A Ja.
4451. V Hebt gij ook soms gezien of in de brood- en meelfabriek veel jongens aan het werk waren? Of waren het meestal volwassenen?
A. Meestal mannen van boven de 20 jaren en zeer weinig jongens.
4452. V. En hoe was het bij Brandt op de bijbelbinderij?
A. Daar waren wel jongens, doch hoogstens een stuk of tien.
4453. V. Waren er in de glasblazerij ook jongens?
A. Ja.
4454. V. Overigens hebt gij van de glasblazerij nu juist geen aangenamen indruk verkregen?
A. Wat de tevredenheid der werklieden betreft, daarmede ging het nogal goed. Ik heb ten minste met een werkman gesproken, terwijl de eigenaar afwezig was. Die man sprak werkelijk op een zeer tevreden toon.
4455. V. Over den patroon of over het werk?
A. Eigenlijk over een onderwerp dat minder tot de zaak afdeed, maar de toon waarop hij sprak, gaf mij den indruk dat hij tevreden was.
4456. V. Maar ge vondt het er toch zoo, dat zij het er bijna niet houden konden?
A. Er stond vlak vooraan een zeer heete oven, en achter den rug stonden de ramen wijd open, zoodat er een vreeselijke tocht heerschte, en dat kwam mij voor niet gunstig te zijn. Maar wat het blijven voor den oven betreft, duurt dit voor de meeste werklieden zoo kort, dat ik niet geloof dat het een bepaald nadeeligen invloed kan hebben.
4457. V. Maar zij worden toch niet oud?
A. Dat heb ik niet opgemerkt.
4458. V. Die slechte toestand was immers in de smelterij?
A. Ja, maar daar werd tevens het glas geblazen.
4461. Was het gebouw der glasblazerij waar gij geweest zijt, dus ééne localiteit, niet verdeeld in vertrekken of afdeelingen?
A. Het was daar niet in verdeeld.
4462. V. Dus dan was die hitte overal en was de atmosfeer voor allen zonder onderscheid dezelfde?
A. Ja.
4463. V. Hoe lang is de werktijd voor die jongens?
A. Een werkman vertelde mij dat hij elf uren per dag werkte, Hoe lang de jongens werkten, weet ik niet.
4464. V. Beklaagde die werkman zich over dien werktijd?
A. Neen, hij schikte er zich in.
4465. V. Hoordet gij ook geen klachten over den aard van het werk?
A. Neen.
4491. V. Maar hebt gij, - als het niet zóó is, zeg het dan gerust, - bij uw herhaald bezoek aan de verschillende soorten van fabrieken, waar gij toegelaten zijt, nergens zoodanigen indruk ontvangen, dat dit de gedachte bij u opwekte: die aankomende jongens, meisjes en jonge vrouwen hebben toch eigenlijk geen leven?
A Ik heb wel den indruk gekregen, dat ik den werktijd wat lang vond, dat er ook 's avonds moest gewerkt worden en dat het onaangenaam voor de werklieden moest zijn, dat zij nooit eens met hunne familie konden samen zijn.
4492. V. In welken tak van fabricage hebt gij dien indruk gekregen?
A. In de borstelfabriek die ik 's avonds gezien heb.
4493. V. Daar werd gewerkt tot?
A. Acht uur.
4494. V Niet langer?
A. Neen.
4495. V. Dan zijn er erger toestanden. Hebt gij geen aanleiding gehad om u bezig te houden met zetterijen of drukkerijen?
A. Neen.
4496. V. Ook niet met metaalfabrieken?
A. Voor metaalwerken ben ik geweest in de fabriek van de heeren Becht en Dyserinck op de Stadhouderskade.
4497. V. Hebt gij daar een goeden indruk gekregen?
A. Ja, die was wel goed.
4498. V. Was er veel werkvolk?
A. Een 50 man ongeveer.
4499. V. En de lokalen, waren die niet bedompt of laag?
A. De lokalen waren laag van verdieping, maar elk man had toch genoegzaam ruimte en het licht was vrij voldoende.
4500. V. Zijt gij op de kaarsenfabriek geweest?