Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Als ik mijn Fillis kussen mag.HEt blinkend goud nog Konigsrang
Kan aan myn ziel vernoeging geven:
Myn eenig heil, myn leven lang,
Stel ik in rust en vrolyk leven.
2. 'tSy verre dat d'aanstaande tyt
Myn hart ontroer en doe vervaaren:
Myn oog wyst, hoe'k myn dagen slyt;
| |
[pagina 118]
| |
Hoe zeer ik lach met die gevaaren.
3. Dewyl ik nimmer iets bedreef,
Dat oorzaak is van zulke zorgen
Doorbreng ik d'uurtjes die ik leef,
Als of de Dood niet meer wou borgen.
4. myn ziel, volenden wy dan dus
Die dagen die ons ov'rig blyven!
Druk aan myn montje kus op kus.
Terwyl ik schyn in weeld te dryven
5. Laat ik den Nectar van uw mond,
Als onze Zieltjes zamen spart'len,
Uw zuigen af, opnieuw gewont.
Waar ben ik Lief! gy ziet my dart'len.
6. Iets vreemts bezit myn gantsche leên.
Ik hoor, ik zie, ik denk, ik smaake;
Dog al verwart en ongemeen.
Zo verre kan uw min my raaken.
7. Ay! laat ons, Lieve celestyn,
In dees verrukking al de Jaaren,
Die aan ons leven overig zyn,
Voor eeuwig onze zielen paaren.
8. Voor eeuwig zoo, dat mis-verstant
Nog achterdogt ons nimmer geven
Een ongenoegen, in een stant,
Daar ons genoegen is ons leven.
|
|