Apollo of Ghesangh der Musen(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Courante Serbande. ELacy elacy wat droefheyt comt mijn aen, Mijn dunckt ick moet in desen brandt vergaan, Ick voel een onghewoone smert, Die noyt ghevoelt heeft een jongh hert, Vrees, anghst, benaeutheyt, druck en pijn, Mijn dunckt ’t moet om mijn leven zijn. Ick placht te leven gherust in mijnen geest, Cupidoos pijlen had ick noyt ghevreest, Ick plach te leven altoos bly, Van fantaseren was ick vry, In vreuchde passeerd’ ick mijnen tijt, Maer ’t is verandert seer subijt. Ghy zijt mijn leven, maer laat my in ’t verdriet, Ghy hoort mijn clagen maer ghy en acht my niet Is dit niet een natuere wreet, Saturnus moet zijn u Planeet, Waar in dat ghy gheboren zijt, In plaats van liefde draaght ghy nijt. Wat wil ick claghen ist nu met mijn ghedaan, Neen, neen, ick wilt noch eens beproeven gaan, Of haar mijn clacht beweghen mocht, Wat schaadt het oock noch eens versocht, Al waar mijn hert gheheel verteert, Misschien fortuyn sal zijn ghekeert. Want ick aenmercke dat op der aerden wis Gheen dingh soo vast ofte ghestadich is, Men siet wanneer de Son opgaat De Maan haar licht terstont verlaat, Men siet veel dinghen vallen haast Die men voor eeuwich acht by naast. Hierom Princesse van u wreedtheyt afstaat, Sachtmoedich uwen aart wesen laat, Aansiet eens of ick dit verdien, Want onghesien dat kan gheschien, Misschien of ghy sult hebben rou Dat u dienaer leeft in benou. Vorige Volgende