| |
Verhoor van den heer dr. B. Carsten.
9395 De Voorzitter: Wilt gij uw aam, voornamen, ouderdom, beroep en woonplaats opgeven?
A. Doctor Berend Carsten, oud 57 jaar, adjunct-inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht in de provincie Zuidholland en waarnemend adjunct-inspecteur in de provincie Zeeland, wonende te 's Gravenhage.
9396. V. De Commissie heeft begrepen, dat zij den dag van heden bestemmen moest tot het hooren van getuigen, die inlichtingen zouden kunnen geven, omtrent de omstandigheden, waaronder de vlasserij in ons land, en meer bijzonder in de provincien Zuidholland en Friesland pleegt te worden uitgeoefend.
Gij hebt de welwillendheid gehad in antwoord op de circulaire der Commissie van einde October, eene missive in in te zenden, met twee nota's. De eene handelt over de loodwit-fabriek te Dordrecht, terwijl de andere, die zekere uitgebreidheid heeft, ons een overzicht geeft van uwe beschouwingen over de vlasserij.
Hot lag dus vanzelf op onzen weg u te verzoeken om heden ook voor ons te verschijnen, teneinde nader mondelinge inlichtingen van u te ontvangen omtrent een punt, waarvan gij zoo blijkbaar studie gemaakt hebt.
Misschien zullen wij aan het slot van uw verhoor de vrijheid nemen enkele vragen van meer algemeenen of anderen aard tot u te richten. Hoofdzakelijk echter zullen wij ons met de vlasserij bezighouden, waarmede de dag trouwens tamelijk wel bezet zal zijn.
Mag ik beginnen met u te vragen: hebt gij eenigerlei bijzondere aanleiding gehad om den toestand van de lokalen, die voor het vlassen gebezigd worden, in zekere gedeelten van onze provincie te gaan onderzoeken? Is het u in 't oog gevallen dat in die gemeenten eene hoogere graad van sterfte was, of is er eenige andere aanleiding geweest?
A. De eerste aanleiding is geweest, dat ik tusschen 1865 en 1870 den Hoeksche Waard en het eiland IJselmonde bezoekende, getroffen werd door de omstandigheid, dat de menschen tusschen 14 en 40 jaar er zoo slecht uitzagen. Als ik dat vergeleek met andere deelen der provincie, met Voorne en Putten, en zelfs met Overflakkee, dan was het zeer opvallend Vooral trof het mij, dat, als men die menschen ontmoette in gesloten lokalen, zij veel meer hoestten dan elders. Ik heb er met verscheidene medici op het eiland IJselmonde over gesproken, en deze, die jarenlang eene uitgebreide praktijk hebben, spraken unaniem de overtuiging uit, dat het vlassen behoorde tot de meest ongezonde bedrijven.
Ik heb daarop in de eerste plaats geraadpleegd de sterftestatistiek in het algemeen van die eilanden, en toen is mij gebleken uit die van 1840 tot 1860 en verder uit opgaven die wij hadden tot 1870. dat vooral in de Hoeksche Waard en op het eiland IJselmonde de sterfte het grootste is. Er zijn wel eenige groepen in Nederland, waar de sterfte ook hoog is, maar de Hoeksche Waard kan gerekend worden dat gedeelte van Nederland te zijn, waar de sterfte het grootste is. Ik heb mij zelven de vraag gesteld: hoe zal ik een onderzoek instellen? Ik heb toen in 1867 eene circulaire gericht aan burgemees- | |
| |
ter en wethouders van al de gemeenten in die streek, waarin ik hun 13 vragen heb gesteld.
Ik achtte het wenschelijk bij het onderzoek naar de vlas-industrie tevens in te stellen een onderzoek ten aanzien van de hennep-industrie, die in de Alblasserwaard op breede schaal wordt uitgeoefend. Mijne circulaire was van den volgenden inhoud:
| |
's Gravenhage, December 1887.
Ik neem de vrijheid uwe medewerking in te roepen voor een onderzoek naar den invloed der vlas- en hennepbereiding op de volksgezondheid.
Dit onderzoek heeft mij geleid tot de volgende vragen, die ik U.E.A. beleefdelijk verzoek zooveel mogelijk te willen beantwoorden:
1o. | Behooren vlas en hennep tot de voortbrengselen van landbouw in uwe gemeente? Zoo ja: |
2o. | Bestaan er verordeningen en bepalingen omtrent het roten en verder verwerken van deze? |
3o. | Hoeveel vlas en hennep wordt jaarlijks verwerkt? |
4o. | Hoeveel vlas en hennep, uit andere streken afkomstig, is hieronder begrepen? |
5o. | Op welke wijze heeft de roting plaats? (stroomend, stilstaand water, oever rivieren, algemeene rotingplaatsen); |
6o. | Worden in plaats van roten in water ook andere behandelingswijzen gevolgd? |
7o. | Op welken afstand van de kom of ander meer bebouwd gedeelte der gemeente heeft roting plaats? |
8o. | Geschiedt het roten spoedig na den oogst of eenige maanden daarna? |
9o. | Hoeveel mannen, vrouwen en kinderen (beneden 14 jaren) houden zich gemiddeld met het verwerken van deze bezig? braken hekelen, zwingelen enz. |
10o. | Met welken leeftijd begint deze arbeid bij kinderen? |
11o. | Hoeveel tijd wordt gemiddeld jaarlijks aan 't verwerken van vlas of hennep besteed. |
12o. | Bestaan er ook inrichtingen waar het verwerken van vlas of hennep in 't groot geschiedt? |
13o. | Heeft men eenen schadelijken invloed op de gezondheid ten gevolge van deze industrie waargenomen? |
Het zal mij zeer aangenaam zijn door uwe tusschenkomst in staat te worden gesteld dit onderzoek voort te zetten, en de antwoorden op deze vragen zooveel mogelijk in den loop dezer of der volgende maand te mogen te gemoet zien.
De Geneeskundige Adjunct-Inspectcur voor Zuidholland, (get.) Dr. B. Carsten.
Aan
Burgemeester en Wethouders van
Van alle die gemeentebesturen ontving ik een antwoord, en had dus een punt van uitgang. Ik heb toen in de eerste plaats de meeste zwingelketen op IJselmonde en een groot gedeelte van die in de Hoeksche Waard bezocht.
Toen werd ik meer en meer overtuigd dat dit bedrijf zeer nadeelig was en zeker moest leiden tot vermeerdering van de ziekten der borstorganen. Daarop is door mij een onderzoek ingesteld, en heb ik uit de sterfte-staten aangeteekend al diegenen die gestorven zijn aan acute en chronische ziekten der ademhalingswerktuigen en aan longtering. Deze laatste wordt dikwijls afzonderlijk genomen, doch neemt men deze er hier niet bij, dan zouden er verscheidene gevallen van chronische bronchitis daarbuiten blijven, en dat zou ik minder wenschelijk vinden. Men beweert ook dat het hekelen aanleiding geeft tot het ontwikkelen van longtering.
Ik ben begonnen met den leeftijd van 14 jaren, omdat over het algemeen de jongens en meisjes niet vóór dien tijd in de zwingelketen arbeiden. Ik heb van de totale sterfte eerst afgetrokken al diegenen, die overleden zijn aan ziekten, waarvan de oorzaak niet bekend was. En toen is mij gebleken dat de sterfte aan de genoemde borstziekten op dien leeftijd over het algemeen in de vlas-gemeenten veel grooter was dan in de gemeenten waar het vlasbedrijf niet wordt uitgeoefend: in 1870 kwam ik tot het resultaat, dat in alle gemeenten op het eiland IJselmonde, waar vlas wordt verwerkt, de sterfte grooter was dan bijv. in Pernis en Zwijndrecht, waar
| |
| |
geen vlasarbeid is. Hot sprak zeer sterk. Dit was in de Hoeksche Waard hetzelfde. Ook daar was de sterfte door aandoening van de borstorganen op den genoemden leeftijd veel grooter dan in de gemeente Zuid-Beierland, waar geen vlas verwerkt wordt Ten gevolge van dat bezoek heb ik toen met den president van de maatschappij voor vlas-industrie gesproken en met verscheidene hoofden van inrichtingen, die het vlasbedrijf in het groot uitoefenen. Ik heb hun eenige wenken gegeven, die ik meende dat in het belang van de gezondheid der arbeiders wenschelijk waren. Het gevolg daarvan is geweest, ik weet niet of het was post of propter, dat vooral op IJselmonde sedert 1870 belangrijke verbeteringen zijn aangebracht.
De vlasboeren, die op groote schaal laten zwingelen, hebben tegenwoordig machinale inrichtingen, waarbij het stof, dat bij het zwingelen wordt opgeworpen, on dat schadelijk voor de gezondheid kan geacht worden, door opzuiging en ventilatie verwijderd wordt. En nu is het opmerkelijk - ik heb dat in het rapport medegedeeld - dat de sterfte aan ziekten aan ademhalingswerktuigen in de laatste jaren verminderd is; de diagrammen, die ik aan de Commissie heb toegezonden, zijn gunstiger dan die welke ik in 1870 gemaakt heb.
Een tweede punt, dat mij in den laatsten tijd gebleken is veel verbeterd te zijn, is dat het uitzicht van de zwingelaars en de zwingelaarsters ook eenigszins gunstiger is. Dat neemt echter niet weg, dat het zwingelen en braken van het vlas nog voor het grootste gedeelte op de oude wijze geschiedt, en dat het machinale braken en zwingelen tot de uitzonderingen blijft behooren.
Het is dus van belang steeds het oog te houden op de zwingelketen, en daarin zooveel mogelijk verbetering aan te brengen.
Ik heb in mijn rapport ook gesproken van een model-zwingelkeet. waarvoor een premie werd uitgeloofd, doch waarvan tot dusverre nog geen gebruik is gemaakt.
Dit neemt niet weg, dat er ook nog andere verbeteringen aangebracht kunnen worden.
Als zoodanig noem ik in de eerste plaats ventilatie in de lokalen, want die laat zeer veel te wenschen over.
Meestal hebben de zwingelkooien een zoogenaamden zolder, waar het vlas wordt geborgen.
Het stof, dat naar boven trekt en zich aan de zoldering hecht, valt later weder naar beneden.
De eenige ventilatie in zulk een zwingelkooi wordt verkregen door het oplichten van een plank aan eene zijde van de kooi, en aangezien de werkzaamheden meest in den winter geschieden, blijven de luiken dicht, omdat er niet wordt gestookt. En toch meen ik dat, zoo ergens, hier wel verwarming mocht aangebracht worden. Indien die lokalen verwarmd waren, zouden de luiken ook wel opengezet worden.
In mijn rapport heb ik den wensch geuit, dat die zwingelkooien geen zolder mochten hebben, en dat de ventilatie in het dak werd aangebracht. Verder zou men den maatregel kunnen nemen om het getal arbeiders in die zwingelkooien zooveel mogelijk te verminderen.
Bij het braken is de toestand over het algemeen beter. In de eerste plaats wordt er meer machinaal gebraakt dan gezwingeld, en in de tweede plaats is de man niet zoo vlak boven het stof, hij ademt dus zoo alles niet in.
Mijne conclusie komt daarop neêr, dat de vlas-industrie een zeer ongezond bedrijf is Het is treurig om aan te zien die scharen van volk, die zich met dat bedrijf bezighouden. Wanneer men een vlas-arbeider na eenige jaren terugziet - ik heb meestal mijn oog gevestigd op personen, die ik later kon herkennen - dan bemerkt men, dat zij zeer achteruit zijn gegaan, in 10 jaar zijn zij gewoonlijk versleten. Gewoonlijk zijn zij zeer kortademig, zij zien er zeer slecht uit, ten gevolge van het emphyseem dat zich ontwikkelt, krijgen zij minder goede circulatie, waardoor de voeding minder goed wordt, en zij dus zeer spoedig versleten zijn, zoodat het zeldzaam is, dat men iemand van 50 ziet.
Het is een zeer opmerkelijk verschijnsel, dat mij verhaald is door de burgemeesters in die gemeenten, dat zooveel menschen daar armlastig zijn, omdat zij
| |
| |
niet meer werken kunnen; ofschoon men niet kan zeggen dat zij ziek zijn, lijden zij toch aan de gevolgen van hun bedrijf.
9397. V. Dus als ik het goed begrijp, dan hebt u geheel uit eigen beweging en naar aanleiding van eigen waarnemingen, die u onder uwe inspectiereizen gemaakt hebt, u de zaak aangetrokken, en inderdaad een succes op uw pogingen gehad, dat zich onder cijfers laat brengen. Er laat zich immers naar u ons zegt, eene verbetering zien door de vergelijking tusschen het diagram van 10 jaren geleden en thans. Dit laatste feit bleek, zooals u straks zelf heb gereleveerd, uit uwe nota niet, want daarin was alleen opgenomen het diagram van den laatsten tijd, maar niet dat van vroeger; de vergelijking was dus voor ons niet te maken?
A. Het was wel gedrukt, want ik had er al mededeeling van gedaan in de vergadering van den geneeskundigen raad, en het is dus in de verzameling van stukken van het geneeskundig Staatstoezicht opgenomen.
9398. V. Ik twijfel daaraan geen oogenblik, maar dat hebben wij niet kunnen opmerken; wij hadden hier alleen uw laatste diagram, en die uitkomst moest ons dus natuurlijk ontsnappen; dit doet echter niets af aan de verdienste die in uw arbeid steekt en die het mij hoogst aangenaam is te releveeren.
Misschien is het wenschelijk vóór alles met u den gang eens te doorloopen van de vlasserij, Dan komen wij vanzelf tot de punten, waarover wij inlichtingen van u kunnen vragen of gij die nader zoudt willen toelichten.
De zaak begint al in het vroege voorjaar, in Maart, met zaaien, niet waar?
A. Juist.
9399. V. Ik onderstel dat in dat werk niets steekt, wat hier bij deze enquête behoeft besproken te worden, want het is een zeer gewoon werk?
A. Ik heb er in mijn rapport reeds op gewezen, dat de menschen uit hunne woonplaatsen naar elders gaan om te wieden.
9400. V. Daarop volgt het meer uitgebreide werk van het wieden?
A. Juist.
9401. V. In uw stuk hebt gij ons medegedeeld dat de arbeiders in groote scharen uittrekken naar de Haarlemmermeer. naar den IJpolder en naar Zeeland, Friesland en Groningen?
A. Zij gaan voornamelijk naar de Haarlemmermeer.
9402. V. Welke aanleiding bestaat er voor die menschen van de Zuidhollandsche eilanden zoo ver weg to trekken voor die verrichting?
A. Ik denk dat dit is, omdat er de vlasboeren, die in het groot doen, veel aan gelegen is om goede vlassers te hebben, die het werk kennen.
9403. V. Ik begrijp dit, wat betreft de latere manipulatiën, waarbij eene eigenaardige handigheid en bedrevenheid te pas komt, maar stelt het wieden ook bijzondere eischen, zoodat daarvoor een geoefend personeel noodig is? Anders is het toch wel zonderling, dat de Hollandsche bevolking zoo ver wegtrekt voor de eerste dingen. Weet gij daaromtrent ook iets te vertellen?
A. Het is mij niet bekend. Hetzelfde verschijnsel neemt men echter in Gelderland waar. De bevolking trekt daar eveneens naar Drenthe om eiken te schillen.
9404. V. Het feit heeft u aanleiding gegeven om observaties te maken, wat de gezondheid en wat de zedelijkheid betreft?
A. Vooral wat de gezondheid aangaat. Het voornaamste bezwaar is, dat de menschen zeer slecht gehuisvest zijn, in schuren op hooi en op stroo, waardoor zij, vooral in den eersten tijd, namelijk in Maart en April, blootgesteld zijn aan plotselinge afwisselingen der temperatuur, waardoor zij zeer gauw koude vatten, hetgeen natuurlijk bij hen, wier ademhalingswerktuigen daartoe eene zekere voorbeschiktheid bezitten, het sterkst is.
9405. V. Is er nog niet een andere kwade kant aan verbonden, namelijk dat men, voordat de reis aanvangt, begint met de kleine kinderen te evacueeren?
A. In het algemeen worden de kinderen zelden gezoogd, maar zelfs in die enkele gevallen worden zij dan nog ontijdig gespeend. Het kind wordt dan bij eene buurvrouw of een lid der familie gedaan, en verder gevoed met voor dien leeftijd onnatuurlijk voedsel.
| |
| |
9406. V. En dan trekt alles weg:
A. Ja: mannen, vrouwen, jongens, meisjes.
9407. V. En de tweede schaduwzijde is de onzedelijkheid?
A. Ja, dat ligt voor de hand. In het algemeen is het mij voorgekomen dat het een bedrijf is, dat zeer de onzedelijkheid bevordert. In de eerste plaats, het punt dat wij nu behandelen, dat samenzijn van mannen, vrouwen, jongens en meisjes in eene schuur of hooizolder. Het laat zich hooren, dat dit tot onzedelijkheid aanleiding moet geven; maar ook voor het bewerken zelf van het vlas zijn mannen, vrouwen, jongens en meisjes bijeen.
9410. V. Het plukken heeft in Juli plaats. niet waar?
A. Ja.
9411. V. En dan ziet men weer een repetitie van de reis in het voorjaar?
A. Ja
9412 V. Onder soortgelijke omstandigheden?
A. Precies hetzelfde.
9413. V. Dan wordt het vlas binnengehaald en getransporteerd per spoor en schuit naar de centrale punten, waar de inrichtingen bestaan, die daarvoor noodig zijn, en waar het volk voor die bezigheden gedresseerd is. Wat gebeurt dan daar?
A. Het eerste werk is den vlasstengel van zijne zaadkorrels te ontdoen, het zoogenaamde reepen. Dit is geen nadeelig werk. Daarbij wordt geen stof ontwikkeld, omdat het zeer voorzichtig geschiedt. Men tracht alleen de zaadbollen er af te halen, tusschen pennen door; daar wordt een vlasbundel doorgehaald en de zaadkorrels worden er afgenomen. Vervolgens wordt het vlas naar het land gebracht, om korten tijd te drogen en daarna in eene sloot geworpen om te roten, welke sloot wordt afgedamd. De vlasplanten liggen er over elkander in.
9414. V. De samenstelling der plant uit drie bestanddeelen hebt gij in uw verbaal duidelijk uiteengezet; gij zult het echter nog wel eens willen herhalen en tevens aantoonen wat de bedoeling van het roten is?
A. In dat stilstaand water, met organische stoffen bezwangerd, heeft eene ontbinding plaats, voornamelijk de zoogenaamde slijmlaag treffende, die zich tusschen de schors en de splint van de vlasplant heeft ontwikkeld.
9415. V. Kunnen wij het niet aldus zeggen: De kern van de plant is hout rondom die kern zitten de vlasdraden; daaromheen bevindt zich de schors; dat alles wordt van natuurwege bijeengehouden door eene zekere lijmachtige zelfstandigheid. Nu is het vraagstuk om die lijmachtige zelfstandigheid zoodanig tot oplossing te brengen, dat die drie dingen zooveel mogelijk los van elkaar gaan. Dáárvoor wordt het vlas in de slooten te rotten gelegd, niet waar?
A. Juist. Wanneer het goed onder water ligt, wordt het met slootmodder bedekt. Valt er niet bijzonder veel regen, en is het niet te droog, dan gaat de ontbinding geleidelijk voort; maar komt er wat te veel regen, dan wordt de ontbinding niet voldoende bevorderd en zijn die dammen zoodanig gemaakt, dat zij kunnen overloopen, en verspreidt zich dat rootwater in alle verdere slooten die met den boezem in verband staan. Daaruit wordt het drinkwater genomen, en in zooverre is het nadeelig voor de volksgezondheid.
9416. V. Dat is nu eene wetenschappelijke gissing?
A. Mathematisch zeker is het natuurlijk niet uit te maken.
9417. V. Hoelang blijft het vlas in die slooten liggen?
A. Dat hangt er van af, ik geloof dat het een week of vier, vijf is. Dan wordt de modder er afgehaald en het vlas op het land uitgespreid om te drogen. Wanneer het goed gedroogd is, wordt het naar de schuren gebracht en daar opgestapeld. Naarmate de winterarbeid begint, wordt met het zoogenaamde braken een aanvang gemaakt.
9418. V. Dat is de eerste periode van den winterarbeid. Wanneer begint men daarmede?
A. In September of October. Nu zijn wij in de zoogenaamde braakhuizen. Het braken heeft niet plaats in hetzelfde vertrek waar gezwingeld wordt. Dat braken bestaat daarin, dat men de schorslaag en de houtlaag breekt. Om de vlasdraden te kunnen prepareeren, moeten die van de hout- en schorsdeelen worden gezuiverd. Bij dat breken heeft eene
| |
| |
ontwikkeling van stof plaats. Dat stof heb ik beschreven, en ik heb daarvan wat medegebracht. Ik heb in 1868 wat van dat vlasstof verzameld, onder andere van den zolder van een zwingelkeet; van een zolder boven de braakmachine, en van de braakmachine afgeveegd. Ik stel deze monsters in handen van de Commissie.
De stof, die zich bij het braken ontwikkelt, is niet zoo hinderlijk voor de bewerkers als die welke bij het zwingelen ontstaat; de houding, de manipulatie van de bewerkers is anders, zoodat men veilig kan aannemen dat het braken niet zoo schadelijk voor de gezondheid is als het zwingelen.
9419. V. Komt daarbij ook niet in aanmerking, dat men twee wijzen van braken heeft, namelijk het hand- en het machinale braken?
A. Bij de handbraak ontwikkelt zich niet zooveel stof; maar het braken geschiedt meestal machinaal. Men heeft in sommige braakhutten, waar machinaal gebraakt wordt, een ijzeren plaat boven de braakmachine aangebracht, waardoor het stof verhinderd wordt neer te vallen.
9420. V. De handbraak is dus een primitief instrument voor het breken van de kern, het hout van de plant. Zijn de machinale braakmachines uit ons land of van buiten af gekomen?
A. Ik durf het niet zeker zeggen. Bedrieg ik mij niet, dan heeft men mij indertijd gezegd, dat het Amerikaansche machines waren.
9422. V. En die zijn uit een hygiënisch oogpunt voldoende?
A. Ja, zij zijn niet zóó, dat er aanmerking op is te maken.
9423. V. Zijn dat zeer kostbare dingen?
A. In zooverre als er een stoommachinetje bij noodig is, wel.
9424. V. Dat zal dan een locomobiel zijn?
A. Ja. De toestel zelfs is overigens geen kostbare zaak, geloof ik.
9425. V. Worden zulke machines met locomobile veel in rondgaand gebruik genomen, voor gemeenschappelijke rekening?
A. Neen, de groote vlasboeren houden er zelf zulk eene machine op na.
9426. V. Heeft die machine in het algemeen de handbraak verdrongen?
A. O neen.
9427. V. De groote massa is dus nog niet op den goeden weg?
A. Neen. Ik. schrijf dit hier aan toe, dat die zaak in verschillenden graad wordt uitgeoefend. De groote vlasboeren hebben zulk eene machine, maar de kleine kunnen dat niet verdragen
9428. V. Is die ijzeren plaat, die zooveel nut doet en toch maar luttel weinig kan kosten, algemeen in gebruik, of laat dat te wenschen over?
A. Die worden alleen gebruikt bij de machines. Bij het handbraken is zij niet in het gebruik.
9429. V. Is het bij de handbraak niet toe te passen?
A. Men zou het toestel ook daar dienstbaar kunnen maken.
9430. V. Met weinig kosten?
A. Ja, maar men doet het niet.
9431. V. Uit sleur?
A Ja. Mag ik u nog iets doen opmerken? Wij spraken zoo even over groote en kleine vlasboeren, maar ik zou nog een stap verder willen gaan en opmerken dat de vlasarbeid ook in het gezin wordt uitgeoefend Wanneer men een dag in de vlasstreek verkeert, ziet men dikwijls onder een afdak bij de kleine woningen de vrouw bezig met zwingelen, als zij een oogenblik tijd heeft. Dat is zeer algemeen. Het is mij wel gebeurd, dat ik vrouwen tegenkwam, van wie ik dacht dat zij vlasarbeidsters waren; bij nader onderzoek verklaarden zij nooit in een kooi of in een braakhut geweest te zijn, maar dat zij te huis een uur of vier zwingelden.
9432. V. Onder meer of minder gunstige omstandigheden?
A. Die zullen zoowat gelijkstaan, de ruimte staat in gelijke verhouding tot den omvang van het bedrijf.
9433. V. Gij spraakt daar van afdak, dat is toch in effectu beter voor de ventilatie al moge het werk er minder aangenaam door worden?
A. Ik heb mij niet duidelijk uitgedrukt, ik sprak van een afdak, maar dat afdak is geheel en al afgesloten.
9434. V. Zij doen het werk dus volstrekt niet onder betere omstandigheden. de gevolgen zijn dus niet minder schadelijk? Maar het is een tak van huis- | |
| |
industrie, en daar kunnen wij nu niet over spreken.
Hebt gij nu nog iets over het braken te zeggen?
A. Bij die braak-machines heeft men over het algemeen niet de zoogenaamde stoom-zuigers waarbij het stof wordt verwijderd, maar ik heb op het eiland IJselmonde, ik meen bij den heer Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht, in de machinale brakerij gezien, dat de stoom tegelijk wordt gebruikt om het stof te verwijderen. Doch slechts op die eene plaats heb ik dit waargenomen.
9436. V. Bij dat braken, dat u dan nog minder kwaad schijnt te vinden, komt toch de plant in bewerking, terwijl er, zou men zoo zeggen, nog de meeste modder gedroogd aan zit. Men zou dus zeggen, dat hierbij de meeste aanleiding tot eene sterke stofontwikkeling bestaat?
A. Dat is toch niet het geval, omdat het braken het grofste werk is. De droge modder gaat er met groote stukken af en valt neer, zoodat bij het inademen niet veel stof wordt opgenomen.
9437. V. De modder valt dus in kluiten en klonten op den grond, maar geeft geen aanleiding tot de ontwikkeling van die massa fijne stof, die bedenkelijk is voor de ademhalingswerktuigen?
A. Juist; althans in kleinere kluitjes.
9438 V. Laat ons thans het braken verder daarlaten. Nu komen wij aan het zwingelen, wilt u ons dat eens vertellen?
A. Wanneer de vlasplant gebraakt is, komt zij in de vertrekken waar gezwingeld wordt. Het primitieve zwingelen heb ik beschreven; het bestaat daarin, dat de zwingelaar voor zich heeft een plank van een paar centimeters dikte. Die plank staat met de smalle zijde naar hem toe, terwijl aan de andere smalle zijde eene insnijding is, de zoogenaamde kraag, waarin het vlas gelegd wordt. Met de linkerhand wordt het vlas in de kraag gelegd, en met de rechterhand hanteert de arbeider de zwingelspaan. Dit is een breed, plat houten voorwerp met een handsvat. Met die zwingelspaan wordt het vlas geslagen en op die wijze wordt de modder, de hout- en schorslaag er uit verwijderd. Dit werk gaat natuurlijk langzaam, omdat men van tijd tot tijd die bos vlas moet omdraaien om de verschillende kanten er van te kunnen zwingelen. Wanneer een arbeider zulk een bos vlas goed wil zwingelen, dan heeft hij daarvoor omstreeks drie kwartier noodig. Gedurende al dien tijd zit hij met zijn gezicht boven de plank, en door de kracht, die hij moet aanwenden, om de zwingelspaan langs de plank te bewegen, ademt hij dientengevolge nog meer stof in.
9439. V. De vorige bewerking had dus de bestanddeelen losgemaakt, en deze laatste operatie, het zwingelen, heeft ten doel hout en schors te verwijderen, waardoor men niet anders overhoudt dan het lint of vlas. Dit geschiedt op de wijze, die u duidelijk hebt omschreven; het is voor den man eene zware inspanning, doet hem hijgen en veel stof inademen, daar de geheele atmosfeer met stof vervuld is. Dat is het kwaad, niet waar?
A. Ja. Wanneer men in de zwingelkeet komt, kan men door het stof elkander niet onderscheiden, en is men er een oogenblik in, dan is men geheel met stof bedekt.
9440. V. Wat is daartegen te doen?
A. In de zwingelkeet ventilatie aan te brengen om het stof te verwijderen. Al wat zolder is, moet uit de keet genomen worden en eene dakventilatie worden aangebracht; het beste zoude zijn dakruiten. Zoodoende zou men ook meer licht kunnen krijgen, want het beweren, dat licht nadeelig voor het vlas is, is ongegrond. Men zou dus boven meer licht kunnen aanbrengen, zoodanig dat men de ramen kon oplichten, ook tot bevordering der ventilatie
Dan zoude nog het getal arbeiders in de zwingelkeet beperkt moeten worden. Ik heb opgemerkt, dat in verscheidene zwingelketen de ruimte voor ieder persoon, die daarin werkte, niet meer dan 14 kubieke meters bedroeg. Dit is wel wat weinig, vooral, wanneer men nagaat, dat in de hospitalen 50 kubieke meter vereischt wordt. Beperking van het aantal is dus hoogst noodig.
Nu de verwarming der lokalen, die met de ventilatie in nauw verband staat. Bij gebrek aan de noodige warmte ziet men toch wel dat de ventilatie door de arbeiders tegengewerkt wordt.
| |
| |
9442. V. Gij spraakt van verwarming, maar is daar niet een groot gevaar aan verbonden met betrekking tot het artikel?
A. Dat geloof ik niet. Men kan om de kachel een mantel zetten. Het komt mij voor, dat het bezwaar zoo groot niet zou wezen; er zijn toch altijd eenige personen aanwezig, en een baas die toezicht houdt. Desnoods zou men in de zwingelkeet een kamertje kunnen afschieten voor een kachel.
9443. V. Is te dien opzichte het een en ander gedaan? Hebben de plaatselijke besturen zich de zaak aangetrokken en misschien daarvoor verordeningen vastgesteld?
A. Daaromtrent is mij niets bekend. Alleen heeft, gelijk ik straks zeide, de Maatschappij voor vlas-industrie zich de zaak aangetrokken. Die Maatschappij heeft, behalve de lokalen, ook andere zaken besproken, en wel degelijk onder andere de machinale bereiding. Nu is het moeilijk te zeggen of het daar een gevolg van is, maar sedert die Maatschappij en ik er ons mede bemoeid hebben, is het beter geworden en zijn er meer machines en stofzuigers gekomen. De toestand is nu wat verbeterd. Maar van den kant der plaatselijke besturen heb ik geen teeken van leven gezien, geen bouwverordening over zwingelketen.
9445. V. De maatschappij voor vlasindustrie behoort immers te Dordrecht te huis?
A. De algemeene vergadering werd te Rotterdam gehouden. Voorzitter was de heer Van Aken, gewezen burgemeester van Hendrik-Ido-Ambacht, die, zoo ik wel heb, straks als getuige voor de Commissie zal verschijnen.
9446. V. Die Maatschappij heeft zich de zaak aangetrokken, maar gij hebt niet bemerkt, dat door de plaatselijke autoriteiten eenige verbeteringen zijn aangebracht?
A. Ik herinner mij niet ooit eene verordening onder de oogen te hebben gehad.
9447. V. De groote zaak zou zijn de verplichting voor te schrijven tot betere ventilatie?
A. Ja, en het bevorderen van de toepassing van het machinaal zwingelen en het machinaal stof opzuigen.
9448. V. Worden er reeds exhausters aangetroffen?
A. Ik heb ze gezien te Hendrik-Ido-Ambacht in de fabriek van Snauw buiten het dorp, bij Steehouwer en ik meen bij Plaisier.
9449. V. Gij kent ze dus niet alleen uit de boeken maar ook uit de praktijk?
A. Ja.
9450. V. Acht gij ze nuttig?
A. Ze werken uitstekend; ik heb 12 personen aan het zwingelen gezien, die niet meer met de spaan arbeiden, maar het vlas in de gleuf leggen. Door de beweging van de spaan wordt het stof in eene kast gezogen. In die kast bevindt zich een trommel die bewogen wordt en het stof uit het dak verwijdert.
9451. V. Zijn de exhausters kostbaar?
A. Vrij kostbaar, maar daardoor wordt veel handenarbeid uitgewonnen.
9352. De heer Smit: Gij zegt dat het machinaal zwingelen uitstekend is: bedoelt gij hiermede uitstekend voor de gezondheid of voor de qualiteit van het vlas?
A. Voor de gezondheid.
9453. V. Is het u niet bekend, of de qualiteit van het vlas dezelfde blijft?
A. Dat durf ik niet zeggen, maar herhaaldelijk heb ik vlasboeren op de gunstige uitwerking van die werktuigen, op de gezondheid der arbeiders opmerkzaam gemaakt. Dat het vlas minder goed is, heb ik nooit gehoord.
9454. De Voorzitter: Sedert hoe lang past men exhausters bij het machinaal zwingelen toe?
A. In 1875 heb ik die het eerst opgemerkt.
9455. V. Gij komt gaandeweg zeker nog wel in die gemeenten?
A. Ja. Na 1875 zijn er verscheidene exhausters bijgekomen. In Heerjansdam en Hendrik-Ido-Ambacht zijn er 14 zoodanige inrichtingen.
9456. V. De vraag van den heer Smit is voorzeker volkomen rationeel. U beziet de zaken uit een hygiènisch oogpunt, en vindt natuurlijk allicht voortreffelijk, wat de menschen gezond maakt. Maar het is hun te doen om geld te verdienen. Als het kwaad werkte, zouden zij er vanzelf niet van willen weten; maar gelooft gij dat dit van deze zaak
| |
| |
moeielijk vermoed kan worden, en neemt het gebruik van die toestellen toe?
A. Het neemt toe.
9457. V. En als gij met die menschen gesproken hebt, hebben zij u dan niet op de schaduwzijde gewezen?
A. Ik heb nog niet lang geleden met den ouden heer Snauw over de zaak gesproken; hij is een oud-vlasboer, maar van hem heb ik er ook niets van gehoord.
9458. V. Is er bij het zwingelen ook een preservatief toe te passen?
A. Het eenige zou zijn het dragen van zoogenaamde respirators. Maar over het algemeen worden die dingen ter zijde gelegd. Misschien dat het bij de vlasindustrie komt, omdat men daarbij krachtig moet ademen, en de respirator eene belemmering is, maar zeker is het dat ik ze in andere fabrieken ook heb zien ter zijde leggen, omdat zij er om lachen en de menschen niet overtuigd zijn van het groote nadeel waaraan zij blootstaan.
9459. V. Zijn de respirators wel eens aangewend bij de vlasserij?
A Ik herinner mij niet ze ooit daarbij gezien te hebben, maar ik heb wel eens gezien dat zij doeken voor den mond hadden. Den gewonen halsdoek deden zij, in den vorm van een driehoek, voor het gelaat, zoodat de basis over den neus en de punt over den mond hing.
9460. V. Daaruit blijkt, dunkt mij, dat bij die menschen de zucht bestaat om een respirator, al is het in primitieven vorm, te bezigen. Hebt gij - het is volstrekt geen verwijt dat ik u er van maak - het punt van de respirators nooit ter sprake gebracht?
A. Jawel, maar dan werd mij geantwoord: dat gaat niet.
9461. V. Zou de reden daarvan ook kunnen zijn, dat zij dan minder makkelijk met elkander kunnen praten? Wij hebben gehoord dat dit in sommige fabrieken de reden is dat men tegen de respirators is.
A. Ik durf het niet zeggen.
9462. V. Het is dus door de boeren, met uw weten, nooit beproefd respirators te bezigen?
A. Dat ik weet niet.
9463. De heer Goeman Borgesius: Hoeveel uren wordt in de zwingelkeet gewerkt?
A. Zij beginnen, zooals ik reeds in het rapport gezegd heb, 's morgens om 4 uur, half vijf, en werken door tot zonsondergang.
9464. V. Zou er geen middel zijn om dien langen werkdag wat te bekorten? Die voortdurende blootstelling van de ademhalingswerktuigen aan die minder gunstige omstandigheden zal ook wel een van de redenen zijn, waarom het zwingelen zoo ongezond is?
A. Ja, hoe langer men aan het stof in de zwingelkeet is blootgesteld, hoe nadeeliger.
9465. V. Gij hebt gezegd, dat in den regel kinderen onder 14 jaar niet medegaan naar de zwingelkeet; maar worden zij bij andere verrichtingen der vlas-industrie wel gebruikt?
A. In het algemeen niet. In mijn rapport heb ik gezegd, dat in de zwingelen braakketen wel jongere kinderen komen, maar dat is minder om te werken dan wel omdat de ouders hen medenemen, omdat zij het goed vinden dat de kinderen reeds vroeg het werk zien en zich aan de inademing dier stof gewennen.
9466. V. Zijt gij dat met hen eens?
A Neen, zeker niet.
9467. V. Ik deed de vraag, omdat ik in verschillende schoolrapporten lees, dat de vlas-industrie zoo nadeelig werkt op getrouw schoolbezoek?
A. Dat laatste is ook toe te schrijven aan de verplaatsing der ouders. Als die naar de Haarlemmermeer gaan bijv. nemen zij de kinderen mede.
9468. V. Van welken leeftijd zijn dan die kinderen, welke door hen medegenomen worden?
A. Die zijn tusschen 10 en 42 jaar.
9469. De Voorzitter: Wat hebt gij, sprekende over de fabricage in het algemeen, bedoeld met dat zwingelen op Maandag? Dat zij het dan minder lang kunnen uithouden? Hoe komt dat?
A. Dat schijnt voornamelijk hierin te zitten, dat de luchtcellen worden uitgezet en dientengevolge in een gedeeltelijken verlammingstoestand verkeeren, zoodat een nieuwe prikkel noodig is om ze weer tot werkdadigheid te brengen en de ruimere ademhaling te bevorderen.
9470. V Dat zij dan dus minder zwingelen houdt soms geen verband met de
| |
| |
gewoonte, die meer bij werklieden voorkomt om des Maandags maar halve dagen te werken?
A. De omstandigheid, dat zij het niet kunnen, laat zich zeer goed verklaren door de opeenhooping van stof in een groot gedeelte van de luchtcellen; dat neemt niet weg, dat bij de vlas-industrie het jenevergebruik vrij algemeen is, en men zal ook wel Maandaghouden en niet werken; maar hetgeen ik in het rapport heb medegedeeld omtrent de mindere werkzaamheid op Maandag, schrijf ik toe aan de werkdadigheid van de luchteellen, die eerst moeten geprikkeld worden voordat zij behoorlijke activiteit krijgen om weer te kunnen uitademen wat er in gekomen is. Dat is ten minste mijne verklaring van het feit.
9471. V. Wanneer nu het zwingelen is afgeloopen, wat gebeurt er dan verder?
A. Wanneer het zwingelen is afgeloopen, ziet het vlas er al heel glad uit; men ziet er bijna niets op dan een enkel houtstengeltje enz.; dan wordt het zoogenaamd opgemaakt. Dit geschiedt nog al eens door jeugdige personen van 14, 15 jaar. De fijne houtsdeeltjes, die er nog in zijn, worden verwijderd, hetzij met de hand, hetzij met een houtje, hetzij op eene andere wijze. Dit werk is spoedig afgeloopen en wordt door sommigen beschouwd als nog nadeeliger te zijn dan het zwingelen. De juistheid van die meening heb ik echter nooit kunnen inzien.
9472. V. Gebeurt deze bewerking ook in de zwingelkeet, of in een ander lokaal?
A. Neen, in de schuur van den vlasboer.
9473. V. Men heeft u wel gezegd dat dit werk nog nadeeliger is dan het zwingelen, maar u hebt die overtuiging niet?
A. Neen, het tegendeel van dien; het komt mij voor minder nadeelig te zijn.
9474. V. Is na dit opmaken de fabricage afgeloopen?
A. Ja, dan worden er zoogenaamde steenen van gemaakt en die in den handel gebracht.
9475. V. In het begin hebt gij gezegd dat de gezinnen met hunne kinderen en al uittrokken om aan het werk deel te nemen, dat wij hebben doorloopen Worden bij de geheele bewerking van het vlas voortdurend zeer jeugdige personen aan het werk gesteld?
A Over het algemeen niet.
9476. V. Gebruikt men ze dan alleen bij het wieden?
A Zij gaan mede, omdat het gezin als het ware opgebroken wordt.
9477. V. Maar wanneer het vlas ingehaald is en er dus geen veldarbeid meer te verrichten valt, worden de kinderen dan gebruikt bij het braken en zwingelen?
A. Over het algemeen is het werken van kinderen dan niet groot.
9478. V. Wat verstaat gij onder kinderen?
A. Jongens en meisjes van 12-14 jaren.
9479 V. Worden die ook bij het zwingelen gebruikt?
A. Ja, dan beginnen zij.
9480. V. Dus bij het zwingelen en het opmaken van het vlas worden jongens en meisjes boven de 12 jaren gebruikt. Worden zij ook gebruikt bij het braken?
A. Neen.
9481. V. Is dat het werk voor volwassenen.
A. Ja, Mijnheer de Voorzitter.
9482. V. Uit hoeveel personen bestaat gewoonlijk het personeel in zulk een zwingelkeet?
A. Dat is zeer verschillend. De type van een zwingelkeet zal er een zijn, waarin 20 personen werken.
9483. V. Gij zegt dat die 20 personen bestaan uit volwassenen, jongens en meisjes. Bestaat er eene zekere verdeeling, verhouding in?
A. Neen
9484. V. Men gebruikt dus wat men krijgen kan?
A. Ja, doch er zijn meer volwassenen.
9485. V. Het wordt dus ook door jongens en meisjes boven de 14 jaar, als een middel van verdienste aangegegrepen?
A. Ja zeker.
9486. V. De nadeelen van het vlassersbedrijf op het schoolbezoek worden dus voornamelijk veroorzaakt doordat de geheele familie van huis trekt. Maar geeft nu het werken in de schuur ook aanleiding tot schoolverzuim? Het laat- | |
| |
ste zal wel ontkennend door u beantwoord worden, omdat het werken in die schuren niet door zoo jonge kinderen geschiedt?
A. In het algemeen geloof ik niet, dat de vlas-industrie aanleiding moet geven tot schoolverzuim. Maar er komt iets anders bij. Een gedeelte van de arbeiders, dat 's winters in de zwingelkeeten werkt, gaat 's zomers naar de steenplaatsen, en daar worden, en werden vooral vóór 1874. veel jonge kinderen gebruikt, die daardoor de school verzuimen.
9487. V. In welken tijd van het jaar komt dit meestal voor?
A. In den zomer.
9488. V. Dus juist in dien tijd, wanneer de voorjaarsarbeid is afgeloopen, en die van den winter nog niet aangevangen? - A. Ja.
9489. V. Op zich zelf dus heeft het vlassersbedrijf dit nadeelige gevolg - dat toch al belangrijk is - dat het geheele gezin optrekt?
A. Ja, wat betreft den arbeid te velde buiten hunne woonplaats.
9490. De heer Goeman Borgesius: Komt het niet dikwijls voor, dat de moeders medewerken in de zwingelkooien en de schoolgaande kinderen dan te huis moeten blijven om op de heele kleintjes te passen?
A. Ik heb dit niet bepaald opgemerkt, doch het zal zeker wel het geval zijn. Dit staat vast, dat er verscheidene moeders in de zwingelkooien werken.
9491. V. Is het u ook opgevallen, dat de huisgezinnen onder dat werk der moeders leden, dat bijvoorbeeld de kinderen verwaarloosd worden?
A. Dit heeft mijne aandacht niet getrokken.
9492. De Voorzitter: Kunt gij mij ook zeggen wat de jongens en meisjes van 14 tot 15 jaren zoo ongeveer verdienen?
A. Dat weet ik niet Wèl kan ik verklaren, wanneer een gezin, bestaande uit man, vrouw en een paar kinderen, in het vlas werkt, het een zeer goed weekgeld maakt. Aan die ruime verdiensten, die in de laatste jaren wel wat verminderd zijn, valt ook de vermeerdering van het drankmisbruik toe te schrijven.
9493. V. Komt er ook sterke drank in de kooien?
A. Het is mij niet bekend, maar het zou mij niet verwonderen, want ze komen des nachts te 4 uren bijeen.
9495. V. Wij hebben gesproken over de onzedelijkheid bij het op reis gaan van de familiën in het voorjaar; maar bestaat er ook in die zwingelkeeten, kooien en dergelijke plaatsen een toestand die minder wenschelijk is?
A. Ik ben er geen ooggetuige van geweest, maar ik heb herhaaldelijk gehoord, dat het broeinesten van onzedelijkheid zijn.
9496. V. Komen zij in het late najaar en in den winter ook reeds zoo vroeg op?
A. Ja.
9497. V. Hoe is dan de verlichting?
A. Dat durf ik niet zeggen.
9498. V. Hebt gij in het Zuidhollandsche ooit de oprichting waargenomen van zoogenaamde centrale inrichtingen op groote schaal, die dan eene betere ventilatie hebben, en waar de gevaren vermeden zijn, op welke gij gedoeld hebt?
A. Alleen de groote vlasboeren volmaken hunne inrichtingen; maar er is geene centrale inrichting.
9499. V. Is het u bekend, dat die in Friesland bestaat?
A. Neen. Het zou ook wenschelijk zijn, dat men centrale inrichtingen had voor het roten van het vlas. Het water zou dan gefiltreerd kunnen worden vóór het op den boezem komt. Nu wordt dit door de rottende zelfstandigheden zeer onzuiver gemaakt. Niet alleen, dat daardoor reeds het water zeer onbruikbaar is maar tevens wordt zoo min mogelijk gespuid, ten einde geen gelegenheid te geven tot het overloopen van den dam. In den boezem, genaamd de Waal, tusschen Ridderkerk en Hendrik Ido-Ambacht, heeft weinig waterverversching plaats, en door het rootwater uit de slooten wordt het drinkwater voortdurend slechter.
9500. V. De verschijnselen en de vormen der ziekten, waarin het kwaad zich openbaart, hebt gij in uw rapport opgeteekend?
A. Ja.
9501. De heer Goeman Borgesius: Dat roten verwekt een gruwelijken stank;
| |
| |
geschiedt het in slooten langs den openbaren weg, zonder dat eene verordening aangeeft dat men zich op eenigen afstand moet houden?
A. Ja.
9502. V. Bestaan niet in Groningen zulke verordeningen in enkele gemeenten?
A. In Zuidholland bij mijn weten niet.
9503. V. Is de uitwaseming van rootslooten ook nadeelig voor de borstorganen?
A. Neen, maar er komen tusschenpozende koortsen uit voort; die slooten zijn als het ware kunstmatige moerassen, bronnen van malaria. Wanneer het water gedronken wordt door kleine kinderen met gevoelige intestina, volgt daaruit diarrhee.
9504. De heer Ruys van Beerenbroek: Worden ook rootsloten in de nabijheid van woningen aangetroffen?
A. Neen, alleen buiten de kom der gemeenten.
9505. V. Dus op zoodanigen afstand van de woningen, dat haar drinkwater niet onmiddellijk wordt bezwangerd met nadeelige stoffen?
A. Onmiddellijk niet; men drinkt niet het water uit de rootslooten.
9506. De heer Smit: Ik wensch alleen een misverstand op te helderen. Dat vindt zijn oorsprong hierin, dat men alleen langs de weiden roten kan, en nu liggen die weiden meest langs den openbaren weg. Zoo is het bijv. te Ridderkerk.
9507. De Voorzitter: Ik heb u straks gevraagd of gij kennis droegt van het bestaan van eene centrale inrichting in Friesland. Daarop hebt gij ontkennend geantwoord. Zijt gij echter ook overigens bekend met den toestand van de vlasserij in Friesland?
A. Neen. Ik herinner mij alleen een verslag van den geneeskundigen raad van Friesland en Groningen omtrent de openbare hygiène op het roten. Daar was verschil van meening omtrent het al of niet nadeelige van het rootwater; echter niet voor zooveel dit als drinkwater mocht gebezigd worden; daaromtrent bestond geen verschil.
9508. V. Uit eigen waarneming weet gij er echter niet van?
A. Neen.
9509. V. Dan zullen wij onze besprekingen van de vlasserij voor geëindigd houden.
Mag ik u overigens nu vragen, of er ook naar uwe meening in uw ressort takken van industrie zijn, waarop onze aandacht in het bijzonder dient gevestigd te worden? Gij hebt straks al met een enkel woord gesproken over de steenfabrieken; kunt gij daarover ons ook het een en ander mededeelen.
A. In vergelijking met de vlas-industrie is over het algemeen het werken op de steenplaatsen niet zoo nadeelig; trouwens het werk wordt gedaan in de open lucht. Ik kan ook niet zeggen, dat men bij het maken van de producten van die fabricage nadeel zou kunnen ondervinden. Wel is mij opgevallen dat er lang gewerkt wordt op die steenplaatsen, ook door het jongere personeel. In den laatsten tijd is dat ook weder beter geworden, maar er is een tijd geweest, ook nog terwijl ik geneeskundig ambtenaar in deze provincie ben, dat jongens van 12 jaar, en zelfs daaronder, 13 en 14 uren daags, behoudens den schafttijd, werkten. Zij moesten tegen een volwassen man, een vormer opwerken, hetgeen voor die jongens veel te zwaar is. Daar waar het vormen machinaal geschiedt, zooals in den laatsten tijd veelal het geval is, is dit minder in het oogloopend.
Het werken van zulk een jongen bestond in het nemen en opeenhoopen van het vormsel, hetgeen een voortdurend draaien teweeg brengt. Deed hij dat werk van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, dan werd hij meestal 's avonds zoo duizelig dat hij niet op de beenen kon blijven staan.
Het werk, dat de jongens nu doen, is echter ook niet licht. Zij werken van 's morgens vijf tot 's avonds 7 uur, waarvan hoogstens 3 uren voor schafttijd en rust afgaan. Het werk bestaat in het kruien van steenen van de vormplaats naar de ovens Dat werk wordt ook gedaan door vrouwen, die voornamelijk aan de ovens werkzaam zijn.
Die steen-industrie is in mijne oogen nadeelig wat betreft het te veel werken van jongens en het uitbreiden van den arbeid van de vrouw.
9510. V. In welke streken van ons
| |
| |
land zoudt gij meenen, dat die industrie het kwaadst is?
A. In Zuidholland is dat niet zoo erg en bepaalt zich die industrie tot Alblasserdam, Langerak en Hendrik-ldo-Ambacht. Daar is dat kwaad niet zoo in het oog springend.
9511. V. Waar dan wel? Laat mij maar zeggen wat ik bedoel. Gij hebt ons attent gemaakt op de steen-industrie, waarop wij, zooals gij wel kunt aannemen, reeds onze aandacht hadden gevestigd. Het zou echter mogelijk zijn, dat gij ons eene vingerwijzing zoudt kunnen geven omtrent streken in de provincie of in het land, waar de nadeelige zijden van die industrie een ernstiger karakter hebben dan elders. Ik noem bijvoorbeeld de IJsel- en Waalstreken.
A. Daaromtrent kan ik niet veel mededeelen, dat ligt buiten mijn terrein.
9512. V. Hier in de provincie kent gij die zeker toch?
A. Mijn werkkring ligt bezuiden Maas en Lek en daar wordt die industrie weinig uitgeoefend. Hierboven noemde ik die plaatsen reeds.
9513. De heer Ruys van Beerenbroek: Sprekende over kinderarbeid, hebt gij alleen gewag gemaakt van jongens; maar worden er ook meisjes gebezigd?
A. Het werk wordt meestal gedaan door jongens, doch ook wel door volwassen vrouwen.
9514. V. Ik doe u die vraag, omdat in Limburg ook wel meisjes - altijd boven den leeftijd van 12 jaren - gebezigd worden bij de steenbakkerijen om de gevormde steenen weg te dragen. Het getal staat daar zoowat gelijk voor meisjes en jongens.
A. Ik heb geen meisjes gezien, maar wel veel vrouwen. Naar eene berekening, die ik vroeger eens gemaakt heb, werken op eene steenfabriek ongeveer de helft mannen, een vierde vrouwen en een vierde jongens.
9515. De Voorzitter: Gij hebt ons straks zeer duidelijk en nauwkeurig den gang van de vlas-industrie verteld; gij hebt gezegd, dat in de maand Maart, in het voorjaar, de gezinnen er op uittrekken om te zaaien en spoedig daarop om tewieden. Tusschen die periode en de winterperiode werken zij op de steenfabrieken; trekken zij daar dan ook gezinsgewijze heen?
A. De fabriek, die ik bedoelde, is te Hendrik-Ido-Ambacht, en die is dicht bij de vlasstreek.
9516. V. Zij vinden hun werk dus vlak in de buurt; dat nomadenleven komt dus daar niet te pas?
A. Neen.
9517. V. Wij hebben thans de donkere kanten bekeken. Hebt gij ook iets goeds te vertellen van de provincie? Dat zal er toch ook wel zijn?
A. Natuurlijk, ik heb mijne aandacht gevestigd op de glasfabricage. Aan die glasfabricage zijn ook wel gebreken verbonden, maar in den laatsten tijd is er toch vrij wat verbeterd.
De glasfabriek van Mijnssen en Co. te Leerdam is een zwart-glasfabriek en die van de heeren Nieuwenhuizen en Mijnssen is er een van wit-glasfabricage. In die zwart-glasfabriek nu zijn nog enkele koelovens, waar het uithalen nog op de ouderwetsche manier geschiedt. De heeren zullen allen weten, dat het groote bezwaar bij die glasfabricage is, dat jongens gebruikt worden om de heete flesschen uit die koelovens te halen. Op de fabriek van Jeekel en Co. bestaat dat nog, maar langzamerhand worden meer koelovens daargesteld en wordt het beter, maar toch is het een feit dat jongens in een zoogenaamde koeloven moeten kruipen, waar de temperatuur ver over de 100 graden is. Zij krijgen dan zoogenaamde wanten aan, om de flesschen te kunnen aanpakken, maar gevallen hebben zich voorgedaan, dat de hooge temperatuur zoo op de jongens werkte, dat zij bewusteloos werden, uit den oven moesten gehaald worden en eenigen tijd moesten liggen om tot zich zelf te komen.
9518. V. Dat is te Leerdam?
A. Ja, maar bij Mijnssen en Co. heeft men verbetering aangebracht en meer koelovens gemaakt, maar toch heb ik er een gezien, waar nog jongens inkruipen. In de wit-glasfabriek van Nieuwenhuizen en Mijnssen echter heeft men een toestel aangebracht, waardoor dit niet meer noodig en het bezwaar opgeheven is. De flesschen zijn eenvoudig in ijzeren laden gebracht, die machinaal boven de ovens worden bewogen, en
| |
| |
geleidelijk wordt het glas afgekoeld, en dan staat er een meisje, die de flesschen er afneemt.
Ik moet hierbij doen opmerken, dat die firma Nieuwenhuizen en Mijnssen voor hare werklieden nog al veel doet. Zij hebben onder anderen een ziekenfonds opgericht voor hunne werklieden en ze verzekerd tegen invaliditeit. Ook hebben zij het plan, om te gemoet te komen aan het bezwaar van die koelovens waarvan ik zoo even sprak.
In die glasfabrieken, en vooral in de witglasfabrieken, wordt nog ander ongezond werk verricht. Zoo zijn daar menschen bezig om arsenik met mangaanoxyde en kobalt te vermengen. Daar hierbij ook soda gebruikt wordt, kan dat werk niet anders dan zeer nadeelig voor de gezondheid zijn. Ik heb werklieden dikwijls aangeraden om bij dat werk respirators te gebruiken; maar ik heb ze er niet toe kunnen krijgen, omdat men nog niet overtuigd van het nadeel is
9529 De heer Goeman Borgesius: Gij hebt gezegd dat de jongens in die heete ovens gaan; geschiedt dit omdat de opening voor volwassenen te klein is?
A. Ja.
9520. V. En zijn het zeer kleine jongens?
A. Ik denk van 13 jaar.
9521. V. Moeten zij er lang achtereen in blijven?
A. Zoolang als zij het kunnen uithouden. De flesschen liggen achter in den oven, ik denk op 1½ meter van de opening; zij moeten de flesschen dus naar zich toehalen. Als zij er dan uitkomen, worden zij door een ander afgelost.
9522. V. Als ik het dus goed begrijp, heeft men daarvoor ook eene ploeg van jongens?
A. Ja. Het zijn dezelfde jongens, die ook bij de glas-industrie worden gebruikt.
9524. De Voorzitter: Hebt gij soms ook op lichtpunten te wijzen? Gij kent zeker ook plaatsen waar iets gedaan wordt in het belang van de ontwikkeling, van de opleiding van den werkman?
A. Ja, voornamelijk is mij dit opgevallen in de fabriek van den heer Leen Smit aan den Kinderdijk.
Ook toen ik de fabriek van de firma Diepenveen, Lels en Smit bezocht om een onderzoek in te stellen naar den invloed der ontwikkeling van de ijzerdeeltjes bij het boren als anderszins, heb ik enkele interessante bijzonderheden vernomen, die bewijzen dat er wel iets voor den werkman, in het bijzonder voor de jongens, gedaan wordt. Zoo wordt er bijv. een paar keeren per week door de jongens slechts halve dagen gewerkt, en dan moeten zij de andere helft van den dag schoolgaan, op straf van uit de fabriek verwijderd te worden. Daarvoor wordt door de ondernemers zelf gezorgd. Dan zijn er nog ziekenfondsen, die door de ondernemers beheerd worden en waaruit de werklieden, ingeval van ziekte, de helft van hun loon trekken.
9525. De heer Ruys van Beerenbroek: Een enkele vraag nog naar aanleiding van de glas-industrie. Worden de jongens, behalve voor het halen der voorwerpen uit de koelovens, ook gebruikt bij het blazen van glas?
A. Wel bij dat bedrijf, maar zij blazen zelf niet. Bij de glasfabricage staat aan iederen pot een ploeg van vier man, namelijk een sapper, een aanbrenger, een vormer en een jongen die het glas wegdraagt.
Die jongens, die het voorwerp gloeiend wegdragen en het aan eene staaf hebben om het in den oven te zetten, worden gewoonlijk ook gebruikt voor de koelovens.
9526. V. Weet gij ook of er dag en nacht gewerkt wordt?
A. Hoofdzakelijk des nachts. Zondagnachts begint het om 12 uren en gaat de heele week door, iederen keer later, zoodat zij des Zaterdags-middags gereed zijn, om tot Zondagnacht rust te hebben.
9527. V Dus bij dat nachtwerk worden ook die jongens gebruikt?
A. De jongens moenten er altijd bij zijn.
9528. De Voorzitter: Wij zullen misschien later nog wel eens aanleiding hebben om, als dat punt behandeld wordt, u te verzoeken nog verdere mededeelingen te doen. Zijn er nu nog punten die gij wenscht te bespreken?
A. Alleen wensch ik de aandacht der Commissie te vestigen op de loodwitfabriek te Dordrecht, een punt dat naar mijne meening die aandacht ten volle waard is, omdat, als men door een ander
| |
| |
bedrijf ongesteld is geworden, dit kan ophouden als men dat bedrijf laat varen; maar menschen bij welke eens de intoxicatie door lood is begonnen, behouden dit hun geheele leven, en daarom is het zoo verschrikkelijk. Het lood is een langzaam vergif dat accumuleert; men ontwaart er niets van, totdat men het eindelijk bemerkt. Het is dus eene zaak, die ten volle de aandacht verdient. Zoover ik weet, bestaat in mijn district maar ééne fabriek, maar dat bedrijf wordt uitgeoefend op de meest schadelijke wijze. Dat is de zoogenaamde Hollandsche methode. Daardoor heeft men voortdurend stof-ontwikkeling. Na het vormen van het koolzure loodoxyde wordt die van de cylinders afgeklopt. Dat stof wordt langs den natten weg gemalen, daarna wordt de brei gedroogd en die gedroogde massa moet wederom gemalen en daarna gebuild worden. Dat alles geeft stof, en dus de werklieden zijn voortdurend aan stof-inademing blootgesteld, dat zeer nadeelig is voor de gezondheid.
9529. V. Is eene andere methode van fabricage mogelijk, waardoor die gevaren vermeden worden?
A. Ja, maar ook deze methode kan verbeterd worden, waardoor die sterke verspreiding van stof voorkomen wordt.
9530. V. Doet men dat niet?
A. Toen ik in 1869 voor het eerst de fabriek bezocht, heb ik den eigenaar op eenige mogelijke verbeteringen attent gemaakt. Hij heeft toen eenige betere ventilatie aangebracht, maar dit neemt niet weg dat de werklieden nog steeds de nadeelige gevolgen van die fabricage ondervinden. Ik heb in mijn rapport enkele cijfers genoemd.
9531. V. In uw verslag is het volgende opgeteekend: ‘Volgens de gemeenteverslagen werden in het ziekenhuis te Dordrecht aan loodkoliek behandeld in 1879 7, in 1880 7, in 1881 8, in 1882 9, in 1883 10, in 1884 8 en in 1885 18 personen.’
Waarom hebt gij bij dat ééne jaar 1883 in parenthesi gesteld ‘uitsluitend op de loodwitfabriek?’ Kon men omtrent de andere kolieken den oorsprong niet constateeren?
A. Ik geloof dat alle de lijders, die in het ziekenhuis werden behandeld, uit die ééne fabriek afkomstig waren.
9532. V. Gij hebt dus die cijfers getrokken uit de afzonderlijke jaarverslagen, niet uit een verzamelstaatje van het gemeentebestuur?
A. Ja.
9533. V. En gij meent dat al de cijfers te wijten zijn aan die ééne fabriek?
A. Ja.
9534. V. En dat de wijze van werken belangrijk zouden kunnen worden verbeterd?
A. Ja.
9535. V. Maar misschien met groote kosten?
A. Ja de geheele inrichting zou moeten veranderd worden.
9536. V. Maar bleef de oude methode niet bewaard?
A. De vorming van het koolzuur lood door azijnzuur en mest kan behouden blijven. Ik zou geen loodwitfabriek in de bebouwde kom eener gemeente wenschen; door sterk te ventileeren, krijgt men het lood in de atmosfeer, waarvan de naaste bewoners hinder moeten hebben.
9537. V. Hebt gij nog iets aan de Commissie mede te deelen?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
9538. V. Dan bedank ik u voor de schrifturen, die gij de beleefdheid hadt ons te doen toekomen, en voor alles wat ons door u werd medegedeeld.
Dr. Carsten. |
|