Apollo's vastenavond-gift. Voorzien met de nieuwste en aangenaamste minne- harders- en bruylofs gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs gezangen– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Floride.
Wat koomt van klagen als verdriet
Uw klagen, Damon, gelter niet,
Nog al uw listig queelen.
'k En ben niet die ik eertyts was,
Doen ik in 't groene gras;
Ging onbekommert spelen.
Damon
Floride, wat is dit gezeid?
Is my zoo'n grooten druk bereid,
Dat my dit zal gebeuren?
Ach! ach! doen ik eerst Thirsis zag,
Daar hy ontrent my lag,
Mogt ik met reden treuren.
Floride.
Ja Thirsis, vriend, dat is de man
Die my alleen vernoegen kan,
Hy is myn eigen leven,
Ik hebbe laast myn regterhand
Hem tot een eeuwig pand,
Met vrienden raad, gegeven.
Damon.
Ach! Ach! wat voor een swaren druk,
Ach! ach! wat voor een ongeluk
Koomt op my neder storten!
Och! och! of nu de snelle dood
In dezen hoogen nood
Myn leven wou verkorten!
Floride.
Ey Damon, weest zoo treurig niet;
Dat u gebeurt is meer geschiet,
Uw druk zal haast verzoeten;
Soo gy maar eens een nieuwe maagt,
Die uwe ziel behaagt,
Uit liefde gaat begroeten.
Damon.
Maar t'wyl dit alzoo is geschiet,
En weert daarom ons Herders niet,
Maar hoort ons liever spreken:
Misschien zal u een rustig kwant,
Ook met een zoeten brant,
Een liever vier onsteken.
| |
[pagina 87]
| |
Floride.
Neen dat en waar voor my geen eer;
Een bruit en is geen vreister meer,
Zy mag geen minnaars spreken;
Als eens het jawoort is gezeit,
Dan is de knoop geleit Die nooit en is te breken.
Damon.
Maar of er nu een schoonder quam,
Of ryker, of van hooger stam
Sout gy hem niet ontfangen?
Floride.
Ey swyg! ik heb myns herten wensch,
En my en zal geen mensch Na beter doen verlangen.
Hem, die ik eens myn trouwtje gaf
Die blyf ik trouw tot aan het graf;
Dus stremt u looze streken,
Myn oog en zal nooit elders gaan,
En ik en wil voortaan Geen linkers hooren spreken.
Damon.
Syn wy nu linkers, zoete maagt,
Ons praat heeft u wel eer behaagt,
Waarom zoo stout gesproken?
Een woord nog! eer myn herte sluit.
Floride.
Neen, neen, ik ben de bruit;
Uw praat dient afgebroken.
Wanneer de liefd' eens is gezet,
En treed tot in het echte bed,
Mag 't oog niet elders zweven;
De trouw dat is een rein verbond,
Hy staat in my gegrond Voor al het gantsche leven,
En schoonder iemant anders komt
Die al de wereld schoonder noemt,
Of anders word geprezen,
De ware liefd' is elders blint,
De wyl zy maar en mint
Haar eerst verkoren wezen.
Om my en dient niet meer gedogt;
't Vlys datje ziet dat is verkogt,
't En kan u niet gewerden.
Gy, voegt u daar men vryen mag,
| |
[pagina 88]
| |
En zoekt daar u bejag:
Voor my, ik zal volherden.
|
|