1074. V. Ge zijt dus tot op uw 15de jaar op school geweest?
A. Ja; te Zaandam eerst op de lagere school en toen op eene voor meer uitgebreid lager onderwijs.
1075. V. Bij wien zijt ge het eerst geweest?
A. Eerst bij de firma Dekker te Zaandam, waar ik ongeveer drie jaar ben geweest, toen bij Blom en Olivierse te Kuilenburg een kleine twee jaar, en vervolgens bij Ellerman, Harms en Co. gedurende vijf jaar.
1076. V. Ge zijt dus vijf jaar bij deze laatste firma? - A. Ja.
1077. V. Ge weet dat wat hier gezegd wordt woordelijk wordt opgeteekend en naderhand publiek gemaakt?
A. Neen, mijnheer.
1078. V. Nu, dan vertel ik het u thans. Wij hebben het recht om u tot antwoorden te dwingen, maar willen daarvan geen gebruik maken. Is het u nu aangenamer om niet over den toestand bij je patroon te spreken, zeg het dan maar, dan zullen wij daarop niet aandringen.
A. Ik moet hierop antwoorden, dat ik juist zeer gaarne zou spreken, maar mijne betrekking hangt er van af. Spreek ik, dan krijg ik bij mijn patroons gedaan en heb dan geen eten meer. Wat dan?
Ik heb den toestand vijf jaren lang gezien en weet dat er veel reden tot aanmerkingen en klachten is. Maar, zooals ik reeds zeide, wanneer de patroons weten, dat ik of een van mijn maats gesproken heeft, krijgen wij bepaald ontslag.
Het komt mij dus voor, dat, wanneer de enquête-commissie werkelijk goede antwoorden had willen hebben, zij de zaak geheim had moeten houden.
Het speet mij reeds, dat de namen gepubliceerd waren, want ik had gehoopt, bijv. onder voorwendsels van ziekte, te kunnen wegblijven. Een werkman moet politiek zijn!
1079. V. Rot, ziet eens hier, wij kunnen niet buiten de wet gaan. Die brengt mede, dat, wat door de getuigen voor de enquête-commissie verklaard wordt, naderhand wordt gedrukt, met veel kans of liever met zekerheid bekend te worden.
Daar kunnen wij niets aan veranderen. Dat vindt gij niet goed, en wij behoeven ons daarover tegen u niet te verklaren; wij vinden het misschien ook niet goed, maar al vinden wij allen het niet goed, zoo komen wij daar niet verder mede, want er valt niets aan te veranderen. Begrijpt gij dat?
A. Ik begrijp het, maar ik durf bijna niet zeggen wat ik gaarne wilde zeggen. In het verslag, dat ons is toegezonden, vonden wij alles wat noodig was; maar als wij nu antwoorden gaan geven en onze namen er bij vermeld worden, dan is het vanzelf publiek en binnen een half jaar zijn wij buiten betrekking.
1080. V. Voorziet gij, dat de patroon u ontslaan zal?
A. Ik ben er bang voor; de patroon misschien niet, de meesterknecht wellicht ook nog niet; maar de chef dat is de man waarmede men moet omgaan.
1081. V. Welk belang zou hij er bij hebben, u te ontslaan?
A. De chef zou misschien niet gaarne hebben dat toestanden uit de werkplaats werden medegedeeld. Ik weet het niet. maar het komt mij zoo voor.
1082. V. Dat moet de Commissie aan u overlaten. Wij zullen u niet lastig vallen met vragen, waarvan te vreezen zou zijn dat schade voor u zou kunnen voortkomen. Wij zouden er het recht toe hebben, maar wij zullen het niet doen. Gij moet het zelf weten. Wilt gij u uitspreken, wij hebben den tijd en willen u gaarne aanhooren. Hebt gij daarentegen gemoedsbezwaren, dan zijn wij bereid die te eerbiedigen en er in te berusten.
A. Wat ik zeggen kan, wil ik gaarne mededeelen.
1083. V. Vertel dan wat gij zeggen moogt, maar feiten, geen praatjes.
A. Vooreerst de kinderarbeid. Die is op de meeste drukkerijen zeer ellendig. Op vele drukkerijen gebruikt men jongens voor het plat zetwerk, en daarvoor moeten dikwijls volslagen werklieden wijken of moeten deze zich vermindering van loon getroosten. Op de drukkerij van Ellerman, Harms en Co. waar de Tijd gedrukt wordt, worden jongens gebruikt voor het loopwerk.