Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: J'avois jure que l'Amour'k SWoer dat nooit Cupido's Magt
Op myn Hert iets sou vermogen,
Ondertusschen Dag en Nagt
Kwyn ik om Climene's Oogen:
Wyl de tyd my merken doet,
Dat met vroeg of laat moet minnen,
Wyl de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
2. Trots op onverschilligheid
Dorst ik d'Alderschoonste tarten,
En ik maakte Vaniteit,
| |
[pagina 63]
| |
Vry te zyn van minnesmarten:
Maar de tyd my merken doet,
Dat men vroeg of laat moet minnen;
Maar de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
3. 'k Meende 't was een dolligheid,
Dat ik thans noem ware liefde,
En ik schatte 't malligheid,
Dat een Schoone my doorgriefde;
Maar de tyd my merken doet,
Dat men vroeg of laat moet minnen;
Maar de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
4. Van 't begin dat ik aansag
Myn Climene's Schoone oogen,
Bukte ik voor haar gesag
En ik erkende haar vermogen;
Want de tyd my merken doet,
Dat men vroeg of laat moet minnen,
Want de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
5. 't Wondert my niet dat Climeen
My in Liefde kan ontsteken,
En door haar Bevallighe'en,
Myn verstaalde Hert verbreken;
Wyl de tyd my merke doet,
Dat men vroeg of laat moet minnen,
Wyl de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
6. Schoonste die myn Ziel doorwond
Door uw zoete minneligten,
Reyk my eens uw lieven mond;
Uwe Min kan my verpligten:
Wyl de tyd my merken doet,
Dat men vroeg of laat moet minnen,
Wyl de tyd my merken doet,
Dat men niets versweeren moet.
|
|