Apollo's vastenavond-gift. Voorzien met de nieuwste en aangenaamste minne- harders- en bruylofs gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs gezangen– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
Hoewel 't gedagt' daar van alleen dient tot myn pyn,
Doet dat ik my ook mag op uw beloft' vertrouwen,
Zoo zal dan eeuwig u myn smert verzwegen zyn.
2.[regelnummer]
Uw oogen, die aan myn voorzeiden, zonder zorgen,
Naar uwe gunst te staan, my door haar schoon gelaat,
Bedroogen hebben: want, daar onder was verborgen,
Een wreetheid, die my brengt in jammerlyken staat.
3.[regelnummer]
Uw glans beloofde my, toen zy myn hert en reden
By haar gevangen hield, een aangenaamen dienst,
Op voorwaard' datze zynde in d'yzeren besteeden
Haar pligtelyke vlyt; en gy, op 't onvoorzienst,
4.[regelnummer]
Veroverlast haar nu. Is dat naar uw belooven?
Dog 't is wel, dat een geest, als d'uwe, zonder liefd',
Kan trouw'loos leven! maar de Hemel, die, van boven,
By uw meinedigheid, de smert ziet, die my griefd,
5.[regelnummer]
Zal wis in 't eind' my nog bekroonen met genaden,
En gekken met uw doen. Dies ik op nieuw beloof,
Dat ik staag zwygen zal: zoo niet, wilt op my laden,
Uw strengste wredigheid, of 't leven my beroof.
6.[regelnummer]
De smerten, die men my op 't aanzigt ziet geschildert,
Verwyten my gestaâg, de pyn die gy my geeft,
Ik leef, als zonder vreugt, en t'eenemaal verwildert,
Van zinnen en verstant! wie is 'er die zoo leeft?
7.[regelnummer]
Myn welbekende stilheid beter dan myn reden,
Zig aan my off'ren zal, en toonen u de smert,
Der grootheid van myn liefd' en myn genegenheden.
Discht gy nog meer, zoo spreekt, door d'opening van 't hert?
| |
[pagina 76]
| |
8.[regelnummer]
Alsg' in uw spiegel ziet, uw liefdens waarde starren,
Zeggen het zonder dat uw straffe wet verkort;
Daar 't, by gebrek van myne stem, u zonder marren,
Van uw, zoo schoonen mond, nog aangewezen wort.
|
|