgens tot 's avonds 10 uur. En dan werkt een gedeelte van het volk van 12 tot 1 uur door. Dat is te veel, op die wijze kan iemand niet gezond blijven. In drukke tijden kan dat misschien bij andere fabrikanten ook voorkomen.
10502. V. Ja, nood breekt wet.
A. Ja, als de werklieden om 10 uur naar huis gaan, dan moeten zij nog eten, dus wordt het elf uur vóór dat zij naar bed kunnen gaan; zij staan dan weer om half 6 op.
10503. V. Dan blijft er niet veel tijd tot slapen over?
A. Natuurlijk niet, die menschen werken minder met het hoofd en dan schijnt men minder behoefte aan slaap te hebben. Wanneer die menschen zoo een maand of drie gewerkt hebben, dan zien zij er bleek uit, dat kan ook niet anders, zij komen ook nooit uit.
10504. V. Ik vraag niet naar den naam
| |
| |
dier fabriek, dat zou u niet aangenaam zijn, niet waar?
A. Neen.
10505. V. Maar één vraag moet gij mij nog eens beantwoorden: hoe komt het toch, dat deze ééne fabriek het zoo ontzettend druk heeft en dus wel zoo veel van het volk moet vergen?
A. Dat zal ik u eens duidelijk maken. Wanneer het niet druk is, werkt men maar elf uur, maar wanneer er veel commissiën komen, dan willen sommige fabrikanten direct daaraan voldoen.
In onze fabriek is eene betere tijdsverdeeling, de bestellers moeten wel wat langer wachten, maar de werklieden hebben daardoor minder te lijden.
10506. V. Kan er in uw vak op voorraad gewerkt worden?
A. Dat gaat moeilijk, dan zouden wij soms te lang met ons goed blijven zitten.
10505bis. V. Maar er is toch wel iets eigenaardigs in, dat dit speciaal in ééne fabriek voorkomt?
A. Ja.
10507. V. U lacht daarom? maar er zal wel eene reden voor zijn?
A. Er zijn enkele fabrieken, die somtijds 14 uren werken, wanneer zij geen volders genoeg hebben; om nu het werk bij te houden, werken zij een paar nachten in de week door met de volderij. Ik vind dat zoo'n fabrikant dan maar meer volkommen moest zetten. Het is beter dat de machines stilstaan, dan dat de werklieden te lang werken.
10508. V. Het is dus, als ik het wel begrijp, eene quaestie van kapitaal; met wat meer kapitaal vast te leggen, zou men minder van het arbeiderspersoneel behoeven te vergen?
A. Juist, dat meen ik.
10509. V. U zeidet straks, toen wij over jongens spraken: Ja, zoo'n jongen van 13 à 14 jaar, die moet in de verdiensten komen, want anders is de man de eenige winnende hand. Maar de vrouw dan?
A. Als de vrouw 5 à 6 kinderen heeft, heeft zij genoeg met het huishouden te doen. De gehuwde vrouw is in Tilburg niet op de fabriek, ik geloof geen enkele. De statistiek zou dit kunnen uitwijzen.
Zoodra een meisje trouwt blijft zij thuis. Een enkele maal gebeurt het wel dat men zulk een meisje niet kan missen, en dan blijft zij nog ongeveer een maand op de fabriek om andere meisjes te leeren, maar die gevallen zijn zeldzaam.
Dat er geen getrouwde vrouwen op de fabrieken werken, laat zich misschien hieruit verklaren, dat er op de fabrieken te Tilburg niet veel meisjes werken en men dus altijd genoeg meisjes voor het werk krijgen kan, zoodat er geen incompleet bestaat, dat door getrouwde vrouwen moet aangevuld worden. Dat werken van getrouwde vrouwen op de fabrieken acht ik een groot misbruik. Ik heb bijvoorbeeld op sommige fabrieken te Verviers vrouwen in hoogst zwangeren toestand zien werken in gezelschap van jonge meisjes en jongens. Dat acht ik verkeerd.
10510. V. Gij bemerkt waarschijnlijk den goeden invloed op het gezin, wanneer de vrouw thuis blijft en niet in de fabriek werkt?
A. Zeer zeker. Vooreerst worden de kleine kinderen beter verzorgd, en in de tweede plaats vindt de man, van het werk komende, een goed gekookt maal en eene zindelijke woning, wat niet het geval kan zijn wanneer de vrouw op de fabriek werkt.
Wanneer de vrouw thuis blijft, op de kinderen past en het huishouden ordelijk en netjes houdt, dan geloof ik dat de man ook van zelf huiselijk zal worden. Een toestand zooals elders veel voorkomt, bestaat bij ons niet. In Verviers bij voorbeeld, worden kinderen van 6 of 7 weken naar crèches gebracht; de vrouwen gaan naar de fabriek, om ze bij het eindigen van het fabriekswerk weder te halen. Dan moet het eten nog worden gekookt, het huis schoongemaakt, enz. Zulk eene huishouding kan onmogelijk goed zijn.
10511. V. Wat gij zegt, hebben wij ook van andere getuigen vernomen. De arbeiderswoningen in Tilburg zien er over het algemeen goed en netjes uit; zij zijn luchtig en zindelijk, niet waar?
A. In den regel zijn het woningen zonder verdiepingen met een kleinen tuin en twee of drie vertrekken. Door de voordeur komt men in het groote vertrek en door de achterdeur in het kleine. Die wat buitenaf wonen, houden
| |
| |
dan nog gewoonlijk een varken en eene geit. Lucht is er genoeg, zoogenaamde kazernes vindt men in het geheel niet.
10512. V. Dus de algemeene toestand dien gij hier beschrijft is in Tilburg goed?
A. Juist, Mijnheer de Voorzitter.
10513. V. Nog iets. Het is volstrekt geen zeldzaamheid, dat de werklieden eigen woningen hebben?
A. Het gebeurt zeer veel, dat zij, hetgeen van hun weekloon overblijft, naar de spaarbank brengen.
Wanneer dit daar dan tot een voldoend bedrag gestegen is, bouwen zij meestal een huis van twee woningen. In het eene trekken zij zelf; het andere wordt door hen verhuurd, bij wijze van geldbelegging.
10514. V. Dus er zijn een aantal werklieden die geld naar de spaarbank kunnen brengen?
A. Het zijn in den regel menschen, wier kinderen ook reeds geld verdienen.
10515. V. Wat verdient gewoonlijk een volslagen werkman?
A. Wanneer hij niets bijzonders is, gemiddeld f 7 à f 7,50 per week, voor zoover het per uur werken betreft Dan zijn er nog machinale wevers, die per streng betaald worden, en, als zij vlug zijn, f 10 tot f 12 per week kunnen maken.
10516. V. Wanneer gij bemerkt dat zij vlug zijn, vermindert gij dan niet het tarief?
A. Dat wordt niet licht gedaan. In jaren is het althans in Tilburg niet gebeurd.
10517. V. Dus de fabrikanten in Tilburg kunnen het aanzien, dat zulk een man door flink en vlug werken wat meer verdient?
A. Dat kunnen zij goed aanzien. Misschien wordt er op de handwevers wel eens iets afgedongen, maar dat geschiedt dan door de kleine fabrikanten, niet door de groote. Dit komt daarvan, dat de kleine moeilijk kunnen concurreeren tegen de groote, die meer kapitaal en bedrevenheid bezitten. Maar zoo gaat het tegenwoordig in alle industrieën. Men moet het ergens op zoeken. Het hangt ook af van de drukte. Als het bijv. wat drukker wordt, gaan de wevers direct loopen als zij te weinig verdienen.
10518. V. Daar wilde ik juist op komen. Gij hebt een 120 huiswevers?
A. Wij noemen hen buitenwevers omdat zij buiten de fabriek werken.
10519. V. Hebben die menschen dan eene inrichting van zich zelven en voor zich zelven?
A. Die wevers bewonen wat grooter huizen en hebben daarin eene afzonderlijke kamer, waarin 2 getouwen, soms 3 en zelfs wel 4 staan. Daar hebben zij in den regel 3 groote jongens van 20 jaren.
10520. V. En werken die op stuk?
A. Per streng.
10521. V. Wat verdienen zij in de week?
A. Dit hangt geheel af van de vlugheid van den werkman. Hoe sterker het garen is, hoe vlugger het werk gaat, maar wanneer men neemt garen van dezelfde sterkte, dan ziet men allicht een verschil van 30 à 40 pct. in het resultaat van den eenen werkman tegenover dat van den ander. Een wever maakt een stuk in 8 dagen, anderen doen er 12 à 13 dagen over. Een vlug werkman kan rekenen op eene verdienste van f 10 à f 12 per week, terwijl sukkelaars niet meer verdienen dan f5 à f 6.
10522. V. Is het volk over het algemeen geschikt?
A. Zeer geschikt en gewillig; tot nu toe heb ik er geene moeite meê gehad.
10523. V. Zijn de werklui van hun kant tevreden?
A. Wanneer zij werk hebben, zijn ze tevreden; hoe meer werk hoe liever. Het is een feit, dat de ouders er te Tilburg niet tegen op zien om de kinderen 14 en 15 uren te laten werken, eenvoudig omdat zij daardoor meer ontvangen. Ik houd het er voor, dat wanneer een maximum werkuren bepaald werd, vooral wanneer dit maximum niet te laag werd gesteld, vele misbruiken zouden worden gekeerd.
Bij een maximum zouden misbruiken voor de toekomst worden vermeden, en de Tilburgsche industrie zou daaronder niet lijden, gelijk ook de kamer van koophandel aangeeft in haar verslag.
10524. V. Zoudt gij dan de buitenlandsche concurrentie niet vreezen, bij het stellen van zulke beperkende bepalingen?
| |
| |
A. Deze mogen niet te streng zijn; wanneer bijv. kinderen slechts 8 à 10 uren daags mochten werken, ware de concurrentie niet vol te houden.
10525. V. Alles moet maat houden; maar als werd verboden 14 à 16 uren te werken, en daarentegen toegestaan, gelijk bij u, een arbeidsdag van 12 à 13 uren, hoe is het dan met de buitenlandsche concurrentie?
A. Die zou ik volstrekt niet vreezen.
10526. V. Welke zijn de kwaadste buitenlandsche concurrenten?
A. De Duitschers in bukskins en wollen stoffen, vooral de Saksers.
In Saksen vooral moeten de loonen zeer laag zijn. Men heeft mij wel gezegd, dat een volwassen arbeider daar f4 's weeks ontvangt.
10527. V. Dat alles belet echter niet dat, als de beperkende bepalingen niet overdreven werden, gij daarin geen kwaad zoudt zien?
A. Geen kwaad.
10528. V. Over de positie van den werkman hebben wij gesproken. Die is inderdaad, volgens u en andere getuigen, te Tilburg goed en aangenaam. Hoe is het met de zedelijkheid in Tilburg?
A. Die is vrij goed. Volgens de statistiek van het afgeloopen jaar waren er maar 10 onechte geboorten op eene bevolking van 31000 zielen. Voor eene fabrieksplaats is dit zeer gunstig. Worden meisjes door jongens bedrogen, dan is het in den regel haar vrijer. Maar in den regel, als het dan zoover is, trouwen zij; eerstens werken daar de fabrikanten zooveel mogelijk op, en dan de geestelijkheid. Ik vind het niet meer dan billijk, dat als een jongen zijn kost kan verdienen, hij het meisje trouwt dat hij bedrogen heeft. Was het zoo niet, dan kregen wij meiden met kinderen loopen. De regel is, dat de fabrikant vraagt wie de gelukkige is; zegt zulk een jongen van ja, dan moet hij trouwen of de fabriek verlaten, en dan kan hij in den regel ook geen werk meer vinden bij andere fabrikanten.
10529. V. Dus bestaat er dan bij de fabrikanten de wil om de zaak op den goeden weg te brengen?
A. Ik geloof dat dit in het belang der fabrikanten is om goede werklieden te behouden.
10530. V. Drinken zij?
A. Des Zondags ja, dan wordt wel eens een goede borrel gebruikt.
10531. V. Houden zij Maandag?
A. Neen, dat kennen zij niet, wel metselaars, enz. Zoodra er een des Maandags te laat komt, en men bemerkt dat het daaraan ligt, wordt hij voor een dag teruggestuurd. Ook mag op de fabriek volstrekt geen sterke drank medegebracht worden.
10532. V. Het Maandaghouden is dus onbekend?
A. Geheel en al. De fabrikanten doenhun best het tegen te houden. Van Maandag komt Dinsdag en zoo blijft men aan den gang; dat is verkeerd.
10533. V. De gebouwen zijn minder goed ingericht tegen brandgevaar. Ik zal daarover niet veel vragen, omdat wij daarover reeds het een en ander gehoord hebben. Gij hebt te dien opzichte, geloof ik, betere maatregelen genomen?
A. Wij hebben aan onze fabriek, die 50 meter lang is, twee trappen: een aan den rechter- en een aan den linkervleugel. Die trappen zijn echter meer aangebracht voor het gemak van de werklieden dan tegen brandgevaar.
10534. V. Dat bestaat toch niet overal?
A. Aan de meeste groote fabrieken zijn twee trappen Dat dit stelsel van twee trappen bij brand goed is, heeft men ondervonden toen er eenigen tijd geleden brand uitbrak in eene fabriek, die ongeveer 45 meter lang is, en waar maar ééne trap was. De menschen, die in den tegenovergestelden vleugel van de trap werkten, moesten, daar de brand in het midden uitbrak, door de vlammen loopen om de trap te bereiken. Zij gaven er dan ook de voorkeur aan om uit de ramen te springen.
10536. V. En begin van brand is in Tilburg geene zeldzaamheid uit den aard van het bedrijf?
A. Neen, maar het zou voor fabrieken, die eene groote lengte hebben, aanbeveling verdienen om aan de twee uiteinden trappen te hebben.
10537. V. Hebt gij ook uit eigen beweging eenige opmerkingen of mededeelingen te doen in verband tot deze enquête?
A. Ja, zooals ik reeds zeide, indien
| |
| |
er beperkende maatregelen genomen werden ten opzichte van de fabrieken in Tilburg, dan zouden die moeten gelden voor allen gelijkelijk.
In Engeland bestaat eene wet voor half-time, maar dat zou bij ons verkeerd werken, omdat de contrôle dan te groot moet worden.
Neemt men bijv. aan, dat jongens en meisjes 10 of 12 uren mogen werken en de volwassenen 14 uren, dan zouden de eersten 2 uren vroeger naar huis moeten, doch wie zou controleeren kunnen of dat werkelijk gebeurt? Dat is bijna onmogelijk. De inspecteur zou moeten nazien of de jongens er zijn, maar die fraudeeren willen, zorgen dan wel dat zij niet te vinden zijn. Als echter voor alle fabrieken geldt, dat ouden en jongen 12 of 13 uur mogen werken, dan kan de inspecteur controleeren wanneer zij beginnen en wanneer zij uitscheiden. Dan geloof ik, dat het goed was, dat er een verplichte rusttijd van minstens een uur werd ingevoerd, tegen 12 uur; dat zou zeer goed werken, denk ik, vooral om het misbruik van het doorwerken te voorkomen, als het een beetje druk is, want het doorwerken gebeurt soms wel eens op 6 of 7 fabrieken.
10538. V. Zou één vol uur niet een beetje kort zijn voor Tilburg, omdat de huisjes zoo ver van elkander liggen?
A. Anderhalf uur zou ik nog beter vinden, maar ik sprak ook van minstens een uur; het zou niet schaden, want die rusttijd zou toch van den effectieven werktijd worden afgetrokken.
10542. V. Thuis-wevers, wevers, buitenwerkers, zooals men ze noemt, hebt gij er een 100, 120 in dienst. Gelooft gij, dat in die huizen of huisjes misschien de kinderen heel jong, ik bedoel beneden de 12 jaar, aan het werk gezet worden?
A. Dat geloof ik niet, want zij gaan naar school.
10543. V. Hoe komt het, dat allen naar school gaan? Zit er dat zoo in bij het volk?
A. Ja, èn de geestelijkheid èn de fabrikanten, die die familiën kennen, werken er zooveel mogelijk op, dat de kinderen naar school gaan en niet op straat loopen. Daar de scholen gratis zijn, hebben de menschen er niet tegen, want de fabrikant wil ze niet hebben beneden de 12 jaar. Dat bestaat sedert 1854 of omstreeks dien tijd.
10544. V. Kunnen de jongens en meisjes van boven de twaalf jaar over het algemeen aardig en goed lezen en schrijven? hebben zij goed geleerd op school?
A. Ja, vrij goed. Lezen kunnen zij allen heel goed, schrijven, ja .... zoowat.
10545. V. Gij hebt straks gezegd, als er zoo erg veel van hen gevergd werd, was hun dat wel aan te zien, maar de menschen, die tegenwoordig op de fabrieken werkzaam zijn en de aankomende jongens en meisjes, is dat op het oog een gezond geslacht?
A. Ja, zij zien er tamelijk gezond uit.
10546. V. Dat zal wel in verband staan met de omstandigheid, dat zij ruimere en luchtiger woningen hebben dan op andere fabrieken?
A. Het werk is niet zwaar, en, als de werktijd niet overdreven is, gaan de menschen eens wandelen.
10547. De heer Bahlmann: Behalve het rapport van de kamer van koophandel hebben wij er ook een ontvangen van het Departement van het Nut van 't Algemeen. Daarin staan verschillende zaken, die mijns inziens geheel onjuist zijn. Er wordt onder anderen gezegd: ‘De schrobbelaars werken ook gedurende de schafttijden en krijgen dan overgeld.’ Ik geloof wel dat het in enkele fabrieken gebeurt, maar is het regel dat de schrobbelaars altijd in den schafttijd doorwerken?
A. Dit kan alleen plaats hebben in die enkele fabrieken, waar des middags doorgewerkt wordt, maar op andere fabrieken is dat nooit het geval.
10548. V. Gij kent de werkzaamheden, die verricht worden in de droogkamer of in de zoogenaamde hel. Het is daar zeer warm en het werk allesbehalve pleizierig. Gelooft gij dat het werk in de droogkamer nadeelig is voor vrouwen, en dat het beter is dat werk door mannen te laten verrichten?
A. Bij ons op de fabriek wordt dat werk steeds door mannen verricht. Gewoonlijk wordt de stoom, wanneer men in de droogerij werkt, uit de droogbuizen gelaten; dan worden de raampjes
| |
| |
open gezet en koelt het vertrek af. Natuurlijk is het dan nog eenigszins warm, maar niet in die mate dat het nadeelig werkt op de gezondheid. Wanneer de menschen in die droogkamer gewerkt hebben, dan gaan zij een half uur uitrusten op een speciaal daarvoor bestemd, niet al te koel vertrek.
Op flinke fabrieken wordt zoo gehandeld.
10549. V. Denkt gij dat 13 uren staan of loopen, voor het draadmaken door jongens op 12jarigen leeftijd, de lichalijke ontwikkeling belemmert?
A. Zeker niet, wanneer zij maarniet te lang werken, anders wel.
10550. V. Op uwe machinale fabriek werken geene vrouwen, slechts volwassen mannen aan de weefgetouwen. Er zijn echter fabrieken, onder anderen die van Ledeboer, waar, zooals ik zelf gezien heb, vrouwen aan de weefgetouwen worden gebezigd. Acht gij het niet beter dat dit werk door mannen geschiedt?
A. De lichamelijke arbeid is niet zwaar, maar toch zou het uit een zedelijkheidsoogpunt wellicht beter zijn, dat geen mannen en vrouwen dooreen aan de weefgetouwen werkten. In Verviers werkten meestentijds alleen vrouwen aan de machinale getouwen.
10551. V. Vreest gij niet, dat wanneer de wetgever er toe overging om beperkende maatregelen te nemen, hetzij ten opzichte van den arbeidstijd, hetzij ten opzichte van den leeftijd, dat men dan in Tilburg eerder zou overgaan om vrouwen aan de machinale weefgetouwen te zetten, zooals dit te Verviers geschiedt, waar ook werkelijk goedkooper gewerkt wordt?
A. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat, wanneer de leeftijd voor de jongens van 12 op 14 jaren gebracht werd, wegens het daardoor ontstane tekort aan jongens, meer meisjes hier en daar aan het werk zouden moeten gezet worden.
10552. V. En gij zoudt denken, dat dit niet in het belang der zedelijkheid kon zijn?
A. Juist.
10553. V. Dus verhooging van den minimum-leeftijd voor kinderen zou, volgens u, ten opzichte van de zedelijkheid nadeelige gevolgen kunnen hebben, omdat men daardoor te Tilburg er licht toe zou overgaan om meer arbeid van vrouwen te eischen?
A. Misschien wel.
10554. De Voorzitter: Gij bedoelt, dat dit het geval zou zijn, wanneer het mannelijk en vrouwelijk personeel door elkander aan het werk gezet werd?
A. Ja.
10555. De heer Bahlmann: Gij hebt gesproken over het half-time-system, volgens hetwelk de kinderen acht uren in de fabrieken werken en dan door eene andere ploeg afgelost worden, maar is het u bekend dat aan die fabrieken ook fabrieksscholen verbonden zijn?
A. Dat is mij onbekend, maar ik heb het aangehaald, omdat ik vind dat het voor een inspecteur onmogelijk is contrôle te houden, als een gedeelte van het werkvolk slechts sommige uren mag werken, en het andere meer.
10556 V. De burgemeester heeft gisteren gezegd, dat hij het aantal buitenwevers te Tilburg globaal schatte op een 400. Ik heb mij terstond verbaasd over dat cijfer. Gij hebt thans medegedeeld, dat er aan uwe fabriek 120 verbonden zijn; bij Eras 200; bij Sträter 80 of 100. Dus zijn wij reeds over de 400. Moet het aantal dus niet grooter zijn? Zou het wel niet 1000 bedragen?
A. Ik denk wel meer dan 1000; misschien 1500. Er zijn er althans zeer veel, en er zou wel eene statistiek van te maken zijn.
10557. De Voorzitter: Gij geeft een geheel globaal cijfer op. De burgemeester zeide gister uitdrukkelijk, dat hij het cijfer slechts zeer in het ruwe noemde, zonder er éénigszins op behaald te willen worden. Ik denk dat gij ook uw cijfer zoo beschouwd wenscht te hebben?
A Ja, want het zou meer en minder kunnen zijn.
10558. De heer Van der Sleyden: Wij hebben zoo even vernomen, dat jongens van 12 jaar op de fabriek komen en dan verder geen onderwijs meer genieten. Nu wensch ik te vragen of de arbeiders, die daaruit groeien, voldoende ontwikkeld zijn met het oog op hetgeen zij te verrichten hebben, of dat gij het beter zoudt vinden dat die jongens ook op lateren leeftijd onderwijs genoten en
| |
| |
daardoor beter geschikt werden voor hun werk?
A. Voor het gewone werk zijn zij voldoende ontwikkeld. Maar zit er wat in en hebben zij de ambitie om later meesterknecht te worden, dan is het goed dat zij wat meer leeren. Maar zij, die deze begeerte hebben, gaan naar de Zondagsschool, waar sommigen zelfs blijven tot hun 25ste en 30ste jaar.
10559. V. Ik had het oog op den gewonen arbeider, die arbeider is en blijft. Is voor dezen het onderwijs, dat het kind tot zijn 12de jaar heeft ontvangen, voldoende en ontwikkelend?
A. Ik geloof dat de gewone werkman dan eene voldoende ontwikkeling heeft ontvangen. Hij kan lezen, schrijven en wat rekenen. Al die groote geleerdheid is voor zijn vak niet noodig.
10560. V. Het komt mij voor dat er nog geen sprake is van het opdoen van groote geleerdheid, wanneer voor het kind tusschen de 12 en 14 jaren de gelegenheid wordt geopend het vroeger geleerde in schrijven en rekenen te onderhouden, of zijn bevattingsvermogen nog wat te ontwikkelen. Nu ziet men dikwijls de treurige gevolgen, wanneer op 12 jaren alle onderwijs eindigt, want het gebeurt dat de jongens op 20 jaren niets meer weten van wat zij geleerd hebben.
A. Wanneer de fabrieksarbeider later een bepaald ambacht wil leeren, dan ware meer onderwijs nuttig, maar dit acht ik voor den gewonen arbeider onnoodig.
10560 bis. V. Wij hebben gehoord dat de meisjes eerst op haar 15de jaar in de fabriek komen; ik meen echter dat zij reeds op het 12de jaar de school verlaten; wat doen zij dan tot haar 15de jaar?
A. Zij helpen de moeder in het huishouden, gaan naar de naaischool of worden kindermeisjes.
10561. V. Heeft de overigens loffelijke gewoonte. om aan te dringen op het sluiten van een huwelijk wanneer er omgang tusschen arbeiders en arbeidsters bestaat, niet het gevolg dat vele vroege en ontijdige huwelijken in Tilburg worden aangegaan?
A. Ik zeide reeds dat de fabrikant op het sluiten van het huwelijk aandringt, als de jonge man den kost verdient; is dit laatste niet het geval, dan wordt het huwelijk gemeenlijk ontraden door den fabrikant. Een jongmensch van 20 jaren verdient al een aardig geld.
10562. V. Dus meent gij, omdat men weet waarop het staat, dat men zich eenigszins in acht neemt?
A. Dat is moeilijk te beantwoorden. Als men het vooruit wist, zou men het niet doen.
10563. V. De quaestie is deze: worden vele huwelijken te vroegtijdig aangegaan, ja dan neen?
A. Ik geloof niet te vroeg; als zij op hun 22ste of 23ste jaar trouwen, is dit beter dan dat zij blijven loopen. Alleen komen er dan meestal veel kinderen. Voor de ouders is het een harde tijd tot de kinderen grooter worden, vooral wanneer het huisgezin talrijk is. Maar later als de kinderen grooter worden, beginnen de ouders er bovenop te komen. Daarom zou het misschien niet goed zijn, 14 jaren verplichtend te stellen, daar de ouders het geld van die kinderen vóór dien leeftijd zouden moeten missen.
Voor de toekomst van de jongens zal het niet schaden, want het lezen, schrijven en rekenen zal er dan beter inzitten.
10564. V. Ik meen van u vernomen te hebben, dat gij een werkelijken duur van 12 à 13 uur niet te lang acht. Toch is dat meer dan in andere fabrieksstreken gebruikelijk is, ik meen dat elders de werkelijke arbeid niet meer bedraagt dan 10 à 11 uur. Hebt gij wel eene vergelijking gemaakt tusschen de toestanden in Tilburg en elders, en meent gij dat het werk in Tilburg zooveel lichter is dan elders?
A. De arbeid in Verviers is in den regel ook 12 uur en langer. Daar zijn sommige fabrieken, waar 's nachts doorgewerkt wordt; daar heeft men twee ploegen, die ieder 12 uur werken. 's Middags gaat daar natuurljjk een uur af.
10565. V. Gij maakt steeds eene vergelijking met Verviers, waarom niet met Nederlandsche toestanden?
A. Ik maak eene vergelijking met Verviers, omdat daar ongeveer hetzelfde fabrikaat is als in Tilburg. De Twentsche nijverheid laat de weverijen slechts 10
| |
| |
à 11 uur werken, maar het zijn, naar ik verneem, ook weverijen en geen spinnerijen. De weverij is een arbeid, die nog al oplettendheid vereischt, dus zou 13 uur werken wel wat vermoeiend zijn.
10566. V. Gij zijt dus van meening, dat het werk te Tilburg minder afmattend is en daarom langer kan volgehouden worden?
A. Gedurende 12 of 13 uren kunnen zij het best volhouden.
Ik heb eens eene statistiek opgemaakt van eene machinale weverij, waar 14 uren gewerkt werd, loopende over twee maanden. Het volgende jaar werd er 12 uren gewerkt, en maakte ik weer eene statistiek op. Bij vergelijking bleek mij, dat bij den 12urigen werktijd evenveel werd afgeleverd als vroeger bij den 14urigen. Dat lag daaraan, dat de menschen, die 12 uren werkten, vol ijver waren, omdat zij per streng betaald werden. Degenen, die 14 uren werkten, werden moe en werkten flauw.
10567. V. Daaruit volgt, dunkt mij, dat, volgens u, 12 uren de maximumtijd is gedurende welken gewerkt mag worden?
A. Wanneer men een maximum stelt, moet men het niet te laag nemen. Het kan toch gebeuren, dat er langer dan 12 uren moet gewerkt worden, bijv. wanneer eene fabriek extra werk heeft.
10568. V. De heer Goeman Borgesius: Zijt gij ook bekend met de spinnerijen en weverijen in Twenthe?
A. Neen in het geheel niet.
10569. V. Dan vrees ik dat gij de vraag, die ik u wilde doen, niet zult kunnen beantwoorden.
Het is mij bekend, dat in Twenthe, althans in Enschedé, de jongens bij groepen van de fabriek uit, enkele uren naar school gaan, en dat terwijl de arbeid op de fabriek doorgaat.
Hoe schikt men dat daar? Gij toch verklaart de jongens zelfs niet voor een paar uren te kunnen missen. In Twenthe schijnt men daar iets op gevonden te hebben, want in Enschedé wordt de fabrieksschool door de jongens van alle of van bijna alle fabrieken bezocht. Hoe kan dat?
A. In Twenthe heeft men uitsluitend spinnerijen en weverijen; die takken van industrie zijn daar geheel afgescheiden. Nu meen ik dat de spinnerijen voor het grootste deel kinderen in het werk hebben. Misschien zijn de zaken daar er op ingericht de machines te kunnen laten stilstaan, zoolang de kinderen naar school zijn.
In Tilburg is het werk echter zeer verschillend.
Weverijen, spinnerijen, alles vindt men daar bij elkander. Wanneer in Tilburg een gedeelte stilstaat, moet alles stilstaan, misschien is dat in Twenthe een geheel ander geval; daar is, naar ik vermeen, eene fabriek uitsluitend spinnerij of wel uitsluitend weverij, maar in Tilburg zou zoo iets niet mogelijk zijn.
10574. V. Zijn in Tilburg de fabrieksarbeiders allen in ziekenbussen? Hoe gaat het met de arbeiders zelf en met hunne gezinnen, in tijden, dat de man, ten gevolge van ziekte, niet voor zijn gezin werken kan?
A. Er zijn enkele arbeiders in ziekenfondsen, maar niet zeer velen. In de grootste fabrieken krijgen de arbeiders, bij ziekte of ongeluk, in den regel de helft van hun weekgeld uitbetaald. Dit geldt echter niet voor kinderen, want die hebben die behoeften niet.
10575. V. Gij zegt daar: in den regel; bedoelt gij daarmede, dat die uitbetaling bij ziekte in sommige fabrieken wel, en in andere niet plaats heeft?
A. Ja.
10576. V. Dus er zijn in Tilburg fabrieken, waarvan de eigenaars geen notitie nemen van hunne zieke werklieden?
A. Zeker.
10577. V. Maar wat wordt er van den werkman, wanneer hij eindelijk weg moet omdat hij versleten raakt?
A. In de meeste fabrieken worden de arbeiders, als zij 40, 50 jaren daar gewerkt hebben, gepensionneerd; als zij volstrekt niet meer kunnen werken, op 70-, 80 jarigen leeftijd, krijgen zij hun halve weekgeld. Maar dikwijls komt het voor, dat een werkman niet meer geschikt is voor zijn gewone werk; dan geeft de fabrikant hem wat lichter arbeid; hij verdient dan wel wat minder, maar de man is er toch tevreden mede. Dat is ten minste de handelwijze op flinke fabrieken.
10578. V. Wanneer ik het dus goed begrepen heb, is het eene uitzondering,
| |
| |
wanneer oude werklieden ten laste van het armbestuur komen?
A. Dat zijn uitzonderingen.
10579. V. Gij spraakt daar van werklieden van 70, 80 jaren. Mag ik daaruit opmaken, dat bij dien arbeid die leeftijd dikwerf wordt bereikt? Door getuigen hebben wij voor andere industrieën hooren verklaren dat een man van 50 jaren eene uitzondering was. In den regel werden zij tusschen 40 en 45 jaren sukkelachtig, en veel verder brachten zij het niet. Geldt dat ook voor Tilburg?
A. In den regel niet. Wanneer een werkman niet meer geschikt is voor het zwaarste werk. krijgt hij ander.
10580. V. Statistieken hebt gij niet?
A. Die bestaan niet. Enkel is uit de bevolkingsstatistiek op te maken dat het sterftecijfer in Tilburg zeer laag is.
10581. V. Staat u op het oogenblik een bepaald cijfer voor den geest?
A. Dat niet, maar zooals ik reeds zeide, door de bevolkingsstatistiek na te gaan is mij gebleken, dat Tilburg tegenover andere plaatsen een betrekkelijk laag sterftecijfer aanwijst.
Dezer dagen sprak ik echter dr. Van der Heyden, een zeer knap geneesheer, die, op mijne bemerking omtrent het lage sterftecijfer, er op wees, dat daarentegen het ziektecijfer in Tilburg hoog was. Dit wordt voor een gedeelte toegeschreven aan het slechte drinkwater.
10582. V. Dan wil ik u eene meer preciese vraag doen, dien ge waarschijnlijk wel zult kunnen beantwoorden. Hoeveel werklieden boven de 50 jaar hebt gij in uwe fabriek?
A. Dit zou ik eens moeten nagaan Er zijn er nog al veel
10583. V. Kunt gij het niet ongeveer opgeven? Het kan natuurlijk een enkel jaar verschillen; maar hebt gij geen gegevens daaromtrent?
A. Ik heb er misschien wel 25; maar het kan iets meer of minder zijn.
10584. V. Ik wenschte alleen eenigermate de verhouding te kennen tusschen uw geheele getal werklieden en het getal van hen boven de 50 jaar, want ofschoon men daar natuurlijk geen conclusie uit mag trekken voor de andere fabrieken, geeft het toch eenige aanwijzing.
A. Een fabrieksarbeider begint in den regel op zijn 12de jaar, en is hij 50 jaar oud, dan heeft hij reeds bijna 40 jaar gewerkt. Men laat zoo iemand niet gaan, maar houdt hem. Ik geloof, dat in dat opzicht de geest, die tusschen patroons en werklieden heerscht, zeer goed is.
10585. V. Hoe gaat het met de oplegging van boeten? Is daar bijv. op uwe fabriek een reglement voor, waarbij dat geregeld is?
A. Wanneer de werklieden eene fout in een stuk maken, wordt hun een bagatel afgetrokken, opdat zij het niet meer zouden doen; maar het wordt zeer zelden toegepast.
10586. V. Als dat moet geschieden, doet gij het dan zelf, of laat ge het aan de bazen over?
A. Altijd zelf; het wordt nooit aan de bazen overgelaten.
10587. V. Worden voor het te laat komen geen boeten opgelegd?
A. Als het een enkele maal gebeurt dat de werklieden te laat komen, dan ontvangen zij eene waarschuwing. Gebeurt het evenwel meer, dan worden zij eenvoudig een halven dag naar huis gezonden. In den regel zijn het dezelfde personen waarmede dit gebeurt.
10589. De heer Bahlmann: Zijn er op uwe fabriek, evenals bij den heer Eras, ziekenfondsen, waarvoor de werkman 2, 3 of 4 centen van den gulden bijdraagt? Die centen gaan dan in een fonds, waaruit het ziekengeld betaald wordt en waarvoor ook de patroon wat bijdraagt.
A. Neen.
10590. V. Dus in geval van ziekte wordt de helft van het loon uit de kas van de fabriek betaald?
A. Ja.
10591. V. Zou het wenschelijk zijn dat daaromtrent eene wettelijke regeling werd gemaakt?
A. Ja.
10592. V. Ik doe de vraag, omdat door industrieelen uit Maastricht en anderen daarop werd aangedrongen.
A. Bedoelt gij eene gemeentelijke kas?
10593. V. Ik bedoel eene wet, waarbij fabrikanten en arbeiders werden verplicht tot het instandhouden van ziekenen ondersteuningsfondsen, gelijk in Duitschland eene wet ten aanzien van ongelukken bestaat.
| |
| |
A. Zoodanige wet zou goed en niet goed kunnen werken. Stel dat een arbeider 20 jaren aan eene fabriek en aan een ziekenfonds bijgedragen heeft; hij verlaat die fabriek; heeft hij nu al dan niet recht op het door hem bijgedragen geld? Zoo ja, dan moet het worden uitgekeerd, en op die wijze zou het fonds te niet gaan.
10594. V. Gij hebt dus bezwaar tegen de regeling van dergelijke zaak, omdat zij tot groote moeilijkheden zou leiden; niet echter uit beginsel?
A. Neen.
10595. De Voorzitter: Hebt gij ons verder nog iets mede te deelen?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
10596. V. Dan danken wij u voor uwe inlichtingen.
G. Pollet. |
|