| |
Verhoor van den heer G. Blankert.
2978. De Voorzitter: Mag ik uw naam, voornamen, beroep, leeftijd en woonplaats weten?
A. Gerard Blankert, 28 jaar, sigarenmaker, woonachtig te Amsterdam.
2979. V. Zijt gij in het bestuur van de vereeniging ‘Door Eendracht samengebracht,’ of van eenige andere vereeniging die een oproepingsbrief heeft ontvangen?
A. Neen.
2980. V. Werkt gij voor eigen rekening?
A. Neen.
2981. V. Bij wie dan?
A. Bij de heeren Kiste en Bax.
2982. V. Zijn dat sigarenfabrikanten?
A. Ja.
2983. V. Hoeveel man werkt daar?
A. Op het oogenblik 16 man.
2984. Is dat eene gewone fabriek gelijk aan alle andere te Amsterdam?
A. Ja.
2985. V. Gij werkt dus op stuk?
A. Ja.
2986. V. Met een jongen?
A. Neen.
2987. V. De sigarenmakers werken dus bij u niet met jongens?
A. Neen.
2988. V. Dat is dan toch buiten den regel?
A. In zekere mate, er wordt op de fabriek, waar ik werk, handwerk en blokwerk gemaakt, zooals dat in ons vak genoemd wordt. De heer Kiste, die meer practisch ontwikkeld is, wil niet dat wij met jongens werken, omdat er wel eens tabak vermorst wordt. Voor andere zaken worden wel jongens gebruikt, maar op de fabriek zelve niet.
2989. V. Dus nog eens: op de meeste sigarenfabrieken zijn jongens, die, zooals men dit noemt, in de hand werken?
A. Ja, het is eene uitzondering dat op de fabriek van de heeren Kiste en Bax geen jongens zijn.
2990. V. De zaken kunnen dus, zooals blijkt uit de zaken van de heeren Kiste en Bax, ook gedreven worden zonder jongens?
A. Betrekkelijk.
2991. V. Vindt gij het dan minder goed?
A. De sigarenmakers, die bij de heeren Kiste en Bax werken, worden daardoor zedelijk verplicht de uren per dag te verlengen, want als een sigarenmaker een jongen heeft die hem in de hand werkt, dan verdient hij meer. Wij zijn dus verplicht de uren te verlengen door des avonds te huis te werken.
2992. V. Met des avonds te huis te werken?
A. Ja.
2993. V. Wij zullen daarop straks terugkomen, maar laat ik u eerst dit eens vragen. Gij krijgt voor 100 of 1000 sigaren hetzelfde wat op eene fabriek betaald wordt, waar gij een jongen bij u hebt, die u in de hand werkt?
A. Precies hetzelfde.
2994. V. Betaalt iedere werkman zijn eigen jongen?
A. Ja.
2995. V. En dat hebt gij dus hier niet te doen?
A. Neen.
2996 V. Dus dat hebt gij voor?
A. Ja, maar mag ik zoo vrij zijn u op te merken, dat een werkman die met een jongen werkt, 3 gulden per week
| |
| |
meer verdient dan zonder jongen; hij moet den jongen 2 gulden per week uitkeeren en heeft dus nog een voordeel van 1 gulden.
2997. V. Gij weet dus voor u zelf omtrent het jongenswerk geen verklaringen af te leggen, want het komt bij u niet voor?
A. Maar ik weet er toch wel van.
2998. V. Hebt gij dan vroeger wel met jongens gewerkt? Bij wien?
A. In Rotterdam bij Van den Arend, bij Slinkert, bij Dobbelman en verschillende kleinere fabrieken.
2999. V. Werd daar overal gewerkt met jongens?
A. Ja.
3000. V. De jongens werken even lang als gijlieden?
A. Ja.
3001. V. Wat gelooft gij: moet men om een goed sigarenmaker te worden als jongen beginnen? Is dat een eisch van het vak? of kan men er ook op andere wijze komen?
A. Ik vertrouw van jong; men moet eenigszins begrip kunnen hebben om het vak te leeren. Bij ons moet men jong in het vak komen, omdat vlugheid een eerste vereischte in ons vak is, daar men per stuk werkt. Komt men op lateren leeftijd in het vak, dan blijft men steeds een langzame sigarenmaker. Ik heb hiervan weder dagelijks de ondervinding bij een volontair van 23 jaren, die bij mij werkt.
3002. V. Wat verstaat gij onder jong? Zijn 15, 16 jaren nog vroeg genoeg?
A. Ja.
3003. V. Dus wanneer een jongen tot zijn veertiende jaar op school bleef, dan zouden zij nog zeer goed de noodige bekwaamheid, die in het sigarenmakersvak vereischt wordt, kunnen verkrijgen?
A. Zeker zeker, Mijnheer, dat zou bepaald goed zijn.
3004. V. Hoe laat komt gij op de fabriek?
A. Des morgens om 8 uur.
3005. V. En wanneer men over achten komt, mag men dan niet meer in de fabriek?
A. Tot half negen mag men er nog in, maar dan gaan de deuren toe.
3006. V. En tot hoe laat blijven zij dicht?
A. Tot 12 uur, dan mag men weder in de fabriek komen.
3007. V. En tot hoe lang blijft gij dan van 8 uren af zitten?
A. Tot 1 uur.
3008. V. Hebt gij dan een schaftuur?
A. Ja, men kan schafttijd nemen van 1-3 uur, maar in den regel nemen wij slechts één uur, van 1-2. Van 2-8 uur blijven wij dan weder op de fabriek.
3009. V. Wat verdient gij op zulk een dag van 8-8?
A. In den regel 34 stuivers per dag.
3010. V. Maar het is toch niet iederen dag hetzelfde?
A. Neen, Maandags en Zaterdags niet. Zaterdags moet er afgerekend worden en scheiden wij om 5 uur met het werk uit, verliezen derhalve 3 uur. Maandags beginnen wij een uur later, om 9 uur, en eindigen 's avonds om 6 uur, weder een verzuim van 3 uur. Maar gemiddeld verdienen wij 34 stuivers per dag, of ongeveer f 10 per week.
3011. V. Des Maandags wordt wel wat slap gewerkt?
A. Ik persoonlijk maak mij daaraan niet schuldig.
3012. V. Er wordt des Maandags dan toch in het algemeen met halve stoom gewerkt, niet waar?
A. Dat doet zich voor.
3013. V. Dat er 's Maandags niet langer dan tot zes uren gewerkt wordt, geschiedt dat op verlangen van den patroon?
A. Jawel, Mijnheer.
3014. V. Welke reden bestaat er om Maandag slechts tot zes uren te werken?
A. Ik werk reeds circa twee jaar op denzelfden winkel, maar ik zou het u niet kunnen zeggen.
3015. V. Geschiedt het op alle winkels?
A. Op vele, niet op alle.
3016. V. Gij zijt de eerste die het zegt. Ik beweer daarom nog volstrekt niet dat het onwaar is. Maar zijt gij wel zeker dat het op verlangen van den patroon gebeurt?
A. Ik weet het niet. Er bestaan echter uitzonderingen. In een tijd van feestdagen, zooals van Kerstmis en Nieuwjaar, wordt, omdat er dan toch veel verzuimd wordt, 's Maandags tot acht uur doorgewerkt.
| |
| |
3017. V. Volgens u is dus het stelsel eenmaal zoo aangenomen, zonder dat ge weet of het op verlangen der patroons geschiedt. Maar dan zou het ook wel eens kunnen wezen, omdat de sigarenmakers dien dag niet veel lust in den arbeid hebben?
A. Ja.
3018. V. Het Maandag-houden (ik spreek nu niet van u, ik wil gaarne gelooven dat gij het niet doet), is immers onder de sigarenmakers nog al sterk?
A. Ik zal de reden doen hooren. Ons werk moet met de hand gemaakt worden. Dat laat zich gemakkelijk aanzien, maar het is zoo gemakkelijk niet, want het minste dat het hoofd in de war is, wordt het slecht werk. Als dus de sigarenmaker eenigszins in abnormalen toestand verkeert, kan hij niet werken. Daarbij zit hij gewoonlijk met hulppersoneel bij elkander; de een heeft eens dit en de andere dat, men blijft aan elkander hangen, en zoo gebeurt het wel, vooral onder de jongelieden, dat van den Maandag misbruik gemaakt wordt.
3019. V. Gij zegt dat in uw vak alles uit de hand gaat, dat alle modellen vrij uit de hand gemaakt worden, behalve blokwerk?
A. De patroon of de knecht komt en legt ons een model voor en dan moeten wij dat maken.
3020. V. En dan maakt gij ze uit het hoofd, zóó dat de sigaren precies op elkander gelijken, geheel naar het model dat de patroon u voorlegt, en dàt totaal zonder mal of vorm, zoo maar uit de hand. Niet waar?
A. Ja.
3021. V. En dàt is de kunst die gij aan de jongens leert?
A. Ja.
3022. V. Gij zeidet dat, als gij om acht uur naar huis gaat, gij werk medeneemt?
A. Ja.
3023. V Geeft de patroon u dan tabak mede naar huis?
A. De bosjes worden op de fabriek gemaakt en die worden medegenomen om er thuis het dekblad om te leggen. Ik kan constateeren dat ik verleden week 750 bosjes in drie avonden, Woensdag, Donderdag en Vrijdagavond, dus 250 bosjes per avond, naar huis heb medegenomen en die 750 bosjes moest ik in drie avonden tot sigaren maken.
3024. V. Gij zegt: moest; maar het was toch vrije verkiezing. Of werd u dat werk opgelegd?
A. Betrekkelijk wel. Ik maak op dit oogenblik twee verschillende werken. Ik ben de eenige persoon die op den winkel handwerk verricht en geen machinaal of blokwerk doe. Nu heeft de patroon mij eene week ook aan dat mindere, dat blokwerk gezet, welk werk voor de anderen regel is. en tevens heeft de patroon mij sigaren thuis laten maken.
3025. V. Gij hebt dus twee verschillende werken, maar dan verdient gij toch een aardigen duit boven uw gewoon loon?
A. Verleden week maakte ik thuis 750 sigaren en ontving daarvoor f 9,70, waarvan afgaat 20 cent voor contributie aan de fabriek. Buiten assurantie voor ziekte hield ik dus f 9,50 over.
3026. V. Hoe laat is dat huiswerk afgeloopen?
A. Half een, zoodat ik te een uur te bed ga.
3027. V. Zijt gij getrouwd?
A. Ja, en ik heb vier kinderen.
3028. V. Hoe laat begint dat tehuiswerk.
A. Te 9 uren.
3029. V. En hoe laat komt gij van de fabriek?
A. Te 8 uren.
3030. V. Hebt gij iederen avond werk tehuis?
A. Neen.
3031. V. Uwe gewone dag begint alzoo ten 8 uren, dan hebt gij schafttijd van 1 tot 3, en te 8 uren hebt gij aan de fabriek gedaan?
A. Ja.
3032. V. En als gij met een jongen werkt, arbeidt die dan evenveel uren daags als gij?
A. Ja.
3033. V. Gij spreekt daar van 20 cent contributie voor den patroon; hoe zit dat?
A. Dat is voor de zitplaats, en des winters voor licht en vuur.
3034. V. Moet gij daarvoor betalen?
A. Ja.
| |
| |
3935. V. Is dat bij de meeste fabrieken in zwang?
A. Bij zeer enkelen; maar er zijn ook uitzonderingen op. Zoo heb ik jaren gewerkt bij Van den Arend te Rotterdam. Daar betaalde men ook contributie, en wel 20 cent als men met een jongen werkte en 15 cent zonder jongen. Maar als men des Maandags op de fabriek kwam, kreeg men een witten kiel, eene soort van jas, die men over het vest trok en des Zaterdags weer afleverde. Ook kreeg men daar stijfsel, des morgens koffie en des namiddags om 5 uur thee. Naar mijne berekening legde die patroon daar méér bij dan hij verdiende.
De patroon, bij wien ik nu werk, doet dit niet, en ik meen dat een patroon, die werklieden aanneemt, ook dient te zorgen voor eene behoorlijke zitplaats. Wij betalen 20 cents contributie per per week en dan moeten wij op de fabriek, waar ik nu ben, op elke honderd sigaren er honderd en een inleveren.
3036. V. Maar gij moogt er elk iederen dag immers voor u zelven vier mede nemen? Niet waar, dat is immers zoo?
A. Neen, twee.
3037. V. Dus gij levert er per slot van rekening slechts 99?
A. Ja, maar dat is betrekkelijk. Als ik 400 sigaren per dag maak, dan moet ik er vier over maken en ik krijg er maar twee, als ik 2000 sigaren maak moet ik er 20 over maken en op 1800 achttien. Ook moeten wij de stijfsel zelf betalen, dat bedraagt ongeveer een cent of vier, dus met de contributie circa 24 centen per week.
3038. V. Hebt gij nog iets meer mede te deelen; hebt gij ook het een en ander opgeschreven?
A. Neen.
3039. V. Wordt er sterke drank op de fabriek gebruikt?
A. Neen. Zoolang ik op de fabriek werk, is er onder 22 man twee malen een kan jenever verstrekt: de eerste keer toen de heer Bax zijn compagnonschap aanvaardde, en de tweede keer toen hem een zoon geboren werd.
3040. V. Nu, toen werd er dus getracteerd, omdat het een feestje was; dat bedoel ik ook niet. Ik bedoel of er in het geheim ook jenever op de zaal komt?
A. Neen, nooit. Niemand mag den trap op of af, of hij wordt goed bekeken door den meesterknecht.
3041. V. Hoe is het lokaal, waar gij zit?
A. Slecht.
3042. V. Wat mankeert er aan?
A. De fabriek staat in de Spuistraat, en op de zevende verdieping werken wij. Het gebouw is op den linker vleugel geheel onbeschut en steekt boven alles uit. Boven ons hebben wij eene kleine houten zoldering, links en rechts glazen en steenen pannen. Wij kunnen gerust zeggen dat wij in de open lucht werken. Er is in het lokaal eene overmatige warmte, bij een overmatigen tocht. Verleden week waren er door de invallende koude 5 man ziek. Twee zijn er nog ziek en een paar anderen zijn anderhalven dag thuis moeten blijven.
3043. V. Wat is er op de 6de verdieping?
A. De drogerij.
3044. V. Hoe wordt die verwarmd, door heet water of een kachel?
A. Met cokes.
3044bis. V. En wat is er op de 5de verdieping?
A. Een timmermanswinkel.
3045. V. De kistenmakerij van den patroon?
A. Neen, een gewone timmermanszaak.
3046. V. En op de 4de verdieping?
A. Daar wordt de tabak ontvangen en gesorteerd.
3047. V. En wat is er op de 3de verdieping?
A. Die wordt gebruikt, evenals de beide onderste verdiepingen, door een wijnkooper.
3048. V. En worden daar ook spiritualia geborgen?
A. Jawel.
3049. V. Als dat gezelschap nu eens in brand vliegt, hoe komt gij er dan uit?
A. Dat zou zeer noodlottige gevolgen kunnen hebben. Wij zitten op den zevenden zolder en boven ons is een soort vlierinkje, dat dient voor de stelen en oude kisten, en daar is een klein raampje, dat zou de eenige uitgang zijn.
3050. V. Uitgang? En gij hebt er straks van gesproken dat het gebouw boven alle andere uitstak?
| |
| |
A. Ik sprak zooeven van den linkervleugel, maar als men dat raampje uitgaat, dan komt men in een soort snijding; vandaar komt men in een goot en als men zich dan ter halvermans hoogte laat vallen, komt men in de goot van het naastbij zijnde huis.
3051. V. Op die wijze zoudt gij u dus kunnen redden?
A. Ja.
3052. V. Als die fabriek, zooals gij zegt, zoo weinig aantrekkelijk is, dat zij zoo hoog is, des winters zoo koud en des zomers zoo heet, dat het er zoo gevaarlijk is en de lucht zoo ongezond, dat gij 20 centen contributie moet betalen, die bij anderen niet betaald wordt waarom blijft gij er dan? In uw vak is voor een knap werkman, zooals gij toch, zonder u zelf er op te verheffen, schijnt te zijn, die de handen weet te roeren en uw werk weet te doen, toch wel plaats genoeg. Wat is de reden dat gij niet overgegaan zijt naar eene andere fabriek, die beter ingericht is?
A. Dat blijft een persoonlijk idée; ik houd niet van veranderen.
3053. V. Maar gij zijt toch geweest bij Van den Arend, bij Slinkert, bij Dobbelman?
A. Toen woonde ik in Rotterdam, maar in Amsterdam heb ik nog geen andere fabriek gehad dan bij deheeren Kiste en Bax.
3054. V. Gij zijt daar altijd geweest; gij vindt het ordentelijk, het ligt in uw geest om te blijven waar gij zijt?
A. In ons vak, omdat het stukwerk is, gaat er tijd verloren wanneer men verandert. Licht gaat een dag voorbij met werk zoeken, en dan komt men in eene geheel vreemde fabriek en dat houdt erg op, zoodat, als men weggaat, men al gauw een geheelen dag kwijt is, en dat kan een werkman zoo maar niet uitschieten. Er zijn werklieden, die net als trekvogels van de eene fabriek naar de andere fladderen, maar bij een bekwaam werkman is dat de gewoonte niet. Er zijn personen die er altijd op uit zijn om te zien of het ergens anders niet beter is, maar ik houd er niet van.
3055. V. Worden er ook boeten geheven op de fabriek waar gij zijt?
A. Neen.
3056. V. Komt dat niet voor?
A. Neen.
3057. V. Op andere fabrieken komt het toch voor?
A. Ja. eene enkele maal, maar toch bij uitzondering.
3058. V. Hebt gij wel eens bemerkt dat op de eene of andere fabriek schooljongens gebruikt worden om voor, tusschen of na schooltijd mede te werken?
A. Jongens die onder den leeftijd waren?
3059. V. Dat zal ik niet zeggen, maar jongens die nog op school waren?
A. Jawel.
3060. V. Dus gij hebt gezien dat schooljongens 's morgens vroeg en des avonds na 4 uur, als de school uit was, op de fabriek werkten?
A. Ja.
3061. V. Waar hebt gij dat gezien?
A. Bij Slinkert in Rotterdam; daar werkte destijds één jongen die nog op school was.
3062. V. Is dat het eenige u bekende geval?
A. Ja.
3063. V. Hebt gij daarvan nooit iets te Amsterdam bemerkt?
A. Neen.
3064. V. Weet gij iets - niet op uwe tegenwoordige fabriek, want daarover hebt gij reeds gesproken - van het werken van vrouwen en meisjes op sigarenfabrieken?
A. Ja. Bij Dobbelman en Van den Arend te Rotterdam werkt men met een aanzienlijk vrouwenpersoneel. Ons geheele vak zou eigenlijk door vrouwen kunnen verricht worden; vandaar dat de vrouwen sterk met de mannen concurreeren. In ons vak wordt zeker soort van arbeid steeds door vrouwen verricht, zooals bijv. het tabakstrippen.
Hoofdzakelijk, want bij den heer Dobbelman heb ik eene vrouw Eshuys gekend, die ook sigaren maakte Die vrouw kon met kleiner weekgeld toe dan een man, omdat zij, gehuwd zijnde, haar man ook geld verdiende.
3065. V. Was haar man ook op de fabriek werkzaam?
A. Neen.
3066. V. Maar dit belet toch niet dat verscheidene sigarenfabrieken vrouwen en meisjes niet willen hebben en alleen mannelijk personeel bezigen, bij voor- | |
| |
beeld de heer Van Maurik te Amsterdam?
A. Op die fabriek geloof ik niet dat vrouwen werken. Op de onze, waar 16 mannen bezig zijn, is toch nog een vrouw werkzaam. Wij hebben ook wel 5 meisjes gehad. In den regel wordt veel vrouwelijk personeel op sigarenfabrieken gebezigd.
3067. V. Wat doet dat eene meisje op uwe fabriek; werkt zij ook mede?
A. Ja.
3068. V. Waarom zijn de 4 andere meisjes weggegaan?
A. Zij verdienden te weinig, zaten te koud.
3069. V. Kregen zij minder per stuk dan de mannen?
A. Zij maakten geene sigaren doch stripten alleen. Maar of zij veel of weinig deden, zij verdienden toch f 2,50 in de week, zooals nu dit meisje ook.
3070. V. Hoe oud is het meisje?
A. Ongeveer 20 jaar.
3070bis. V. En werkt zij even lang als gijlieden, van achten tot achten?
A, Nog langer, want zij blijft 's middags over zonder te gaan schaften. Zij brengt haar boterham meê.
3071. V. En krijgt zij niets daarbij?
A. Niets dan een rijksdaalder in de week.
3072. V. Dus voor die som moet zij de heele week den geheelen dag werken, zonder middageten?
A. Juist, mijnheer.
3073. V. Gij zijt secretaris van de Sigarenmakers-vereeniging; vertel mij eens het doel dier vereeniging.
A. Het hoofddoel is uitkeering van ziekengeld, en onderlinge steun in nood. Wij betalen 20 cents per week aan contributie, waarvoor wij bij ziekte f 10 per week ontvangen. Het reglement schrijft voor, dat een lid, ziek zijnde, een jaar lang dat ziekengeld geniet. Daarna beslist de algemeene vergadering of de zieke nog iets zal krijgen bij wijze van gratificatie, pensioen of iets dergelijks Het ziekengeld houdt echter op.
3074. V. Dat is nog al ruim.
A. Wij hebben op het oogenblik een slachtoffer, dat nu met dit kwartaal reeds f 520 genoten heeft.
3075. V. En dan komen de leden dus bij elkaar om te beslissen of er nog iets gedaan moet worden?
A. In zulke gevallen wordt eene buitengewone vergadering bijeengeroepen. De man is niet ziek, maar zijn arm is afgezet; het noodlot heeft het zoo gewild, en wij keeren hem f 10 per week 52 weken lang, uit. In het begin van 1886 is hij begonnen te trekken; en nu zal het jaar verstreken zijn en beslist de vergadering.
3076. V. Hoe kwam die man aan dat ongeluk? Had hij het in het vak gekregen?
A. Wij kunnen aan onzen arm of hand niets velen. Die man heeft zich, in het vak, gestooten met den elleboog. Hij had daarover al een jaar of drie geklaagd; verleden jaar is hij naar het gasthuis te Amsterdam gegaan, er is eene ziekte bij gekomen, en het gevolg is geweest dat de arm afgezet is.
3077. V. Vertel het mij nog eens, want uw vak is niet van dien aard, dat er met den arm bijzondere bewegingen zijn te maken. Heeft hij het door het werk gekregen?
A. Neen, hij heeft zich gestooten, maar niet speciaal met sigarenmaken.
3078. V. En toch belette dat niet, dat gij dien man f 10 per week hebt gegeven?
A. Neen.
3079. V. Was die man bij u?
A, Ja, daar klaagde hij reeds over dien arm.
3080. V. Heeft uw vorige patroon daaraan toen iets gedaan?
A. Neen, alleen gebeurde het van onzen kant.
3081. V. Doen de patroons nooit iets voor het volk als er iets gebeurt?
A. Dit weet ik niet bij ondervinding. Ik heb evenwel vernomen dat een jongen, die vroeger bij mij gezeten heeft om het vak te leeren, later bij de Erven Van Nelle te Rotterdam tusschen de machine is geraakt. De jongen is toen op kosten van de Erven Van Nelle in het gasthuis verpleegd.
3082. V. Maar ge weet niet bij ondervinding, dat bij ziekte de patroons naar de werklieden omkijken?
A. Gedeeltelijk wel. Ik heb eens op onze fabriek eene collecte gedaan voor een zieken werkman die buiten de ver- | |
| |
eeniging stond. Op de lijsten werd ook geteekend door den meesterknecht en den patroon.
3083. V. Gij spreekt van iemand die buiten de vereeniging stond. Zijn er vele soortgelijke vereenigingen onder de sigarenmakers te Amsterdam?
A. Drie.
3084. V. Is de uwe de grootste?
A. Ja.
3085. V. Hoeveel leden telt ze?
A. 160 leden.
3086. En de andere twee?
A. Dat weet ik niet, maar haar ledenal is kleiner.
3087 V. Dan zijn toch bij lange na niet alle sigarenmakers in vereenigingen?
A. Iedereen kan er niet in.
3088. V. Omdat men de 20 ct. wekelijksche contributie niet kan missen?
A. Dat zou zoo groot bezwaar niet zijn, maar zij, op wier gedrag aanmerkingen zijn te maken, of die geene goede gezondheid hebben,worden niet opgenomen.
3089. V. Gij zijt dus zoo verstandig niet iedereen aan te nemen. Zijn er onder de door u bedoelde vereenigingen die zijn uitgegaan van de patroons, of worden ze door hun gesteund?
A. Ja, de ‘Eendracht’, waarbij bijna alle patroons betrokken zijn.
3090. V. En is haar ledental toch kleiner dan bij uwe vereeniging?
A. Ja.
3091. V. Kunt gij daaromtrent meer inlichting geven?
A. Er wordt betaald 10 ct. contributie per week, zoowel door gehuwden als door vrijgezellen, en dit verzwakt de vereeniging. Mijns inziens is het verkeerd dat de vrijgezellen onderworpen zijn aan dezelfde contributie en aan dezelfde verplichtingen als de gehuwden; nochtans ontvangen zij bij ziekte 50 ct. per week minder, namelijk f 4,50. Voor elk kind beneden de tien jaar wordt 50 cts. betaald. Wanneer ik medelid van die vereeniging was, trok ik, zoo ik ziek werd, f 6,50 's weeks.
3092. V. En als gij nu ziek mocht worden, krijgt gij f 10?
A. Ja. Als men lid van deze vereeniging is, mag men niet in eene tweede vereeniging gaan.
In de vereeniging, waarvan ik secretaris ben, is die bepaling gemaakt.
Wanneer het bestuur er achter komt, dat men die overtreedt, wordt men onmiddellijk geroyeerd en verliest alle aanspraak op vergoeding.
3093. V. Hoe is men tot die bepaling gekomen?
A. Er wordt door onze vereeniging f 10 's weeks uitgekeerd. Wanneer nu een werkman lid is van de ‘Eendracht’, trekt hij f 6,50, en daarenboven lid van de Sigarenmakersvereeniging van de Spuistraat f 5, dat is f 11,50 te zamen. Ging hij daarenboven in andere vereenigingen die ziekengeld geven, dan zou hij een potje kunnen maken uit die verschillende vereenigingen van pl. m f 20 à f 25 's weeks.
3094. V. Dan werd het een voordeel om ziek te worden?
A. Ja, men zou dan luiaards kweeken, en om dit te voorkomen, hebben wij die bepaling gemaakt. Doctor en medicijnen zijn hiervan natuurlijk uitgezonderd.
3095. V. Wat doen de patroons uit hun zak aan de vereeniging ‘Eendracht’?
A. Zij betalen voor ieder lid f 1 's jaars
3096. V. Maar daaronder is niet begrepen het verstrekken van geneeskundige hulp en geneesmiddelen, het is alleen ziekengeld, niet waar?
A. Ja.
3097. V. Alhoewel die vereeniging door patroons gesteund wordt, schijnt zij toch niet erg op te nemen?
A. Neen.
3098. V. Waar ligt dat aan, komt dat daar vandaan dat zij, die in uw vak zijn, niet zorgen voor den kwaden dag, zooals het behoort?
A. Och neen, dat niet, maar omdat bij menigeen het idee bestaat, dat die vereeniging op een onrechtvaardig stelsel berust.
3099. V. Maar waarom komen zij niet in grooter getale in uwe vereeniging?
A. Er is meer dan eens eene vergadering geweest, maar zooals het gaat, de werkman kan moeilijk tegenover zijn patroon het woord opnemen en met hem in discussie treden; men weet wat daarvan het gevolg is. Daarom neemt het getal leden eer af dan toe, en de redenen worden op geene vergadering op gelost, omdat het bestuur uitsluitend uit patroons bestaat.
| |
| |
3100. V. Dat is in de ‘Eendracht’, maar ik bedoel uwe vereeniging, die slechts 160 leden telt; ik vind dat zoo weinig, hoe komt dat?
A. Ons reglement schrijft voor vier vergaderingen per jaar, zoogenaamde kwartaalvergaderingen. Nu is in de notulen opgenomen, dat elke maand eene vergadering belegd zal worden.
Daar worden eenige vakbelangen besproken om elkander van den toestand op de hoogte te houden. Dat is het hoofddoel van de vereeniging.
Nu zijn er velen, die daarmede niet sympathiseeren en er daarom niet inkomen. Anderen worden geen lid, op grond dat zij lid van eene andere vereeniging zijn. Zij zeggen: ik heb al zooveel geld aan die vereeniging betaald, dat ik er niet uitga; anders zijn al die centen weg.
Dat houdt vele onnadenkenden er van terug om lid van de Sigarenmakersvereeniging te worden.
3101. V. Er moeten er dan toch zeer velen in uw vak zijn, die geen lid van eene der drie vereenigingen zijn. Als ik toch bij het getal 160 twee getallen optel, die kleiner zijn, dan kom ik op verre na niet tot het aantal sigarenmakers, die in Amsterdam zijn.
A. Men heeft nog andere vereenigingen en fondsen buiten de sigarenmakers-vereenigingen.
3102. V. Gij gelooft dus dat een groot deel van de sigarenmakers lid is van andere vereenigingen?
A. Wel zeker. Zoo is bijv. ‘Neêrlands werkman’ eene vereeniging waarin alle vakken vertegenwoordigd zijn. Daarvan zijn ook sigarenmakers lid.
3103. V. Gij meent dus dat de meerderheid der sigarenmakers wel wat doet voor den kwaden dag, door lid van eenige vereeniging te worden?
A. Van zorg tegen den ouden dag is bij onze vereeniging geen sprake.
3104. Ik sprak niet van den ouden dag, maar van den kwaden dag?
A. Ja, dat zit er bij ons wel in. Bij onze vereeniging wordt jaarlijks de kas gedeeld, den laatsten Zaterdag van 't jaar, met deze uitzondering dat er één gulden van ieder lid blijft staan voor eventueele ziektegevallen, zooals wij er thans een zestal hebben. De contributie is 20 centen per week en het aantal leden 160.
3105. V. Maar is dat beginsel van deeling niet gevaarlijk, en zoudt gij daardoor niet in groote moeilijkheden kunnen komen als er eens veel zieken waren?
A. Ja, dat is mijne opinie ook; ik ben er sterk tegen.
3106. V. Maar er zijn zeker altijd personen die gaarne deelen willen?
A. Ja, het grootste gedeelte.
3107. V. Hoeveel jaren hebt gij het hoofd boven water kunnen houden met dat deelen; hoe lang bestaat uwe vereeniging al?
A. Reeds vier jaar.
3108. V. Is de ‘Eendracht’ al van ouder datum?
A. Ja, die is veel ouder.
3109. V. En de derde vereeniging?
A. Dat weet ik niet.
3110. V. Wij hebben thans Januari, hebt gij nu in December gedeeld?
A. Ja.
3111. V. En wat hebt gij toen gekregen?
A. f 2,46.
3112. V. En de anderen? Die ontvingen zeker hun geld naar gelang van den tijd dat zij in de vereeniging waren?
A. De betaling geschiedt kwartaalsgewijze: de leden die een vol jaar in de vereeniging zijn geweest, kregen f 2,46, zij die in het eerste kwartaal toegetreden waren, f 1,96, die van het 2de kwartaal hadden f 0,14 schuld, die van het derde f 1,35 schuld, en die van het vierde f 0,94 schuld.
3113. V. Zonder verdeeling hadt gij dus het nieuwe jaar met een f 300 kunnen ingaan?
A. Ja, met ruim f 300.
3114. V. En nu zijt gij begonnen met eene ledige kas?
A. Neen, met ongeveer f 100, ten gevolge van den gulden die staan blijft.
3115. V. Gij hebt zeker het papier wel eens ingezien dat gij van ons gekregen hebt. Staat daar ook wat in waaromtrent gij ons nog wat zoudt willen mededeelen?
A. Jawel, Mijnheer.
3116. V. Vertel ons dit dan eens.
A. Ik wensch nog een enkel woord te zeggen over de crisis in ons vak.
| |
| |
Mijn vader is drie jaar meesterknecht geweest bij den heer Schüh te Kampen en ik heb daar ook een maand of acht gewerkt. Wanneer men nu in een groot huis te Amsterdam of te Rotterdam is, zooals ik ze speciaal ken, dan ziet men dat er tusschenbeide zeer goedkoop werk in goede conditie wordt te koop gepresenteerd. Mijn patroon heeft zelf sigarenmakers, en toch laat hij nog werk van buiten af komen. Verleden week nog 5000 in kistjes van honderd tegen f 6 per mille. Na de ondervinding te Kampen opgedaan verwondert mij dat echter niets. Mijn vader moest als meesterknecht de thuiswerkers 's Maandags rondgaan, en dan ging ik wel eens mede; zoodoende ben ik wel in huishoudens gekomen, waar man, vrouw en kinderen allen in de tabak zaten te wroeten. Daar werd natuurlijk weinig loon betaald, maar het huishouden leverde op het eind van de week een hoop sigaren, zoodat de verdienste betrekkelijk meer is dan van een gewoon sigarenmaker, die in eene groote plaats is waar de huren hooger zijn, evenals zoovele andere dingen, en de patroon kan goedkooper en gemakkelijker omzetten. Dit veroorzaakt de crisis in ons vak. Er zijn in ons vak weinig of geen werkeloozen (naar ik geloof, heel zeker weet ik het niet), maar de loonen zijn in het algemeen zeer min.
Over het loonstelsel nog het volgende.
Gedurende de 2 jaren, dat ik op dien winkel ben, lever ik het beste werk, dat dan ook het meeste loon geeft. Nu verkoopt mijn patroon het door mij geleverde werk tegen f 50 per mille, dus 5 centen per stuk, terwijl hij mij ½ cent maakloon per stuk geeft, plus 5 centen voor elke honderd stuks. Dit is het hoogste wat thans op dezen winkel betaald wordt, maar het laagste wat men vroeger voor dit soort van werk gaf, want ik heb daarvoor ook 60 en 70 centen per honderd gehad. Op de duizend sigaren, waarvoor de patroon mij f 5,50 maakloon betaalt, verdient hij f 8.
3117. V. Wat rekent gij dan voor zijn tabak?
A. Dat kan ik niet precies zeggen; maar ik heb dikwijls met mijn patroon over loonsverhooging gesproken, en dan heeft hij mij quitantiën getoond, waaruit mij dit gebleken is.
De sigaren die ik maakte voor 70 cents loon verkoopt hij voor f 50 per mille, maar voor denzelfden prijs verkoopt hij ook de sigaren waarvoor ik als maakloon 55 cents ontvang. Een verschil dus van 15 cents per honderd of f 1,50 per mille. Dat is toch wel wat sterk. De loonstandaard laat in ons vak veel te wenschen over. De tabaksindustrie is niet kwaad, maar de loonen zijn betrekkelijk te laag, vandaar dat wij wel zedelijk verplicht zijn om te huis ook te werken. Toen u mij daar straks over dit te huis werken vroegt, heb ik vergeten te zeggen, dat wij juist op eigen verzoek te huis werken. Van f 7,50 tot f 8 per week, wat wij kunnen verdienen met van 8-8 te werken, kunnen wij niet bestaan, vandaar dat wij er nog een paar gulden met te huis werken bij zoeken te verdienen.
3118. V. Als ik u goed begrijp, dan schuilt volgens u het groote kwaad in het gebruik maken van kinderarbeid bij het te huis werken?
A. Ja, buiten, in Eindhoven, Kampen en andere plaatsen, wordt de wet op den kinderarbeid niet streng toegepast.
3119. V. Gij hebt nu toch het oog bij het werken in Eindhoven en Kampen op kinderen, die bij hunne ouders thuis werken, en gij wilt niet zeggen dat daar misbruik wordt gemaakt van kinderarbeid op de fabrieken?
A. Ja.
3120. V. Weet ge het wel goed secuur van dat thuis werken?
A. Zeker.
3121. V. Hoe weet ge het?
A. Omdat ik het gezien heb.
3122. V. Toen ge in Kampen waart?
A. Juist.
3123. V. Gij zijt dus bij demenschen aan huis geweest, waar gij met eigen oogen gezien hebt dat kleine jongens en meisjes in de tabak werkten?
A. Wel zeker, vrouwen, kinderen, alles.
3124. V. En hebt gij wel eens opgemerkt, dat men, om het zaakje nog beter te maken, er wel eens vreemde kinderen bijhaalde?
A. Wanneer ik toevallig met mijn vader medeging, heb ik dat nooit opgemerkt.
| |
| |
3125. V. Dus alleen eigen kinderen. Waren die kinderen soms wel eens jonger dan 12, bijv. 10 of 11 jaar.
A. Wel, Mijnheer, gij kunt ze zoo klein niet opnoemen, of ze zaten al in de tabak te wroeten.
3126. V. Dus van schoolgaan was voor die kinderen geen quaestie. Zij werden van jongs af al gebruikt om geld te verdienen?
A. Dat kan ik niet met vastheid constateeren. Ik weet niet of zij het buiten de schooluren deden. Trouwens, die ik gezien heb, waren soms nog te klein om naar school te gaan.
3127 V. Van welk jaar spreekt ge?
A. Van 1883; ik was toen in het werk bij den heer Schüh.
3128. V. Is dat bij de heeren Mignot en de Block te Eindhoven ook?
A. Daar ben ik niet bekend.
3129. V. Maar gij noemdet daar zoo even toch Eindhoven?
A. Dat heb ik van anderen gehoord. Als men lid van eene vereeniging en secretaris daarvan is, terwijl men nog al eens reizigers in het vak treft, dan komen er bij het bespreken van onze vakbelangen vele dingen ter sprake; en daardoor heb ik vernomen, niet van één, maar van velen, en daaronder van mijn eigen broeder, dat in Eindhoven alles medewerkt.
3130. V. Wanneer hebt gij weder vergadering?
A. Wij hebben gisteren-avond vergadering gehad en zullen er den eersten Maandag in Februari weder eene hebben.
3131. V. Kunt gij nu uw broeder en de leden der vereeniging niet eens vragen, dat zij u namen en feiten opgeven van zaken als waarover gij nu gesproken hebt, dat die kleine jongens en meisjes al gebruikt worden tot het werken in tabak in Eindhoven, Kampen enz.?
A. Ik zal het beproeven, ofschoon ik niet ver behoef te gaan, want in de fabriek van ons zelf is een jongen die voor een week of wat weggebleven is, een jongen van 12 jaar en 3 maanden, die in 76 uren per week 32 centen verdiende.
3132. V. Nu spreekt gij van jongens op de. fabriek, terwijl gij straks zeidet dat er geen jongens op de fabriek zijn.
A. Niet op de sigarenfabriek, maar er zijn wel jongens beneden op den vierden zolder waar de pakken gemaakt worden.
3133. V. Die jongens maken dus geen sigaren?
A. Neen, maar ze werken toch in de tabak.
3134. V. Weet gij dat jonge jongens of meisjes gebruikt worden om sigaren te maken?
A. Neen, dat kan ook niet, want die jonge kinderen kennen het vak niet.
3135. V. Wat bedoelt gij met het wroeten van kleine jongens in de tabak? Wat deden die kinderen?
A. De vader maakt het werk, en vrouw en kinderen bereiden het werk voor den man; vrouw en kinderen helpen dus.
3136. V. Zouden uwe vrienden u ook feiten en opgaven willen doen van toestanden elders?
A. Dat zou ik wel denken.
3137. V. Zou er reden kunnen zijn om te denken dat zij die mededeelingen niet gaven?
A. Er bestaat bij velen vrees om voor de Commissie te komen en namen en feiten te noemen, Dat heb ik wel vernomen.
3138. V. Waaruit ontstaat die vrees?
A. Och, het is winter, en men vreest gedaan te krijgen als men getuigenis aflegt.
3139. V. Dat hebben wij al meer te lezen en te hooren gekregen! Waar werkt uw broeder?
A. Op dezelfde fabriek als ik.
3140. V. Zou die ons ook nog iets kunnen mededeelen?
A. Hij heeft 8 jaar bij Van den Arend te Rotterdam gewerkt, maar overigens denzelfden tijd met mij te Amsterdam.
3141. V. Heeft uw broeder te Eindhoven gewerkt?
A. Neen; tijdens hij in dienst was is hij er 14 dagen geweest.
3142. V. Hebt gij ons nog meer te zeggen?
A. Omtrent andere fabrieken kan ik niet spreken. In onze fabriek wordt nu iets ingevoerd, dat beklagenswaardig is. Voor het thuiswerk wordt hetzelfde loon betaald als op den winkel: 9 stui- | |
| |
vers per 100; dan worden eerst de 100 bosjes gemaakt, waarmede circa 3½ uur heengaat, en met het maken der sigaren ongeveer hetzelfde.
Nu heeft onze patroon eene commissie aangenomen van 10 000 sigaren, die in onze fabriek druk ter sprake komt. Wij moeten dat werk maken voor f 4 per mille, hetzelfde werk, dezelfde tabak, kortom alles precies als waarvoor wij anders f 5 ontvangen. Dat is dus 10 cent per 100 sigaren minder. Als één man hebben wij gezegd dat wij dat niet deden, omdat wij het onrechtvaardig vonden. De patroon krijgt denzelfden prijs, maar kort ons 10 cent per honderd.
Nu dreigt de patroon ons met onthouding van het avondwerk. Hij heeft zoolang met deze commissie gewacht, totdat die vorige commissie was afgeloopen, om ons met onthouding van het avondwerk te dwingen.
3143. V. Vroeger heeft hij dat niet durven doen, want toen had hij de werklieden voor een andere commissie noodig?
A. Ja.
3144. V. Gij hebt niets meer te zeggen?
A. Neen.
3145. De Voorzitter: Dan dank ik u voor de gegeven inlichtingen.
G. Blankert. |
|