Apollo of Ghesangh der Musen
(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– Auteursrechtvrijop de stem. Amour a quite les cieus.
1
DAt mijn u liefd’ bevingh
Deed niet u braaf ghesingh,
Noch schoonheyt sonderlingh,
Veel min mijn vrou
V fraeye ganck, spraack, taal en konst,
Noch groote staat, gheslacht en gonst.
2
V seedich-vvijs ghelaat,
En deftich kloecke praat
Van hoogh en leeghe staat:
Maar boven al
V deucht en gheesticheyt gheviel
Tot dese liefd soo vvel mijn ziel.
3
En doen de groote Goon
Uyt haren hooghen throon
| |
[pagina 31]
| |
In mijn ghemoet ontboon,
Ons echts besluyt,
Soo heb ick staach, ghetrou en vry,
V vrou ghemint, gherust, en bly.
4
Ay glans van onse jeucht,
Ay kroonster vande deucht,
En voester van ons vreucht,
Toont vveder-liefd’
En vailicheyt, die u dus mint
En meerder als sijn ziel besint.
5
VVeet ghy niet dat gh’ u tijt
Seer achteloos verslijt
Met al’t uytstel, respijt,
En acht niet op
Het achterclap en vveder-raan,
VVant valscheyt ist, en quaat vermaan.
6
Soo langh mijn ooghen staan,
Mijn beenen konnen gaen,
En tongh gheluyt kan slaan,
Soo blijf ick lief
V dienaer, slaef, en trouvve knecht,
En in dees reyne liefd’ oprecht.
|
|