| |
| |
| |
Verstomde lieren
In de boezem van een gemeenschap, die zich alleen door commerciële beweegredenen laat leiden, is het even zeldzaam dichters aan te treffen als rozen in een onvruchtbare woestijn. Toch heeft Curaçao in zijn culturele periode, behalve toonkunstenaars, zangers en schilders, ook mannen voortgebracht, die hun inspiratie kregen van de muze der poëzie.
Haim Senior, nu een grijsaard op hoge leeftijd, speelt nog altijd op zijn veeltalige lier; gedurende een intens geleefd mensenleven heeft hij een schat aan ervaring opgedaan, die, omgezet in wijsheid, aan de tonen van zijn harp het mannelijke en klassieke geluid heeft gegeven van het juiste woord en de raak geformuleerde gedachte. Zijn ogen sloten zich voor de materiële zaken, maar schouwden des te aandachtiger in de onbekende ruimten, met fantastische beelden, die, vertolkt door de snaren van zijn welluidende lier, tot harmonische schoonheid werden. Moge zijn ‘guzla’, éénsnarig Arabisch muziekinstrument, nog lang zijn liederen vertolken, model van schoonheid en voorbeeld van gevoel!
Ben Jesurun heeft al een tijd geleden zijn instrument opgeborgen; ik geloof, dat hij sinds zijn prachtige gedicht in proza, aan ‘Brion’ opgedragen en in ‘Miniaturas’ opgenomen, zijn pen voorgoed heeft laten rusten, een pen, die altijd briljant en tegelijk gevoelig is geweest. Zijn ‘Muerte de Lord Byron’ is een volmaakt sonnet.
Darío Salas, al jaren journalist, heeft ook zijn lier aan de wilgen gehangen, gebonden als hij is aan het zenuwslopende werk van de krant. En Emilio Henriquez, een van onze oorspronkelijkste en waardevolste jongeren, staat alleen in een
| |
| |
omgeving, waarin geen dichter gedijen kan. Ook hij is niet meer, zoals in de dagen van zijn eerste jeugd, de lier, die zoveel schoons heeft voortgebracht. Zij allen bevinden zich nog in ons midden en behoren nog niet tot het verleden, dat deze herinneringen heeft geïnspireerd en hun lieren, al zijn ze verstild, zijn nog niet verstomd en trillen nog bij bepaalde gelegenheden. Maar in die andere tijd waren er drie dichters, die thans niet meer gehoord kunnen worden. In het hiernamaals, in dat onbekende en onkenbare gebied, hebben hun zangen misschien de volmaaktheid bereikt van alles, dat staat onder de lichtende troon van de Almachtige. Adolfo Wolfschoon, Joe Corsen en David Chumaceiro zijn die drie lieren, die voor onze oren voor altijd verstomd zijn.
De eerste, Wolfschoon, was bij zijn leerlingen beter bekend als ‘Sjon Doll’. Hij was onderwijzer aan het ‘Santo Tomás’-college, in het tweede tijdperk van die school. Zijn altijd zwakke gestel voorspelde een voortijdig einde. En dat liet niet lang op zich wachten. Hij stierf op zeer jonge leeftijd aan tering. Van de drie, die ik zo juist heb genoemd, was ‘Sjon Doll’ meen ik, de enige die zijn uitzonderlijke kwaliteiten uitsluitend in ons midden heeft ontwikkeld. Dat is een bijzondere verdienste, want zelfs in deze meest culturele periode van Curaçao werden gedichten niet hoog aangeslagen. Ik kan niet veel over ‘Sjon Doll’ vertellen, want ik was een kind, toen ik Curaçao verliet en toen ik er terug kwam, was hij al gestorven. Er bestaat een verzameling van zijn werken, maar ik ben er niet in geslaagd een exemplaar er van in handen te krijgen. Ik bezit echter een van zijn gedichten, voorzeker in een bijzonder moeilijke vorm, de Sapfisch-adonische versmaat, waarin hij zijn uitzonderlijk talent, zijn gevoeligheid, verbeeldingrijkheid en technische kennis bewijst. Hier is het:
| |
| |
Qué importa a un alma grande
De antorcha celestial, eso que el hombre
Ves el destino de la rosa ardiente
Bella y lozana al despuntar la aurora
Seca a la tarde, deshojada y mustia
Símbolo fiel de tu apreciable sexo,
Abre esa flor su purpurino cáliz,
Lleno de puro y celestial rocío,
Cuánto a los ojos su beldad recrea,
Cuánto placer a sus sentidos brinda!
Vive y respira, si dijera, al dulce
Hija querida de la amante Venus,
Tierno cuidado del Favonio blando,
Luce sus galas... mas la aurora dura
Tal de tus años de la flor ostentas,
Mágicos dones de la belleza rara,
Virgen hermosa... mas el tiempo huye,
Van een hemelse toorts, wat de mens
Het Lot pleegt te noemen?
Ziet ge het lot van de vlammende roos
Mooi en fris bij het opgaan van de zon
Dor in de middag, ontbladerd en verwelkt
Mijn ongekunstelde vriendin?
Getrouw symbool van Uw geprezen sexe,
Opent deze bloem haar purperen kelk,
Vol zuivere en hemelse dauw,
| |
| |
Wat een genot voor het oog is haar zien en
Zij leeft en ademt, als het ware, als
Bij de zoete kus van de ochtendwind.
Geliefde dochter van de beminlijke Venus
Gekoesterde door de zachte Favonius,
Prijkt ze met haar glorie op...
Maar de dageraad duurt maar kort.
Zo pronkt ge met de bloem Uwer jeugd,
Tovergaven van zeldzame schoonheid,
Schone maagd... maar de tijd vliedt,
II
Alcen tus labios armonioso canto,
Tierna agradece la bondad del cielo,
Que el más sublime de los bienes todos,
Prenda segura de las grandes almas,
Es el honor inapreciable dote.
Raro tesoro que una vez perdido
Nuevos rigores te prepare el hado,
Nuevos tormentos la miseria impia;
Limpio tu honor! y su impotente sana,
Y ora Fortuna tu existencia alegre,
Ora suspires de pesa rendida.
Siempre hermoseada por tan bello adorno
Dat uw lippen verheffen harmonieuze zang,
Die de goedheid des Hemels teder dankt,
Want het volmaaktste van alle dingen,
Heeft hij je met milde hand gegeven.
| |
| |
Onvervangbaar bezit vam grote zielen,
Een onschatbaar geschenk is de eer.
Zeldzame schat, die eenmaal verloren
Mag ook het Lot u nieuwe zorgen bereiden,
Nieuwe kwellingen de akelige ellende;
Houd rein uw eer! en weerstaat
Krachtig zijn machteloze woede.
En òf Fortuin ook uw bestaan vermooit,
Of ge gebroken, zuchten slaakt
Altijd schoon door die heerlijke sier
Jammer, dat deze schone belofte, die al tot een begin van werkelijkheid was geworden, niet heeft kunnen rijpen; heel een schat aan talent werd door de dood weggerukt. Mogen deze regels een herinnering aan hem blijven!
Joe Corsen heeft zijn natuurtalent buiten Curaçao ontwikkeld. Hij leefde enige tijd in Venezuela, waar de poëzie altijd druk beoefend wordt. Hij heeft, al is hij jong gestorven, de leeftijd bereikt, waarop illusies tot ervaring worden en gouden hoop tot werkelijkheid, al is het vaak een prozaïsche; zijn poëzie is niet overgevoelig, zijn onderwerpen en zijn stijl zijn eenvoudig, wars van raffinement en affectatie. Ik wil geen kritisch oordeel vellen, maar toch even opmerken, dat hij al zijn eenvoud, een schat aan humor en filosofie, soms verheven, soms wat meer laag bij de grond, gegoten heeft in oude, klassieke vormen.
Van zijn filosofische gedichten geef ik u het volgende:
Apariencias
Si sientes con los otros; si suspiras
cuando ves sufrimientos, y te arranca
placer ajeno un gesto de alegría.
| |
| |
Qué gozo el tuyo si reir la miras
con su risa gentil, su risa franca,
que es trino de ave y despuntar del día!
Ah, pero yo lo sé; en superficie,
no es lo que está en el fondo lo que flota
ni siempre el rostro es el cristal del alma.
No siempre te amará quien te acaricie,
y sabe el cielo qué borrasca brota
del seno mismo de halagüena calma!
Schijn
Wanneer het met anderen meevoelt; als je zucht
bij het zien van leed en het genot
van een ander je een kreet van vreugde ontlokt.
Wat een genot voor je als je haar ziet lachen
met haar vriendelijke lach, haar vrijmoedige lach,
die op vogelgezang en dageraad lijkt.
Ah, maar ik weet het; de oppervlakte
weerspiegelt niet altijd de bodem
en het gezicht is niet altijd de spiegel van de ziel.
Niet ieder die je streelt bemint je
En de hemel weet, welke storm er woedt
In de boezem die zo lieflijk kalm lijkt!
Het is opmerkelijk, dat, ondanks de harde strijd voor het dagelijks brood van een gezin - vrouw en kinderen - door het geven van muzieklessen aan voor het merendeel armen, zijn lier nog de kracht heeft gehad om te klinken; zijn fijngevoelig, kunstzinnig temperament kan zich abstraheren van de prozaische bezigheden van alle dag en stijgen naar hogere regionen. Joe Corsen was ongetwijfeld een van de pijlers van het Curaçaose cultuurleven van een halve eeuw geleden.
Ongelukkigerwijs heeft Dede Chumaceiro de gedichten uit
| |
| |
zijn laatste periode niet verzameld en die zullen ongetwijfeld de beste zijn geweest; zijn reizen en zijn veelvuldige omgang met grote Zuidamerikaanse literatoren zullen zijn techniek ten goede zijn gekomen en zijn verbeelding hebben gerijpt. Mocht het zijn, dat zijn latere werk gepubliceerd is, dan is het helaas nooit in mijn handen gekomen; de bundel die ik van hem heb, bevat zijn eerstelingen. Maar deze eerste gedichten die Benjamin Jesurun in een voorwoord als harmonieus en gevoelig prijst, zijn werkelijk een mooie belofte, wat inspiratie en versificatie betreft. Voor de zoveelste maal heeft broeder Dood bewerkt, dat een belofte niet in vervulling kon gaan; in de volle bloei van zijn leven en in een periode, waarin hij zijn beste werken voortbracht, werd hij ons ontnomen.
Nog te jong om een filosofische inslag te hebben, op een leeftijd waarin men nog in illusies leeft, is het te begrijpen, dat de gedichten uit zijn eerste periode luchtig, romantisch, vriendelijk en teder waren, kwaliteiten passend bij een leeftijd waarin men vervuld is van hoop, beloften en idealen. Als bewijs laat ik nu volgen:
Hoja de album
Recuerdas? El sol había ocultado
Su rubia faz en el confín azul,
Y el mundo estaba lóbrego y callado
Al ver la luz de tu pupila inquieta,
El mundo su letargo abandonó;
Y dijo el alma triste del poeta:
Albumblad
Herinner je je? De zon had verborgen
Zijn blozend gelaat aan de blauwe einder
| |
| |
Droef en stil lag de wereld
Bij het zien van het licht van je onrustig oog
Kwam de wereld uit haar verdoving
En de ziel van de dichter uit haar droefenis.
Je aanklik overtrof de zon.
Dede en ik waren in onze kinderjaren vrienden, maar wij hadden elkaar jaren niet gezien en het bericht van zijn vroegtijdige dood heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik kende zijn dichterlijke gevoelens al, want, als ik me niet vergis, zat hij met ons in de redactie van ‘El Poema’, Het gedicht, dat heel kort heeft bestaan, maar een jeugdige krachtsinspanning vertegenwoordigde, die er zijn mocht.
Deze drie lieren zijn nu voor altijd verstomd. En Curaçao, dat zich nu minder dan ooit om gedichten bekommert, is ze al vergeten, maar ik geloof, dat het niet juist zou zijn in een reeks herinneringen aan het Curaçao dat aan het verdwijnen is, niet even bij deze drie dichters stil te staan. Ik wijd hun dan ook deze regels als een eerbetoon voor het culturele werk, dat zij in de boezem van onze gemeenschap hebben verricht.
|
|