aarden en, behalve in het ‘Gouverneur Barge Bad’, zwembad op het Rif, is zijn naam in geen blijvend werk op het eiland bewaard gebleven. Hij was scheidsrechter bij een internationaal geschil in Venezuela, waarmee hij veel sympathie verworven en een flink bedrag aan bolivars verdiend heeft, die hij, zoals boze tongen beweren, zo kwistig rondstrooide, dat zijn familie hem onder curatele stelde, opdat er na zijn dood nog iets voor hen zou overblijven.
Mijn vriendschap met dr. Brantjes was door een toeval ontstaan. Op ‘Sorsaca’, plantage ‘Zuurzak’, waaraan ik met genoegen terugdenk, discussieerde ik met mijn goede vriend Pipi Gorsira, door mij diep betreurd en steeds in mijn herinnering, over de ‘Eneis’, toen gouverneur Brantjes onverwacht binnenkwam. Ik werd voorgesteld en de gouverneur nam in het Engels aan de discussie deel, waarbij bleek, dat hij de grote klassieken - zowel de Latijnse als de Griekse - op zijn duimpje kende. Later, toen zijn zoons en ik het tijdschrift ‘Miniaturas’ uitgaven, bezocht hij dikwijls de ‘Empresa moderna’ en beklaagde hij zich er meer dan eens over, dat hij mij zo weinig op zijn officiële feesten zag.
Mijn ontmoeting met ex-gouverneur Helfrich moet, zoals ik reeds zei, voor ons beiden een verrassing zijn geweest door de omstandigheden, waaronder ze plaats vond. Het gebeurde in Panamá. Het was op een regenachtige morgen en ik liep haastig de stoep voor mijn huis af. Terwijl ik het trottoir opstapte, gleed ik uit en liep tegen een heer op, die juist voorbijkwam. De botsing was zo hevig, dat die heer midden op straat en ik op het trottoir terecht kwam. Een voorbijganger hielp me op de been en opeens zag ik, dat het mijn goede, nu overleden, vriend John Ecker was, onze consul in Colón, die tegen me zei: ‘Ik maak van de gelegenheid gebruik je aan ex-gouver-