Apollo's kermis-gift aan de Haagsche vermaaksgesinde jeugd. Deel 2
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Stem: Molenaer waar zyn myn Zakken.IK kom jou een reysje vragen,
Myn lieve Maartje Koenen,
Of't is met jou behagen,
Dat ik jou eens kom zoenen.
Jy bent me nog een Zoen te quaa,
Lestmaal voor een geel zootje slaa,
Dat buyten besjes weeten is gegeten,
Kom bolle zusje, geef het draa.
2. Als jy my maar komt in myn oogen,
Zoo raakt myn bloed aan't leven;
Dat ick word op getogen
En ik begin te beven.
Dan word ik groender als het gras,
Dan weer zoo bleek gelyk myn das;
Komt oost my met een kusje, lieve zusje,
Kom bolle meysje, geef het ras.
Maartje.
3. Loop Malle jonge met jou praten,
Ik wil jou niet beminnen:
Soek jou fortuyn langs straten,
By my is niet te winnen.
Als ik een reys gekust wil zyn,
Soo doet het altyd onse Kryn?
Die jonge leerd my poenen voor myn zoenen:
Loop jy na jou zwarte Tryn.
Julfus.
4. Wel! hoe kunje my zoo plagen,
Daar ik zoo meenigmalen
Voor jou, schier alle dagen,
Koek heb wezen halen:
Als jy my zey loop, Julphus loop,
Jy koopt tog altyd beste koop.
| |
[pagina 45]
| |
Wat ben ik wel bejeegent en bereegent
Dat'er mijn trypen broek af droop.
Maartje.
5. Wel kedaar ik lach me aan enden:
Hoor dezen bloed eens klappen.
Dit smeer is voor jou lenden,
Soo jy niet vlug gaat stappen.
Dit entje wortel van raak wat
Maakt alle stramme beentjes rat.
Ik zal jou lustig beuken op jou kneuken
En touwen als een schol zoo plat.
Julfus.
Vlieg jy door de lucht, Beuli
Met al jou booze grillen.
Eer ik jou weer beminne,
Laat ik my liever villen.
Eer ik van jou gekust wou zyn,
Leed ik veel liever tandepyn.
Ik sal myn vuur gaan blussen, met te kussen
Den mond van een fles rinse wyn.
|
|