Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: In Babilon met onverstande.A. WElzoetste Meisje van den lande,
Hoe komt het, dat jy dus alleen
Langs deeze barre naare stranden
Soo parremantigjes gaat treen?
Wagt jy uyt dees woeste zeên.
Ligt een van uw naaste Vrinden,
Uw Vader, Broeder, of Beminden.
Kom, lieve Buisje, zeg de reên.
| |
[pagina 43]
| |
2. B. Ag! Ag! Ag! Ag! laat my maar treuren
Ik ben myn Ary Vis-ben kwyt!
Ach! dat geluk mogt my niet beuren,
Dat hy genoot myn jongen tyt.
Moest dan uw bedrieglykheid,
Valse Zee, myn Vryer rooven.
Ag! deze smert gaat al te booven
Hy is wel waard te zyn beschreid.
3. A. Staak tog uw treuren, bolle Meisje
Ey, kom verlaat dit razend nat.
Kom en voldoe myn lust een reisje;
Daar voor beloof ik jou een schat.
't Ben een ryk Heer uit de stadt;
'k Zal veel kostelyke dingen,
Als zilv're bellen, goude ringen
Voor jou koopen, doe jy dat.
4. B. Neen Neen, jy soud my maar bedriegen,
Ik heb die praat wel meer gehoord.
'k Laat my zoo ligt in slaap niet wiegen.
Zulk volk houd tog zelden woort.
Zoek die beter dit bekoord.
Al uw kostelyke schatten,
Kan onze nederigheid niet vatten:
Daarom gaat uws weegs maar voort.
5. B. Weg, malle Meid, gaat niet meer doolen
Neem myne bêe in overleg.
Daar zyn voor af al twee pistoolen,
Tot blyk, dat ik de Waarheid zeg.
Gaa nu met my deze weg.
B. Wel, ik zal het dan reys wagen
Ik kan 'er een nieuw jak voor dragen,
Myn Ary Visben is tog weg.
|
|