‘Kakusji’
Op het eerste gezicht lijkt het ongepast een hoofdstuk te wijden aan dit onwelriekende onderwerp. Maar als men bedenkt, dat deze aangelegenheid, nl. de afvoer van fecaliën, voor Curaçao altijd een groot probleem is geweest en het eigenlijk nog is, zouden deze herinneringen niet volledig zijn, wanneer ik daar met geen woord van repte.
De huizen op Punda hadden het probleem in zijn ernstigste gedaante voor hun deur. Pietermaai had de ‘laman ganchoe’, - de open zee, waaraan het lag - tot zijn beschikking als stortplaats van vuil. Scharloo had het binnenwater (awa chiquitoe, in het Papiaments) aan de ene kant en de berg van Scharloo met zijn rotsen aan de andere kant. Het hogere gedeelte van Otrabanda had voldoende terrein en grote erven, terwijl het meer beneden liggende gedeelte de baai van het Rif had. Maar Punda, met haar vele straten, had met een angstwekkend probleem te kampen. Tot op heden heeft Curaçao nog geen deugdelijk rioleringssysteem. Er zijn huizen, waarbij beerputten zijn gebouwd, die door middel van buizen op plaatsen uitmonden, die vaak weinig geschikt zijn voor dat doel, omdat ze te dicht bij de bebouwde kom zijn gelegen en daardoor de lucht daar verontreinigen.
De enige uitweg was dan nog de ‘koprá’, een tonnetje in huis, dat elke dag werd geleegd, vroeg in de ochtend of laat op de avond. Er waren niet veel mensen daarvoor beschikbaar en zij begonnen erg vroeg - soms al om drie uur 's nachts - om er mee klaar te zijn wanneer de dag aanbrak. Deze blikken of tonnetjes werden op Punda geleegd op een plaats, die ‘Marietje’ genoemd werd, achter de tegenwoordige gouvernements-