zelfd; terwijl Jonchi Gorsira van ‘Ararat’, van Lier, advocaat van de tegenpartij, uitdaagde; dit kwam niet tot een gevecht en dat van Willem Maal had een staartje bij het gerechtshof, waarbij Maal een paar dagen hechtenis kreeg, die hij doorbracht in het huis van de gevangenbewaarder, waar hij elke middag zijn vrienden mocht ontvangen.
Ik meen, dat ik in het artikel over begrafenissen al verteld heb, dat het bijna tot een duel was gekomen tussen een familielid van de heer Michiel Gorsira en niemand minder dan de toenmalige procureur-generaal dr. Henri Barge, later gouverneur van de kolonie, en wel wegens een gerucht, dat genoemde heer, koorddrager bij de begrafenis van de heer Gorsira, gedobbeld had op de zwartlaken sjerp, die koorddragers over de linkerschouder droegen. Dr. Barge kon bewijzen, dat het onwaar was.
Het kwam nog eens bijna tot een duel en wel tussen Arturo Leyba en een officier van de Hollandse marine, aan boord van een van de kruisers op Curaçao gestationeerd. Mijn vriend, de tegenwoordige consul-generaal van Nederland in Panamá, was getuige van dit voorval. Ik herinner me de oorzaak van het geschil niet, maar ik meen, dat het ging om een dans, die een jongedame op een bal aan een van de twee beloofd had. Er werden twee secondanten benoemd, van wie één onze goede, nu overleden vriend, Noly Maal was; wie de ander was, weet ik niet meer. De uitdaging kwam van Leyba, maar de officier aanvaardde deze niet, omdat het hem door het dienstreglement ten strengste verboden was, op straffe van ontslag. Dit deelde hij mede aan de secondanten, die hem de schriftelijke uitdaging overhandigden. Dezen brachten de boodschap aan de uitdager over, maar Leyba bleef bij zijn eis en de secondanten gingen weer aan boord. De officier liet hun toen het reglement lezen