In den name des barmhertigen ende goedigen Godts. LXXXV. Capittel.
GHy hebt onse goetheydt misbruyckt ende zijt versuymich ende waerloos geweest tot in de doodt, ende ten jonghsten dage sal u dat voor gheworpen werden, ende sult het vyer voor u sien, ende van u doen ende laten rekenschap moeten geven.