Antilliaanse Cahiers. Jaargang 4
(1960-1961)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
‘Plantersrust’ en ‘Zaquito’Wanneer onze geest, verliefd op herinneringen, begerig teruggrijpt naar het verleden, rijst als door geheimzinnige kracht de romantische jeugdperiode met haar aureool van illusies op met die zekerheid, die je toen had van een gulden toekomst. Die sneeuwwitte weg naar ‘Plantersrust’ en de zilveren Zaquitó-baai is de betoverende weg waarover wij op een door de maan heerlijk verlichte avond hebben gelopen met aan onze arm het opperste ideaal van onze liefde. Door een toevallige samenloop van omstandigheden loopt deze door verliefde paren gezochte weg rustig door ‘kalme steden met zwijgzame straten’, zoals onze dichter Joe Corsen de kerkhoven noemde, die met hun witte monumenten het verleden symboliseren. De hoge bomen die langs de weg stonden, de stenen banken aan de kant waren stille getuigen van een gelukkige tijd. Oh, witte weg van Plantersrust! De oude stammen van de ‘karawara’Ga naar voetnoot1 zullen misschien verdwenen zijn; de stenen banken zullen niet meer als rustplaats voor verliefde paartjes dienen; misschien is de romantiek wel morsdood en zijn er geen verliefde paartjes meer, maar jij, witte weg naar ‘Plantersrust’, zo onontknoopbaar verstrengeld met gelukkige dagen, bent vandaag, in de volle winter van het leven, er in geslaagd het wonder der herleving te verrichten. De welluidende stem van een troubadour vult de lucht van een heerlijke rustige avond. Harmonisch begeleid door de akkoorden van een zuchtende gitaar zingt hij, terwijl over een zilveren zee onze ‘ponchi’ glijdt als een gondel in de kanalen van Venetië. En de gondel gaat door groene mangrove-gordijnen, die nu eens nauwer dan weer breder zijn, om de jeugd naar ‘Zaquitó’ | |
[pagina 261]
| |
te brengen. Achter in de baai, tussen zout-piramiden, op een mat van kristallen glinsterend als diamanten en op de muziek van mandolines, ‘quartas’Ga naar voetnoot2 en gitaren of op het ritme van het orgeltje uit die tijd, geeft de jeugd zich over aan de cadans van de dans en, vooral niet te vergeten, de duizelingen van de wals. In de verte breekt de onrustig-brullende zee haar golven op het witte strand, dat door het prachtige licht van de tropenmaan nog witter lijkt. Nu is alles verdwenen. Maar ondanks deze veranderingen, ondanks de jaren en de omstandigheden, hoor ik nog steeds het orgeltje, adem ik nog de geuren in, want, Zaquitó, ook jij hebt het wonder van de herleving volbracht. |