| |
| |
| |
Kranten en boeken
De journalistieke activiteit op Curaçao is altijd intens geweest. Sedert de oprichting, door mr. William Lee, van de veteraan onzer kranten ‘Curaçao Gazette en Commercial Advertiser’ in 1812 (de tegenwoordige ‘De Curaçaose Courant’), waarvoor hij de resten van zijn drukkerij te Caracas, die bij de aardbeving van 1812 verwoest werd, gebruikte, zijn er, naar ik meen, op Curaçao meer dan honderd kranten en tijdschriften verschenen van allerlei strekking, in verschillende talen en met kortere of langere levensduur. Persoonlijk herinner ik me er vrijwel geen enkele van. Ik ken de ‘Amigoe di Curaçao’ die, als mijn geheugen mij niet in de steek laat, zijn vijftigjarig bestaan al heeft gevierd; ‘De Vrijmoedige’ en ‘De Wekker’, die soms scherpe politieke campagnes gevoerd hebben en die ik bij ons thuis wel eens heb gezien, maar niet kon lezen, laat staan begrijpen. Ik heb horen spreken over de ‘Civilizadó’, Beschaver, en het orgaan van de Liberale Joden: ‘Shemah Israel’, dat in de jaren 1864-1865 uitkwam. Daar ik de volledige jaargangen van de ‘Civilizadó’ bezit en ik deze krant als de verdienstelijkste uit die tijd beschouw, natuurlijk rekening houdend met het toenmalige peil en de bijzondere sfeer, waarin zij ontstond en tot ontwikkeling kwam, denk ik er een speciaal hoofdstuk aan te wijden. Het werk van de ‘Amigoe’ verdient eigenlijk ook apart te worden behandeld, maar ik heb geen materiaal bij de hand, dat me wegwijs kan maken en ik was erg klein, toen hij zijn werk begon. Dan waren er ‘El Imparcial’, De Onpartijdige, opgericht door Jesurun Penso; ‘El Boletín de la Libreria’, Bulletin van de Boekhandel, onder redactie van dr. Victor A. Zerpa, totdat deze het eiland verliet, waarna het blad werd overgeno- | |
| |
men door mijn zwager Ernesto
Römer; ‘El Canal’, De haveningang, van Baez; ‘El Evangelio Liberal’ van Antonio Leocadio Guzmán; ‘La Industria’ van ‘Yuchi’ Sasso; ‘El Liberal’ van mijn vroegere onderwijzer Pancho Correa; ‘Ganimedes de las Damas’ van Darío Salas; ‘La Crónica’ van Ernesto Römer; wat publikaties van Henry Fink en Wiwi Grunnings, alle verschenen toen ik nog zeer jong of reeds van het eiland vertrokken was, zodat ik van velen alleen de naam ken.
Ik mag ‘Curaçao Amusant’ niet vergeten, een blad van Fermín de Casas, met medewerking van verschillende jongelui uit onze toenmalige groep. In mijn verzameling van de ‘Civilizadó’ lees ik toevallig over de oprichting van een tweetalig blad ‘L'Echo de Curaçao’ onder redactie van de heer M. de Beauvois, gewijd aan letterkunde, wetenschap, handel en gemengd nieuws. Het eerste nummer verscheen op 1 april 1872. Ik zal een inhoudsopgave uit het tweede nummer laten volgen om de lezer een idee te geven van de verscheidenheid aan artikelen, die het bevatte:
‘Belangrijke mededelingen; dichtwedstrijd; jaardagen die wij niet mogen vergeten; De waakster; Zuliaanse brieven (Zulia is een van de staten van Venezuela) door dr. Manuel Dagnino; Nieuwsberichten; Gebeurtenissen; Le Franc Tireur, een gedicht opgedragen aan de heer Jacob Naar en aan het amateurgezelschap, dat onder zijn leiding staat, door Gabriel Salom; ‘Beter laat dan nooit’, een interessante roman over onze gemeenschap; het ‘Vargas’-college; Een raad voor deze dag; Commercieel Bulletin; Charades; Kruiswoordpuzzels; Oplossingen van de Charades en Kruiswoordpuzzels van het vorige nummer; Gedenkwaardigheden van 1 April. - Zoals u ziet, het was alles wel interessant. Ook herinner ik me de ‘Express Office’ van de gebroeders Fidanque. Die was zuiver zakelijk.
| |
| |
In die periode, van het jaar '71 tot ongeveer '80, was er tevens het weekblad ‘De Onafhankelijke’, waarvan zich als verantwoordelijke uitgever opgaf J.J. Prince, maar dat in werkelijkheid de heer Sassen toebehoorde, die in Curaçao nogal wat deining heeft veroorzaakt. Dan was er nog de ‘Onpartijdige’, een voornamelijk politiek gericht blad. Casten Meyer, J.N. Malo, de heer Brussel, Abraham Chumaceiro, en anderen hebben hetzij in bladen, die hun toebehoorden of in die van anderen, levendige campagnes gevoerd.
Er waren, zoals te begrijpen is, ook kranten, welke maar een kort leven beschoren was, waarvan ik me herinner ‘La Ilustración’ van mijn oude onderwijzer en vriend Mikel Römer en Camilo Palm en ‘El Poema’, een literair blaadje, waarin publiceerden Dario Salas, Panchito Arvelo, Ramoncito Ayala en ondergetekende. Al deze blaadjes bleven in de kinderschoenen steken. ‘Notas y Letras’ van Joe Corsen en Ernesto Römer gaf een krachtig en joyeus beeld van onze cultuur. Rubrieken over literatuur, poëzie, muziek en tijdverdrijf vormden de inhoud en je zag in dit tijdschrift artikelen van de beste schrijvers van Spaans Amerika. Aan het tweede nummer verleenden hun medewerking mannen als Nicanor Bolet Pereza, Ramón Collante, Alirio Díaz Guerra, José Maria Gil P., Hermoso Tellería, Maximiliano Iturbe, Telasco McPherson, J.F. Nucez, J.R. Pachano en J. Quintero, allen in hun respectieve landen letterkundigen van naam. Onze plaatselijke celebriteiten op muziekgebied, zoals Jules Blasini, J.G. Palm, Chris Ulder, A.M. Capriles en vele andere amateur-componisten van de eerste rang publiceerden hun composities in de nummers van dit weekblad, dat als eerste op Curaçao het publiek muziek bood, die op het eiland zelf was gecomponeerd en gedrukt. Tijdens mijn laatste bezoek aan Curaçao heb ik, in wat over- | |
| |
gebleven was van de belangrijke drukkerij A. Bethencourt en Zonen, de resten van het materiaal gezien, waarmee hun muziek werd gezet.
Behalve al deze Curaçaose uitgaven kregen we met iedere post kranten en tijdschriften uit het buitenland, die ons van het wereldgebeuren op de hoogte hielden, zoals ‘El Eco de Am hos Mundos’, De Echo uit beide werelddelen, een geïllustreerd tijdschrift, dat in Londen werd uitgegeven, waarvan T. Gouverneur te Londen de eigenaar en Wm Chapman Jr. de agent op Curaçao was. Maar van dit tijdschrift heb ik alleen wel eens aankondigingen gezien. Wat onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift staat en dat zal bij al mijn tijdgenoten wel het geval zijn, is het prachtige tijdschrift, dat de naam ‘El Correo de Ultramar’, Post van Overzee, droeg. Bij ons thuis bewaarden wede nummers zorgvuldig en lieten ze inbinden, waarna ze naar de boekenkast verhuisden. Ik blader met evenveel genot als toen ik een kind was in de jaargangen, ingebonden in gemarmerde ‘Pasta’, net zwaar leer, de bladzijden rijk geïllustreerd met houtsneden van de wereldgebeurtenissen, alle lijnen goed aangedikt om de nodige emotie te wekken.
Dank zij deze verzamelde delen kwam het nieuwsgierige kind, dat ik was, op de hoogte van de staatsgreep van Napoleon III, de Frans-Duitse oorlog en het uitroepen van de republiek, de barricadegevechten, het bombardement van Parijs en het fusilleren van de communisten. Daar las ik van het proces van Bazaine en het presidentschap van MacMahon met een overvloed van details en verlucht met prachtige plaatjes. Ik stond in verrukking voor de grote snor van Napoleon III, de strakke epauletten van keizer Wilhelm van Duitsland, de grimmige gelaatsuitdrukking van Bismarck en het witte haar van Thiers. Jaren later, om precies te zijn in 1908, trof ik in Santiago de
| |
| |
Cuba enkele delen van ‘El Correo de Ultramar’ aan, die van de jaren 1864, 1865 en 1866. Ik kocht ze meteen en bracht met de lectuur maandenlang zoek; ieder plaatje wekte herinneringen bij mij op aan het ouderlijk huis en al wat verbonden was met mijn heerlijk gouden tijdperk. Toen, ik weet niet waarom, de ‘Correo’ ophield te verschijnen, droeg hij zijn abonnees over aan de ‘Ilustración Española y Americana’. Ik zou niet kunnen zeggen waarom dit laatste tijdschrift nooit de populariteit gekregen heeft van de ‘Correo’. Thuis ontvingen wij ook nog de ‘Katholieke Illustratie’, die inderdaad prachtig geïllustreerd was.
Behalve deze tijdschriften en kranten waren de boeken, wel in het bijzonder romans, het middel tot bevordering van onze kennis. De boekhandel Bethencourt, met zijn enorm pakhuis, had een uitleenbibliotheek, die vele honderden delen bevatte. De meer gevraagde en geliefde waren de romans van Pérez Escrich. Deze romanschrijver, specialist in kilometerlange romans, die oorspronkelijk in afleveringen gepubliceerd werden, kon er maar geen einde aan maken; iedere aflevering bracht immers geld in; dus werd de held van het boek een nog maar wat langer leven gegund. Eigenlijk bestond iedere roman van hem uit een hele reeks romans, elke met zijn eigen hoofdpersoon en deze beleefde ontelbare avonturen op meesterlijke wijze verstrengeld en ten slotte met de belevenissen van andere hoofdpersonen verbonden, om dan ten lange leste nog een bevredigend gezamenlijk eind te vinden. Carolina Invernizio, Xavier de Montepin, Dumas, vader en zoon, beheersten de boekenmarkt.
Dan zie ik nog voor me een heel oud exemplaar van de ‘Duizend en één Nacht’, waarvan de bladzijden al vergeeld waren en waarin de boekenwormen gaatjes hadden gevreten en waarin houtsneden stonden om van te smullen. Het was
| |
| |
heel gewoon bij mij thuis mijn zusjes op de grond te zien zitten met hun rug tegen de muur, een roman in de handen en met neuzen en ogen rood van het huilen, vanwege het martelaarschap van het arme weesmeisje of de dood van de dappere minnaar of het verraad van de vertrouwde vriend of meer dergelijke opwindende zaken; dat hoorde nu eenmaal bij de pillen van romans uit die dagen. ‘Les Misérables’ had de wereld stormenderhand veroverd, ‘De Graaf van Monte Christo’ kon men in ieder huis vinden; ik herinner me b.v. nog hoe Sjon Frans de Jongh, barkeeper van de toenmalige ‘Buiten Sociëteit’, de nonsensicale episoden van de beroemde graaf vertelde. Naast de tafel staande droeg Sjon Frans met enthousiasme een passage voor en ik hoor nog zijn stem van emotie trillen, wanneer hij klagend uitriep: ‘Caderouse, Caderouse!!!’ En wij jongens verslonden met wijd opengesperde ogen woord voor woord zijn ontroerend verhaal.
‘El Correo de Ultramar’ gaf jaarlijks premies in de vorm van romans, die luxueus ingebonden waren in rood marokijn of groen met goud en die prachtig de planken vulden van iedere boekenkast. Met liefde denk ik terug aan ‘Los Misterios de la India’, een verhaal over de avonturen van een Engelse jongeman in India, het geheimzinnige land van ‘thugs’ en fakirs, Prinses Djeja (als ik het me goed herinner) en de held Sir George Malcolm en ‘De misdaad op het kerkhof van de olifanten’. Het was geschreven door de populaire schrijver Xavier de Montepin. ‘El Bigamo’, de Bigamist, was van dezelfde auteur. En dan nog een roman uit de zeventiende eeuw van dezelfde schrijver, genaamd ‘La hija del asesino’, De dochter van de moordenaar; voorts ‘El Cocinero de Su Majestad’, De Kok van Zijn Majesteit, ‘Maria, la hija deun Jornalero’, Maria, de dochter van een dagloner, ‘El Caballero Rompe y
| |
| |
Rasga’, De vastberaden ridder, en die hele reeks boeken van Dumas, welke, te beginnen met ‘Las Memorias deun Médico’, De Herinneringen van een Arts, gevolgd door ‘El Caballero de Taverny Casa Roja’, ‘Veinte Anos Después’ (twintig jaar later), ‘Los Compañeros de Jehu’, De makkers van Jehu en eindigend met ‘La Condesa de Charny’, De Gravin van Charny, een belangrijke periode uit de geschiedenis van Frankrijk op ge2ellige en boeiende wijze beschrijven. Ik mag ‘Los Tres Mosqueteros’, De Drie Musketiers, niet vergeten. De Wereldgeschiedenis, van César Cantu, was onontbeerlijk in iedere bibliotheek, evenals de Filosofie van Balmes en van Janet.
Ja, toen was Curaçao een oord, dat las en een volk dat leest, is een beschaafd volk.
|
|