A. Met 30 of 40.
7124. Dat is waarschijnlijk verdeeld in ploegen?
A. Ja, elke ploeg is van vijf personen, de meeste met 4 meisjes.
7125 V. Bij uw werk is dus geen schadelijke invloed voor de gezondheid te vreezen?
A. Ik kan niet zeggen dat er kwaad aan verbonden is.
7126. V. Gij doet zeker soortgelijk werk als in een lithographie?
A. Hetzelfde.
7127. V. Nemen meisjes het door u gedrukte van u over?
A. Ja.
7128. V. Hoeveel?
A. In iedere ploeg 4.
7129. V. Hoe oud zijn zij?
A. Twee gehuwden, mijn dochtertje is 26 en eene Snijderse 13 à 14 jaar.
7130. V. Werken zij met u even lang?
A. Ja, van 's morgens 7 tot 's avonds 6½ uur, met 1½ uur schafttijd. 's Morgens te 9 uren hebben wij 10 minuten om ons brood te eten, alsook 's middags te 4 uren.
7131. V. De meisjes ook?
A. Ja.
7132. V. Die hebben dus geen overdreven lang en zwaar werk, noch schadelijk werk voor de gezondheid?
Neen.
7133. V. Welk loon verdienen zij?
A. Zij werken op stuk en verdienen f9 à f10, soms f8 in de 14 dagen; de kleine Snijderse werkt in daggeld.
7134. V. Wordt gij op stuk betaald?
A. Ja, en zoo verdien ik f2 daags.
7135. V. Het is mij niet duidelijk hoe gij met het plaatjesdrukken op stuk wordt betaald; de eene teekening is groot, de andere klein, de eene moeilijk, de andere gemakkelijk?
A. Theeserviesen worden per dozijn berekend, tafelserviezen per stuk, borden en dergelijke zaken per dozijn.
7136. V. Maar aan het eene servies en het eene bord is, wat de teekeningen betreft, toch meer werk dan het andere, niet waar?
A. Dat is ook zoo, maar het eene tarief is ook hooger dan het andere.
7137. V. Hebben dus de verschillende modellen ook verschillende tarieven?
A. Alle niet, er zijn er waarvoor dezelfde tarieven zijn, maar ook waaraa meer werk is en die dus hooger betaal worden.
7138. V. Veranderen die tarieven dikwijls, gaan ze wel eens naar boven of naar beneden?
A. Niet naar boven, wel naar beneden.
7139. V. Hebt gij altijd uw twee gulden daggeld gemaakt?
A. Vroeger hebben wij wel meer verdiend, 2½ à 3 gulden; toen zeiden wij dat wij een slechten dag maakten als wij twee gulden hadden, nu is twee gulden een goede dag.
7140. V. Hoe komt dat?
A. Door den aftrek; ik kan mij niet anders voorstellen als dat mijn patroon niet meer kan geven wegens de concurrentie.
7141. V. Van wanneer dateert die vermindering?
A. Van 1878/79.
7142 V. Werkt uw vrouw ook aan de fabriek?
A. Neen.
7143. V. Heeft zij er ooit gewerkt?
A. Nooit.
7144. V. Hebt gij altijd den kost voor uw gezin kunnen verdienen zonder dat het noodig was haar te laten werken?
A. Ja.
7145. V. Gij vondt het dus beter haar in het huisgezin te laten blijven?
A. Jawel.
7146. V. Of had uwe vrouw er een zaakje bij?
A. Neen, op het oogenblik niet. Van tijd tot tijd heeft zij wel getracht door breien of wasschen er eenige centen bij te verdienen.
7147. V. Maar anders kondet gij rondkomen?
A. Anders heb ik mij goed kunnen redden.
7148. V. Contribueert gij aan een ziekenkas?
A. Ja.
7149. V. Hoeveel?
A. 2½ cent van den gulden.
7150. V. Zijt gij er van den beginne af in geweest, dat moet immers?
A. Ja.
7151. V. Zijt gij wel eens ziek geweest?
A. Nog nooit.