| |
Vryagie,
Tussen een Jonker en een Harderin.
Stem: Al wat men doet, enz.
God Groet u Goede Morgen Harderinne,
Hoe komt gy zo Vroeg in het Groene Wout,
Al met uw Schaapjes zoo te Velden inne,
Hier in het fiere Groene Gras Bedoud?
'k Verzoek u tot myn Vrouw,
Helpt my maar uyt den rouw.
Ach Jonker staakt dog al u Valsse Zinnen,
Ik ben een Eer'bre slegte Harderin,
Die met haar Schaapjes trekt te Velde inne,
Gaat na het Hof verandert daar u Min,
| |
| |
Ik ben te slegt voor jou,
Kiest vry een aar Juffrou.
Ag Schoon' Prinçes, Edele Harderinne,
Ag Schoonste Beeld verhoort dog eens myn klagt,
Ik ben een Jonker die komt Beminne,
Verzmaat my niet om dat ik u Verwagt,
Laat varen 't Groene Wout,
En kiest een Schat van Goud,
'k Heb veel Lakeyen ende Kamenieren,
Die u het Lyf zulle verçieren gaan,
Daarom wilt uwen Min aan my besteden,
Engel laat varen al wat u gaat aan,
Ontfangt myn Trouw te Pant,
Ik zal myn Lief een Zyde Kleed doen maken,
Een Rok doorwerkt van het Roder Gout,
En een paar Muyltes van fyne Rood Schar-Laken,
Met Goude Kanten daar rondom geboort,
| |
| |
Op u Hoofd daar zult gy een Fontanje dragen,
Van schone Kant en Goude Linten klaar,
Dat u de Vreugt en Staat wel zal behagen,
Engel laat varen al u Schaapjes maar,
Jonker door al uw zoete Minne woorden,
Zo zal ik my terstond beryden gaan,
Uw grote staat die gy my steld te voren,
Bedenkt u dog eer dat het is gedaan,
Ik zal myn Amarant nu t'huys gaan halen,
Hy gaf haar op de Zoete Trouw een Kus,
Zy is de geen die in myn Ziel komt malen,
En op haar Borsjes Blank heeft hy Gerust,
Verlost van Smert en Pyn,
| |
| |
Vlegt nu een Krans van Groene Lauwerieren,
Van Maagde-Palm, Bloemen en Groen Kruyt,
Wilt nu den Bruydegom en Bruyd verçieren,
Za Muzikanten maakt een Groot Geluyt,
|
|