Apollo's kermis-gift aan de Amsterdamsche Juffers. Derde deel(1746)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Minne-digt. 1. Aurora, die het al verblyd Behalven ons, wat vrevel nyd, Prest u zo vroeg te wagen? Wilt gy de snelle Morgen star Te rugge ryden met uw Kar Ons lieven dus te plagen? 2. Wy lagen immers stil in vreê: De Mid-nacht zweeg, myn Dovis meê. Wat doe u dan vergrimmen? Ik wet, gaf 's Ouden Thitons koets, U wat min leet, en wat meer zoets, Gy zoud wel later klimmen! 3. Een Jongeling hiel u gewis, Op 't Rozendons in hegtenis: Daar zou Cavaal u boeyen; Maar, goede Goden, 'k moest dat woord, Zo luyt niet denken, dat ze het hoord, Het mogt haar te Bed doen spoeyen: 4. En gy, myn lief, schoon 't licht al reê, De weereld op haar oude steê, Komt leveren en wyzen, Wat raakt ons 's Hemels wenteling! Die om geen nach te Bedde ging, Hoeft ons geen dach te ryzen. Vorige Volgende