gebracht, dan moest zijn naam prijken op de eerste regel van de lijst van vooraanstaande Curaçaoenaars, aan wie het land dank schuldig is.
In zijn huisje op het Concordia Plein, een typisch voorbeeld van oudhollandse, koloniale bouwstijl, in het smalle kamertje op de tweede verdieping, onder het uiterst lage dak met zijn stokoude pannen, is door de drang van zijn geestelijke activiteit een werk ontstaan, dat ver over de nauwe grenzen van ons eiland zijn licht wierp. De geestelijke activiteiten van deze man beperkten zich niet alleen tot bestudering van onze taal en onze geschiedenis.
Sjon Wein Hoyer nam een belangrijk aandeel in de activiteiten van de muziekvereniging, die in onze geschiedenis epoche heeft gemaakt, de zogenaamde Sociëteit Harmonie, die onder leiding van Cris Ulder stond, trouw bijgestaan door Don Agustín Bethencourt, Don Carlos Fensohn en anderen. Toen was hij jong, had een zwarte snor en er speelde altijd een welwillende glimlach om zijn mond. Die heeft hij trouwens nog steeds behouden. Ze hoort bij hem. Hij had een methode voor het onderwijs van gitaarspel geschreven, uiterst geschikt voor onze muziekliefhebbers, die geen geld hadden om een piano te kopen. Ook vond hij een methode uit om de pianobegeleiding te vergemakkelijken, wellicht omdat hij wel voelde, dat onze oppervlakkige muziekcultuur niet bestand was tegen de ongemakken en verveling, die een ernstige, degelijke studie van welk instrument ook met zich meebrengt.
Hij beoefende ook de tekenkunst. Ik herinner me, dat toen het project voor de elektrische verlichting van Curaçao ingediend werd om een concessie te verkrijgen, het Sjon Wein is geweest, die de plattegrond van Punda heeft getekend om daarop aan te geven, waar de lantaarnpalen moesten worden