Vlissingen en Dudok van Heel. Bij die heeren ben ik onafgebroken 17½ jaar in dienst geweest. Die heeren zijn weggegaan. Ik werd toen door een van die heeren die aan het hoofd kwamen aangezocht om de fabriek, die in reddeloozen toestand verkeerde te redden. Ik heb dat gedaan. Ik heb geld bijeen kunnen krijgen.
3428. V. Over welke fabriek spreekt gij nu?
A. Over de Koninklijke Fabriek van stoom- en andere werktuigen.
3429. V. En gij zijt geroepen om die fabriek te redden?
A. Ja.
3430. V. Maar toen was het nog de fabriek van de heeren Paul Van Vlissingen en Dudok van Heel?
A. Toen was het reeds de Koninklijke fabriek.
3431. V. En werdt gij geroepen om die fabriek te redden?
A. Ja.
3432. V. Welke was overigens, buiten dat redden, uwe gewone werkzaamheid op de fabriek?
A. Werkman.
3433. V. En werdt gij aangezocht om geld te verschaffen?
A. Ja, ik was president van de vereeniging ‘Velen en toch een’, onder bescherming van Z.K.H. Prins Hendrik.
3434. V. En gebruikte men u soms om den steun van Prins Hendrik te verkrijgen?
A. Ook van anderen.
3435. V. Nu, in die oude geschiedenis behoeven wij nu niet verder in te gaan.
A. De Staat is de hoofdschuld onzer tegenwoordige werkeloosheid.
3436. V. Blijven wij liever wat lager bij den grond. Hoeveel uren werkt gij daags bij den Heer Huygens?
A. 10 uren, dat is de gewone werktijd.
3437. V. Wordt er overgewerkt?
A. Zelden.
3438. V. Wordt des Zondags gewerkt?
A. Zeer zelden, en dan ten aanzien van de Indische lijn.
3439. V. Werken bij u veel aankomende jongens?
A. Zeer enkele van 12 à 17 jaar.
3440. V. Gebruikt gij jongens om de nagels bij het klinken tegen te houden?
A. Dat gaat die maatschappij niet aan.
3441. V. En voor het nagels hitten?
A. Dat doen jongens van 15 en 16 jaar.
3442. V. En gij zegt die niet te hebben?
A. Niet in het vak; er zijn wel jongens, maar geene onder de jaren, het zijn jongens die moeten werken.
3443. V. Werken bij Huygens jongens van 15, 16, 17 jaar?
A. Ja.
3444. V. Hoeveel?
A. Vier of vijf jongens op zijn-hoogst.
3445. V. Hoeveel klinkploegen hebt gij?
A. Vier.
3446. V. Werken die met jongens?
A. Ja.
3447. De heer Smit: Er staan toch altijd twee jongens aan elke klinkploeg?
A. Bij ons hebben wij maar één jongen bij elke ploeg, een jongen van 14 jaar, want jongens beneden de jaren komen er niet.
3448. De Voorzitter: Dus van het zwaar werken van jongens is aan uwe fabriek geen sprake?
A. Neen.
3449. V. Gij werkt dus niet langer dan 10 uur daags en des Zondags niet?
A. Ja.
3450. V. Gebeurt het nooit dat de menschen ziek worden onder het werk?
A. In het geheel niet.
3451. V. Komen er ook nooit ongelukken voor?
A. Zeer zelden.
3452. V. Hebt gij nog iets te zeggen?
A. Wat ik u reeds heb geschreven over de nijverheid in het algemeen. Als men gehoord had naar de vereeniging van en voor Nederlandsche industrieelen, zouden wij niet in de moeilijke positie gekomen zijn waarin wij nu verkeeren.
3453. V. Gij zoudt, als ik mij goed herinner, een beetje inkomende rechten willen heffen?
A. Dat zal nog wel komen. De heeren Paul van Vlissingen en Dudok van Heel hebben al het mogelijke gedaan om onze industrie te verheffen. Er is sprake geweest van het bouwen van ramtorenschepen. De zes millioen gingen naar Engeland en Frankrijk, en de Hollandsche nijverheid ging te gronde. De heeren Van Vlissingen en Van Heel begonnen later eene pletterij. Om half klaar gemaakt ijzer uit het buitenland te bewer-