Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem:
| |
[pagina 103]
| |
In 't lommer van een Wyngaardrank:
Ik, Ik, Ik, hou veel van lekk're drank;
Want by de Wyngod ruikt het fris,
En Venus stinkt als rotte vis.
Wel aan! verlaat de laffe min,
Wel aan! verlaat de laffe min
En treed de kelder in.
2. Een dronkaart spreekt gelyk hy peinst:
Dat kan met zien en tasten,
Maar 't vrouw volk is altyd geveinst,
Een zoen zou haar belasten.
Dog als d'een by d'and're staat,
't Is al van vryen dat men praat:
En, En, En hoe dat het minnespel gaat.
Baaden wy ons dan in de wyn
En belaggen de Minnepyn.
En geef de zak aan uw Maìtres,
En geef de zak aan uw Maìtres,
Verkiest een volle fles.
3. 't Geen een Vrouwmensch ons nog bied.
Haar zoetste Minneranken
Heeft van haar zelven niet:
Maar moet het Bachus danken.
Een dronke Vrouw is zegt de wet.
Een Engelin in't zagte bed.
Dan, Dan, Dan geeftse ons de regte pret.
Drinken wy dan naar onsen wensch.
Wyn alleen verheugd den mensch.
Ik lach met Venus en de Min,
Ik lach met Venus en de Min
En ik tree de kelder in.
|
|