en met het oog op onze plaatselijke belangen, de grondbeginselen en beloften van de nieuwe gedachten, die om aanhang bedelen, bestuderen. Een enigszins volledig onderzoek van onze mensen op moreel en artistiek gebied valt buiten de grenzen van dit laatste hoofdstuk. Gelukkig voor Curaçao zijn de oude meningen over moraal, die wij van onze vaderen geërfd hebben, nog levend en ik geloof, dat alleen een waarschuwend geluid nodig is om de ineenstorting van onze ideeënwereld te voorkomen. Om de kunst behoeven wij ons niet bezorgd te maken, daar de enige kunstvorm die wij beoefenen de muziek is, m.i. een kunst, die nog het minst is aangetast door de moderne evolutie, al heeft ze haar invloed wel een weinig ondergaan. Maar wat de politiek betreft, hierover moet ik toch even uitvoeriger zijn. De oprichting van verenigingen met als doel samenwerking of het organiseren van lezingen en debatten, de publikatie van tijdschriften, de beschouwingen daarin over onderwerpen, die het bestuur over de kolonie betreffen, zijn tekenen die erop wijzen, dat onze jeugd wakker is geworden en als haar plicht ziet er voor te waken, dat binnen de gelding van de koloniale wetten het bestuur doeltreffend zij.
Oppositie is immer goed en nuttig, zowel voor de regering als voor de geregeerden; zij ontdekt fouten, herstelt vergissingen en wijst nieuwe wegen aan, maar zij moet niet systematisch, kwaadwillig of met bijbedoelingen gevoerd worden. Een minutieus onbevooroordeeld onderzoek, gebaseerd op feiten en gegevens, maar nooit op wensdromen, grillen of kwade trouw, is van grote steun bij de oplossing van de vraagstukken, die zich in het levender volkeren voordoen.
Er zijn maatregelen, die de belangen aantasten. Wanneer men deze onderzoekt, moet men het voor en het tegen afwegen, en nooit de Latijnse spreuk vergeten: ‘Salus publica, suprema