niet hebben kunnen begrijpen, noch minder waarderen. Zijn schilderstalent werd in de grote Europese centra erkend en gewaardeerd. Hier op Curaçao heeft hij weinig gewerkt en zijn werk kwam nooit buiten de familiekring of die van zijn intieme vrienden.
‘Als vijand van eigen roem, een van die moderne middelen, het belangrijkste wel om op de voorgrond te treden, ontvluchtte hij iedere gelegenheid, die tot uiterlijk vertoon aanleiding zou kunnen geven en hij vormde te eigener ontspanning en tot genoegen van zijn kring een klein museum in zijn statig geboortehuis, dat zonder twijfel, evenals hij zelf, zal verdwijnen zonder dat Curaçao het naar waarde geschat heeft. En toch vertegenwoordigde dit museum de eerste, de tot nu toe enige en waarschijnlijk de laatste inspanning om op Curaçao een verzameling kunstvoorwerpen bijeen te brengen die in de loop der jaren had kunnen uitgroeien tot een blijvende tentoonstelling, die getuigenis kon afleggen van onze cultuur.
‘Een tijd lang was hij journalist en werkte hij aan verschillende tijdschriften in meerdere talen mee met bijdragen, die sterk de aandacht trokken. Hij was een elegante figuur in onze samenleving, wiens gesprek, verfijnd door zijn hoog beschavingspeil en verrijkt door de ervaringen opgedaan op zijn talrijke reizen, ver boven het alledaagse conventionele salonpraatje, met zijn oppervlakkigheid en banaliteit, uitging.
‘Hij stierf temidden van de zijnen. Nu rust hij niet ver van zijn huis, datzelfde huis, waarin hij zijn museum stichtte en waar ieder schilderij, ieder voorwerp van zijn liefde voor de kunst en zijn toewijding aan de cultus der schoonheid getuigt.’
Tot zover het in 1926 gepubliceerde artikel.
Als ik deze regels neerschrijf is hij al zeven jaar dood. Zijn museum, zijn verzameling porselein en zijn collectie curiosi-