Apollo's kermis-gift aan de Amsterdamsche Juffers. Derde deel
(1746)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijWyze: Zullen nooyt myn droeve klagten.1.
AMaril 'k ken niet verzinnen
Dat gy steeds de Min veracht,
Ach dat 'k eenmaal uwe zinnen
Kon verand'ren van gedacht;
En uw herte beter raden
Om de Vryheid te versmaden
Dan zou myne ziel met vreugt,
Uwe goedheid,
En uw zoetheid,
Uytgalmen met veel geneugt.
| |
[pagina 46]
| |
Bosschen, Bergen! Zeên en Stromen
Alles wat op 't Aardryk leeft,
Wil voor Min of liefde schromen
Maar zig vry gevangen geeft.
Hoe kunt gy het dan verachten
Daar de grote Wereld-Machten
Blyven door de Min in staat?
Want 't moet buygen,
En in duygen,
Als men 't Huwelyk versmaad.
3.
Laat de lessen u behagen
Van Vrouw Venus ô Vriendin,
En verhoor toch eens myn klagten
Buyg u neder voor de Min,
Want de jonge frissche Leden
Haast verwelken, en met schreden
Gryze Ouderdom komt aan
Ach dan is het
Ach dan is het
Met de geurge Jeugt gedaan.
4.
Zeg wien zult gy dan behagen
Als de Jeugt verdwenen is?
Zal 't u dan wel komen vragen,
Een die fleurig is en fris.
Daarom wilt toch zonder stooren
Kuisschen Min en liefde hooren,
| |
[pagina 47]
| |
En verwerpt geen trouwe raad,
Maar neemt achte,
Op myn klachte,
En uw Dienaar niet versmaad!
5.
Mocht het eenmaal u behaagen
ô Myn schoone Ziels-Vriendin,
Trouwen liefd' u op te dragen
Ach wat zou myn hert en Zin?
Dan een vreugd en wellust smaken
Zo 'k u mogt als Ega naken,
En als wederhelft myn Zon
Geen gelyke,
Op 't Aardryke,
Ik by myne vreugde von.
6.
'k Behoefde voor geen macht te wyken
Vorst, of Koninglyk staat,
't Was by my niet te gelyken,
Wyl dit 't al te boven gaat:
Kon ik u daar toe bekooren
En een gunstig Ja-woord horen,
Ach ik bid gy my het geest
Uwen Dienaar,
En Beminnaar,
Dan het leven weder heeft.
|
|