Zoals te begrijpen, trok op dit bericht de hele stad naar de kade. De nieuwsgierigsten waagden zich zelfs tot dichtbij de aanlegplaats, maar de voorzichtigen bewaarden een flinke afstand, want zij voorzagen, dat er iets ergs ging gebeuren. En zij vergisten zich niet. Even nadat het water begonnen was naar binnen te dringen, ging het schip zijwaarts hellen alsof het zou gaan zinken. De meerpalen waren grote kanonnen, die daar sinds jaren in de grond zaten met het achterstuk naar boven, waaraan de schepen konden worden vastgelegd door er dikke agavetouwen omheen te slaan. Natuurlijk konden deze kanonnen wel schepen op hun plaats houden, binnen de baai, wanneer het water kalm was - en dat was het altijd - maar zij zaten niet zo vast in de grond, dat ze het tegen een werkelijke stroom konden opnemen. Toen het schip begon te zinken, was de kracht, die ze te weerstaan kregen, zo groot, dat zij uit de grond werden getrokken. Hierdoor werd de grond losgescheurd, waarop de toeschouwers onder luid misbaar de vlucht namen.
‘De Klip zinkt’, ging het gerucht en beangstigd door dit alarmerende nieuws, stroomden de steegjes van de ‘punda’, die geen enkel gevaar liepen, leeg; de bewoners zochten schuilplaatsen die hun veiliger leken. Als een straal water die uit een buis wegspuit, holden de mensen uit die steegjes, die in de Breedestraal uitmondden, naar de Aguasal of naar Pietermaai. Maar op de kade gebeurde er verder niets. De ‘Mediator’ zonk en duikers en dieven doken naar beneden om alles uit de ruimen van het gezonken schip weg te slepen. Nu ligt het daar nog, in de modder.
Curaçao profiteerde gedurende enige tijd van de waren, die uit het ruim waren gehaald, zoals verschillende soorten stoffen, sommige beschadigd, andere in nog redelijke staat, maar vooral