| |
| |
| |
De toekomstige ‘Libertador’ bezoekt ons
De geografische ligging van ons eiland, dicht bij de kust van het vasteland, ver van de baan der tropische orkanen, in het centrum van de scheepvaartverbindingen tussen Europa en de Latijns Amerikaanse republieken om de Caraïbische Zee en daarbij de mooie veilige haven aan de zuidkant van het eiland, maken het begrijpelijk, dat Curaçao een verplichte aanleghaven geworden is voor heel het ontzaglijke verkeer, niet alleen naar de Antilliaanse havens maar ook van dat over de ‘puente del mundo’, de brug van de wereld naar de kusten van de Stille Zuidzee, zoals ‘el Libertador’ (Bolívar) de landengte van Panama noemde.
Onder de passagiers, die hier voet aan wal zetten, vindt men vanzelfsprekend internationale beroemdheden op allerlei gebied. Onze Latijns Amerikaanse buren, met hun voortdurende verschuivingen op het politieke schaakbord, zenden na elke revolutie vooraanstaande gasten, die van het Capitool van Caracas moeten af dalen en naar de Tarpeïsche rots van Curaçao verwezen worden. Hun aantal is zo groot, dat men wel een bijzonder goed geheugen moet hebben, om ze allen te herinneren.
Onder de voornaamsten van heinde en ver afkomstig, is er ook een prins uit het Huis van Oranje geweest, wie, naar men mij verteld heeft, een groot banket moet zijn aangeboden onder de eeuwenoude mispelbomen van de plantage ‘Zorzaca’; ook kwam eens een afgezette keizer van Haïti zijn toevlucht bij ons zoeken. Persoonlijk heb ik al over prins Hendrik van Pruisen gesproken. Dit hoofdstuk wil ik wijden aan de glorierijkste onder onze gasten, die in een periode van grote onzekerheid
| |
| |
en diepe depressie, tijdelijke ontspanning gezocht en gevonden heeft, zoal niet bij het toenmalige gouvernement, dan toch wel in onze gemeenschap, die nooit hulp, bescherming en onderdak geweigerd heeft aan hen, die door de politieke omstandigheden uit hun land en huis waren verdreven.
Ongelukkigerwijs voor Curaçao droeg de ontvangst van Bolívar niet het karakter van de legendarische gastvrijheid van het Hollandse gouvernement. De Engelse vlag woei toen op het eiland, en Engeland, dat met Europa flirtte, had steun geweigerd aan de revolutionairen.
De eerste januari 1807 was de Engelse vlag op Curaçao gehesen. De bezetting van het eiland door de Engelsen had veel weg van een klucht; precies de ‘raid’ van Urbina. Gebrek aan vooruitziende geest en efficiency en een teveel aan zelfvertrouwen vergemakkelijkten het werk der bezetters, dat zich voltrok zonder dat er een druppel bloed werd vergoten. Blijkbaarzzinjn de Van Speyck's zeldzaam in onze geschiedenis.
De Engelse spionagedienst kon zonder hindernissen zijn werk doen en de Engelsen wisten, dat de dag van 31 december er een zou worden van plezier, bals en dronkenschap en dat het feit, dat op 22 december 1806 Sir William Bolton vanaf zijn vlaggeschip ‘Fisgard’ de overgave van het eiland had geeist, blijkbaar geen bezwaar was voor gouverneur Changuion om op Oudejaarsavond met zijn familie naar het buiten ‘Blenheym’ te gaan van waar hij pas op 4 januari hoopte terug te keren.
De officieren van de korvetten in de haven waren aan het dansen aan de wal en de commandant van het garnizoen, Pfeiffer, die in diepe slaap lag na de feestelijkheden van de afgelopen nacht, wilde niet gestoord worden. Hij was na de tweede aanmaning toch maar opgestaan, maar hij werd bij
| |
| |
zijn binnenkomst in het fort, dat inmiddels bezet was, onmiddellijk gevangen genomen. Het fort ‘Nassau’, dat op de schepen had geschoten, kreeg bevel het schieten te staken. Leek dit incident niet veel op dat van Urbina?
Toen Bolívar in 1812 op Curaçao aankwam, waren de Engelsen bezig al het geld, dat zij maar op het eiland konden vinden, weg te slepen. Van een kleine bank hadden zij 3000 pesos meegenomen en dus was het bedrag van twaalfduizend pesos en de juwelen, die de Venezolaan had meegebracht, ruim voldoende om hun hebzucht op te wekken. Het viel hun niet moeilijk een voorwendsel voor deze handelingen te vinden. En Miranda, generalissimus van de revolutie, had de nederlaag geleden en zat gevangen; Bolívar, die commandant van de stad geweest was, was net aan de galg ontsnapt en bevond zich als vluchteling op Curaçaos gebied; dat was voldoende om al zijn bagage in beslag te nemen. En dat gebeurde dan ook. Bolívar verkeerde door de recente gebeurtenissen in een stemming van diepe neerslachtigheid, die nog verergerd werd door de onverwachte inbeslagname, waardoor hij zonder geld kwam te zitten in een voor hem onbekend land. Zijn wanhoop was alleszins begrijpelijk. Hij meende dat hij er niets mee zou winnen, wanneer hij zou proberen wat geld te lenen, omdat hij vreesde hiermee de vriendschap te verliezen van degenen, tot wie hij zich later op een gelegener tijdstip wel met zulk een verzoek zou moeten wenden.
In een brief aan zijn vriend Iturbe, waarvan ik geen kopie bij de hand heb, liet hij zich ongeveer op deze wijze uit. Toch vergiste hij zich danig. Op Curaçao ontmoette hij Pedro Luis Brion, die later admiraal van een vlooteenheid van de republiek werd en Mordechai Ricardo, een rijk man en vooraanstaand advocaat, en hoogstwaarschijnlijk nog anderen, die hem op
| |
| |
kleinere schaal hielpen. Dat zegt Bolívar zelf in een andere brief aan dezelfde Iturbe: ‘Het gaat me hier zo goed als het me in de huidige omstandigheden gaan kan.’
Ik schrijf dit uit mijn hoofd op en het kan zijn, dat zijn woorden niet letterlijk worden weergegeven, maar ik ben er zeker van, dat ze deze gedachte uitdrukken. Hij vervolgde: ‘Nooit ontbreekt het ons aan een medelijdende vriend, die met ons meevoelt en we behoeven ons niet te schamen als we die hulp aanvaarden.’
Later, vanuit Kingston, schreef hij de heer Mordechai Ricardo: ‘Nu herhaal ik de dank, die ik al eerder heb uitgesproken, voor de goedheid, waarmee u mijn ongelukkige zusters hebt behandeld en voor het vertrouwen, dat u altijd in mij heeft gesteld, ook toen ik met de ongunst der tijden te kampen had. Wel een bewijs voor de ruimheid uwer gevoelens en de adel van uw karakter’.
Dr. Don David Ricardo, kleinzoon van de heer Mordechai Ricardo, heeft mij deze brief getoond. Deze heer Ricardo heeft zich op latere leeftijd, overladen met eretekenen en onderscheidingen, in de stad Caracas gevestigd. Ik hoop, dat hij er zijn honderdste geboortedag in gezondheid en voorspoed mag vieren. Hij las de brief aan mij voor, waarschijnlijk het originele exemplaar, dat nog in het bezit van zijn familie was.
Wat nu Brion betreft, de brief van Bolívar van 16 juli 1815 (die ik voor me heb liggen) is het duidelijkste bewijs van zijn vergissing met betrekking tot het gastvrije karakter van de Curaçaose gemeenschap. Wij, op Curaçao, hebben nooit aan die brief de waarde toegekend, die hij verdiende, want daarin greeft de toekomstige bevrijder onze landgenoot de eretitel van ‘Protector de América’ en ‘el más liberal de los hombres’ (de vrijzinnigste der mensen). De weinige dagen, die Don Símón
| |
| |
op ons eiland verbleef, goed bewaakt door het Engelse gouvernement, waren ten slotte niet de naarste van zijn leven. Volgens mededelingen tot ons gekomen, heeft onze gemeenschap hem met dezelfde gastvrijheid en vriendelijkheid ontvangen, die ze later bood aan de talrijke ballingen uit Venezuela, Columbia of Santo Domingo, die voor het leed van het ostracisme verlichting zochten in de boezem van onze gemeenschap, onder de vrijheid die de Nederlandse vlag biedt en onder bescherming van onze wetten. Falcón, Guzmán Blanco, Sutherland, Pulgar, Colina, Brusual, Salazar, Larrazabal en naar ik meen, ook Páez, Sucre en nog vele anderen, waren voor enige tijd onze geëerde gasten.
Het verslag over de persoon van generaal Bolívar, dat ik hier laat volgen, dank ik aan de welwillendheid en het geheugen van dr. Don David Ricardo, een goede, ja intieme vriend van mijn vader, in welke vriendschap ik mocht delen. Don David vertelde mij in de gezellige werkkamer van zijn huis te Caracas, dat hij van zijn vader had gehoord, die het op zijn beurt van de zijne wist, dat generaal Bolívar vaak door onze stad wandelde, gekleed in zijn witte broek, zwarte of donkerblauwe kazak en getooid met een grote, zwarte of blauwe das. Soms was het jasje korter en had metalen knopen, maar altijd droeg hij een strooien hoed met brede rand en zwart lint. Verder had hij de onafscheidelijke korte wandelstok of een rijzweep in de hand. Vaak liep hij in gezelschap van een paar vrienden, bijna allen vooraanstaande personen uit de groeiende revolutionaire beweging.
De bevrijder woonde in een huis op de ‘Motete’-berg, ‘Pleizierhuis’ genaamd; letterlijk vertaald uit het Nederlands wordt het ‘casa de placer’ of wel ‘quinta de recreo’ (lusthuis). De zusters van de bevrijder woonden met een paar tantes in het huis
| |
| |
op Pen, dat op een rots gebouwd was en ‘Octagon’ heette, omdat het acht zijden had. Aangezien de ‘Pen’ op het oostelijke punt van de stad ligt en het ‘Pleizierhuis’ op de heuvel, die de haven beheerst, dus aan de andere zijde van de baai, moest Don Simón de Annabaai oversteken en de hele stad doorlopen om bij zijn familie te komen, hetgeen hij toch vaak deed.
Ik heb nooit goed begrepen, waarom het huis op de heuvel van Motete ‘Pleizierhuis’ heette. Toen ik een jongen van tien jaar was, heb ik veel om en in dat huis gespeeld. Tot 1891 was het nog precies zoals in Bolívar's tijd, alleen had het door de tijd geleden. Het leek meer op een klein fort of ‘blockhouse’ dan op een woonhuis. Aan elke kant zat een raampje; het huis bestond uit twee verdiepingen. De trap, die naar de bovenverdieping leidde, was slechts een opeenvolging van treden zonder achterkant en gemaakt van ruw hout, dat nooit verf gekend had. De woning was ongezellig donker, daar maar weinig licht door de raampjes kon binnendringen. Het benedenhuis bestond uit een enkel vertrek van ongeveer vijf bij vijf meter, dus een volkomen vierkant. Ik veronderstel, dat de slaapkamer boven lag, waar evenmin een indeling was gemaakt; ook daar was aan iedere kant een raampje. In de dagen, dat ik in dat huis speelde, waren de planken van de vloer al verrot, een bewijs, dat ze al heel oud waren, want op Curaçao houdt het hout het vrij lang uit, door weinig overlast van vocht en houtworm. Het huis was opgetrokken van gemetselde grijze stenen; het piramide-vormige dak had vier zijden, met op de top een recht parallellopipedum, gebruikt in de Hollandse bouwstijl. Het leek me nu niet bepaald een lusthuis, veeleer een opslagplaats of een seinpost. Het zou niet onmogelijk zijn, dat het al bestond vóór het fort ‘Nassau’, dat in 1796 gebouwd is en dat als seinpost werd gebruikt.
Toen ik als jongeman van tweeëntwintig op Curaçao terug- | |
| |
kwam, was het oorspronkelijke ‘Pleizierhuis’ afgebroken en stond er op zijn plaats een nieuw bouwsel, ook van metselwerk, met een schuin dak, dat, naar ik meen, als opslagplaats dienst deed. Dit tweede gebouw werd vervangen door het prachtige landhuis, dat door mijn oude vriend ‘Dochi’ Martyn werd neergezet en de naam ontving van ‘Quinta Bolívar’.
Van de historische plek, waar het Genie van Amerika heeft gewoond, is niets meer overgebleven, geen steen zelfs, die voor de komende eeuwen had kunnen aanduiden op welk een afgelegen eenzaam hoekje de Ziener had geleefd, zich nog steeds bewust van de eed, die hij had afgelegd om van zijn land een vrije en onafhankelijke natie te maken. Wie weet werd het befaamde manifest van Cartagena in de rust en stilte van dit eenzaam huisje geconcipieerd. Dit stukje grond had de Regering van Venezuela moeten aankopen met het historische huisje, ter ere van de man die ‘gedaan heeft wat niemand na hem kan doen, daar er immers geen werelddelen meer te bevrijden zijn’ en ‘wiens glorie met de eeuwen zal groeien, zoals de schaduwen groeien, wanneer de zon ondergaat’, zoals een eenvoudige Incapriester het op zo bewonderenswaardige wijze heeft uitgedrukt.
Over het verblijf van de zusters van de bevrijder en van de andere familieleden in het ‘Octagon’, is niet veel meer bekend dan wat men uit de brieven weet, waarvan ik melding heb gemaakt. Het ‘Octagon’ is nog precies zo als het was tijdens het verblijf van Bolívar op Curaçao. Dat huis heeft ook twee verdiepingen; de ramen zijn groter, waardoor het van binnen goed verlicht is, terwijl er een frisse zeelucht doorheen waait. Het ‘Octagon’, waarvan de geschiedenis me onbekend is, staat in de wijk ‘Pen’ genaamd, een Engels woord, dat ‘opsluiting’, ‘gevangenis’ betekent; de Engelsen hadden gedurende hun bezettingstijd daar dan ook een gevangenis. De rampzalige orkaan van
| |
| |
1877 ondermijnde de basis van de rots, waarop het huis staat zodanig, dat deze versterkt moest worden. Aan haar voet breken de zachte golven van de Caraïbische Zee en de omgeving was een halve eeuw geleden een geliefde badplaats. Waarschijnlijk was het oorspronkelijk een kruitmagazijn, gezien de dikke muren en de ligging ver van de stad.
Ik denk dat Bolívars veelvuldige bezoeken aan het ‘Octagon’ niet alleen het gevolg waren van de grote aanhankelijkheid, die hij altijd voor de zijnen gevoeld heeft, maar ook voortvloeiden uit de sterke aantrekking, die de zee op hem uitoefende, begrijpelijk bij een temperament als het zijne, dat zich verwant voelde aan de rusteloze zee. Zijn blik vorste achter de horizon om te ontdekken, wat er buiten ons gezichtsveld gebeurt. Hij zal gepoogd hebben de taal van de golven te ontcijferen als zij op de rotsen breken. En deze zullen hem hebben toevertrouwd, dat ook de hevigste orkaan maar korte tijd woedt en dat er een bijzondere kracht vereist is voor de uiteindelijke overwinning. Hij zal innerlijk versterkt geworden zijn door het gadeslaan van het eeuwig beweeg der golven, die verkondigen dat het leven een strijd zonder wapenstilstand is, zonder genade en zonder rust. Ik zie hem met zijn Panama-hoed met brede rand op het pad, langs de kust. Hij tuurt naar de bergen van Coro, die op een heldere dag zich scherp tegen de horizon aftekenen. En hij ziet uit de zee, tegen de hemel van zijn vaderland, een grote, gevleugelde figuur oprijzen, met een palmtak in de hand, die steeds verder naar voren schrijdt. Dezelfde, die hij enkele jaren later, maar dan scherper omlijnd, zou zien in de angstwekkende eenzaamheid van Casacoima; die profetische visie, die hem het epitheton ‘de krankzinnige’ bezorgde. Het is de Overwinning, die hem het wonderbaarlijk succes van zijn inspanning in het jaar dat volgde, voorspelt.
|
|